Annotatie
7 september 2020
Rechtspraak
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Alkmaar), 1 juli 2020
ECLI:NL:RBNHO:2020:4956
Schending artikel 7:611 BW bij een verzekering die enkel dekking biedt bij blijvende invaliditeit.
Een werkgever voldoet niet aan zijn verzekeringsplicht indien hij (alleen) een verzekering heeft afgesloten die enkel dekking biedt bij blijvende invaliditeit. Daarnaast betekent het feit dat wel een AVB-verzekering is afgesloten (die dekking kan bieden indien geen behoorlijke verzekering is afgesloten) niet dat voldaan is aan de verzekeringsplicht van de werkgever.
1. Inleiding
Op 29 november 2013 rijdt een werknemer van Alliander (energiemaatschappij) in een dienstauto van zijn huis naar een vestiging van Alliander. De werknemer raakt betrokken bij een verkeersongeval en loopt letselschade op.
Alliander meldt het ongeval onder de door haar afgesloten ongevallenverzekering, afgesloten bij Achmea. Deze weigert dekking, aangezien er geen sprake is van blijvende invaliditeit.
In deze procedure vordert de werknemer een verklaring voor recht dat Alliander aansprakelijk is voor de schade die hij als gevolg van het verkeersongeval heeft geleden en nog zal lijden, althans dat Alliander aansprakelijk is voor de schade die de werknemer heeft geleden en nog zal lijden door het niet afsluiten van een behoorlijke verzekering die de schadelijke gevolgen van het ongeval zou hebben gedekt.
Alliander voert als verweer dat er geen causaal verband bestaat tussen het ongeval en de door de werknemer gestelde geleden schade. Daarnaast stelt Alliander dat zij heeft voldaan aan haar verplichting om een behoorlijke verzekering af te sluiten.
In deze annotatie ga ik in op de omvang van de verzekeringsplicht van de werkgever.
2. Verzekeringsplicht van werkgever
Verkeersongevallen op de openbare weg vallen, ook indien zij plaatsvinden in de uitoefening van de werkzaamheden, doorgaans niet onder het aansprakelijkheidsregime van artikel 7:658 BW, aangezien de openbare weg niet als arbeidsplaats kwalificeert. De Hoge Raad heeft beslist dat de eis van goed werkgeverschap, artikel 7:611 BW, meebrengt dat een werkgever een verzekering ten behoeve van zijn werknemers dient af te sluiten.
2.1 Omvang verzekeringsplicht
De Hoge Raad heeft een aantal vuistregels geformuleerd voor wat betreft de omvang van de verzekeringsplicht, onder andere:
- De omvang van de verzekeringsplicht zal van geval tot geval nader vastgesteld moet worden met inachtneming van alle omstandigheden, waarbij in het bijzonder betekenis toekomt aan de in de betrokken tijd bestaande verzekeringsmogelijkheden – waarbij mede van belang is of verzekering kan worden verkregen tegen een premie waarvan betaling in redelijkheid van de werkgever kan worden gevergd – en de heersende maatschappelijke opvattingen omtrent de vraag voor welke schade (zowel naar aard als naar omvang) een behoorlijke verzekering dekking dient te verlenen.
- De verzekering behoeft in elk geval geen dekking te verlenen voor schade die het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer.
- Het enkele feit dat de werkgever voldoet aan een bij cao gestelde eis voor afsluiting van een collectieve ongevallenverzekering, biedt onvoldoende grond voor het oordeel dat aan de verzekeringsplicht is voldaan.
- De aansprakelijkheid en verzekeringsplicht ex artikel 7:611 BW geldt in beginsel niet voor ‘gewoon’ woon-werkverkeer (er is geen sprake van vervoer krachtens arbeidsovereenkomst; art. 7:658 BW mist dus ook toepassing).
- Er is wel sprake van vervoer krachtens arbeidsovereenkomst (waardoor de verzekeringsplicht ex art. 7:611 BW wel van toepassing is) indien de werknemer in opdracht van de werkgever van de ene vestiging naar een andere vestiging rijdt.
Zie: HR 19 december 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD7480; HR 12 december 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD3129; HR 1 februari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BB6175; HR 1 februari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BB4767; HR 30 november 2007, ECLI:NL:HR:2007:BB6178 en HR 16 november 2001, ECLI:NL:HR:2001:AD5483.
Is de werkgever tekortgeschoten in de nakoming van zijn verzekeringsverplichting, dan is hij voor de daardoor veroorzaakte schade (het missen van de uitkering die de werknemer op grond van een behoorlijke verzekering zou zijn toegekomen) jegens de werknemer aansprakelijk. Deze verzekeringsplicht geldt dus ook als de werkgever geen enkele schuld heeft aan het ontstaan van het ongeval (HR 11 november 2011, ECLI:NL:HR:2011:BR5215).
2.2 Dekking onder AVB-polis?
De Hoge Raad heeft in 2012 geoordeeld dat een AVB-polis (o.a. gelet op de functie van een dergelijke verzekering) dekking kan bieden wanneer een werkgever geen behoorlijke verzekering heeft afgesloten voor een werknemer die een verkeersongeval heeft gehad (HR 30 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV1295).
3. Uitspraak van rechtbank Noord-Holland van 1 juli 2020
De rechtbank bekijkt of Alliander aan haar, uit hoofde van goed werkgeverschap ex artikel 7:611 BW, rustende verzekeringsplicht heeft voldaan. Alliander heeft een ongevallenverzekering en een bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering (AVB-verzekering) afgesloten. Alliander stelt zich op het standpunt dat zij aan haar verzekeringsplicht heeft voldaan, aangezien zij een AVB-verzekering heeft afgesloten. De rechtbank oordeelt dat het feit dat Alliander een AVB-verzekering heeft afgesloten, niet kan bijdragen aan het oordeel dat zij aan haar uit hoofde van goed werkgeverschap rustende verzekeringsplicht heeft voldaan. De strekking van deze verzekering is immers dat deze dekking biedt ingeval Alliander aansprakelijk wordt gehouden, als zij niet aan onderhavige verzekeringsplicht heeft voldaan (HR 30 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV1295). Dat (laatste) is juist wat hier ter discussie staat. Daarom dient te worden bezien of de ongevallenverzekering als een behoorlijke verzekering kan worden aangemerkt, aldus de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat de eisen van een goed werkgeverschap vergen dat schade van een werknemer ten gevolge van een verkeersongeval als het onderhavige (dus bij vervoer krachtens arbeidsovereenkomst) wordt gedekt, ongeacht of sprake is van blijvende invaliditeit van de werknemer. Er is dus geen behoorlijke verzekering afgesloten. Alliander dient de (niet gedekte) schade van de werknemer als gevolg van het verkeersongeval te vergoeden. Waar de schade uit bestaat, volgt overigens niet uit de uitspraak.
4. Conclusie
De eis van goed werkgeverschap (ex art. 7:611 BW) brengt mee dat een werkgever een afdoende verzekering voor zijn werknemers dient af te sluiten. Of hiervan sprake is, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Een werkgever voldoet niet aan zijn verzekeringsplicht wanneer de door hem afgesloten verzekering enkel dekking biedt in geval van blijvende invaliditeit. In een dergelijk geval zou de werknemer die wel schade lijdt, maar niet blijvend invalide is geraakt, zijn schade niet vergoed kunnen krijgen. Dit vindt rechtbank Noord-Holland niet wenselijk. De werkgever dient in dergelijke gevallen de (niet gedekte) schade van de werknemer te vergoeden.
De werkgever had zich dus beter moeten verzekeren, bijvoorbeeld door een werkgeversaansprakelijkheid motorrijtuigenverzekering (WEGAM) of een werknemersschadeverzekering (WSV) af te sluiten. De werkgever zal nu (dus) zijn AVB-verzekering moeten aanspreken.