Naar boven ↑

Update

Nummer 24, 2017
Uitspraken van 18-07-2017 tot 31-07-2017
Redactie: Mr. H. Vorsselman, mr. drs. I. van der Zalm, mr. Y. Bosschaart en J. Stulp.

Geachte heer/mevrouw,

Bijgaand treft u een nieuwe PS Update aan. Klik hier om de pdf vanaf de website te downloaden.


Annotaties
Graag wijzen wij u op de volgende verschenen annotatie.

Annotatie mr. J.G. (Jasper) Keizer: Is er plaats voor de klachtplicht (artikel 6:89 BW) bij personenschade?
De kantonrechter (PS 2017-0468) overweegt dat de klachtplicht (artikel 6:89 BW) ook van toepassing is bij gestelde schending van artikel 7:658 BW, maar concludeert dat van een schending van de klachtplicht geen sprake is. Volgens artikel 6:89 BW kan de schuldenaar op een gebrek in de prestatie geen beroep meer doen, als hij niet binnen bekwame tijd nadat hij het gebrek heeft ontdekt of redelijkerwijs had moeten ontdekken, bij de schuldenaar tegen de gebrekkige prestatie heeft geprotesteerd. Een geslaagd beroep op schending van de klachtplicht leidt tot verval van recht. In deze annotatie wordt ingegaan op de betekenis van de klachtplicht voor personenschade in bredere zin.


Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de sinds de vorige nieuwsbrief verschenen uitspraken, welke zijn opgenomen onder aan deze nieuwsbrief. Wij lichten de volgende uitspraken hier voor u uit.

Schadestaatprocedure naar aanleiding van het Jetblast-arrest uit 2004: toewijzing voorschot en verwijzing naar de rol in verband met aanleveren nadere stukken.
Het slachtoffer vordert in deze procedure onder andere een vergoeding voor immaterile schade, huishoudelijke hulp, medische kosten en nog enkele andere posten. Het Gerecht (PS 2017-0614) verwerpt een beroep op matiging van het Princess Juliana International Airport (PJIA), aangezien algemeen bekend is dat letselschadeprocedures lang duren en dat de lange duur van de procedure alleen onvoldoende grond is voor matiging. Uiteindelijk oordeelt het Gerecht dat een bedrag van Naf 90.000 wordt toegewezen als voorschot en dat het slachtoffer in de gelegenheid wordt gesteld om de overige schadeposten nader te onderbouwen.

Het door de verdachte ingestelde cassatiemiddel klaagt over het feit dat het hof, ondanks dat de benadeelde partij zich in hoger beroep niet opnieuw heeft gevoegd, een veroordeling tot betaling van de wettelijke rente over de vordering benadeelde partij heeft opgelegd.
De Hoge Raad (PS 2017-0615) verwerpt het cassatieberoep, aangezien verdachte een niet in rechte te respecteren belang heeft bij een klacht over de beslissing van het hof omtrent het betalen van de wettelijke rente over het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag.

Vordering Groningse woningeigenaar ter vergoeding van immaterile schade als gevolg van aardbevingen wordt afgewezen.
Nu niet is vast komen te staan dat de scheefstand van de woning is veroorzaakt door de aardbevingen in plaats van achterstallig onderhoud, kan de vordering ter vergoeding van immaterile schade wegens gemis aan onstoffelijk voordeel volgens de rechtbank (PS 2017-0598) niet worden toegewezen.

Geslaagd cassatieberoep naar aanleiding oordeel hof over ontbreken causaal verband tussen verlaten woning terwijl pannen op het vuur staan en afbranden woning wegens te veel onzekerheden.
Eiseres was eigenaar van een pand waarvan zij een deel had onderverhuurd aan haar zus (verweerster) en diens echtgenoot. Het pand is in 2007 volledig afgebrand. Volgens eiseres is dit te wijten aan het feit dat verweerster tijdens het koken van het avondeten de woning heeft verlaten, terwijl de pannen nog op het vuur stonden. Het hof gaat hier niet in mee en oordeelt dat uit het deskundigenrapport kan worden afgeleid dat niet met voldoende zekerheid kan worden gesteld dat het causaal verband tussen de pannen die op het vuur stonden en het afbranden van de woning aanwezig is. De Hoge Raad (PS 2017-0596) is het hier niet mee eens en oordeelt dat uit de genoemde omstandigheden zonder meer kan volgen dat de brand is veroorzaakt doordat de vlam in de pan is geslagen. Het hof heeft verder niet gemotiveerd hoe waarschijnlijk het is dat de brand door een andere oorzaak is ontstaan.

Toewijzing van immaterile schadevergoeding aan 6-jarig meisje dat in het gezicht is gebeten door een hond. Haar vader, die alles heeft zien gebeuren, krijgt 1.500 toegewezen ter vergoeding van shockschade.
Het destijds 6-jarige meisje was in de speeltuin toen de hond van een buurtbewoonster haar in het gezicht beet. Het meisje heeft blijvende littekens overgehouden aan het voorval en krijgt 7.000 aan immaterile schadevergoeding toegewezen. De vader die zich over zijn hevig bloedende dochter heeft ontfermd nadat de hond had losgelaten, maakt volgens de rechtbank (PS 2017-0601) aanspraak op 1.500 ter vergoeding van de opgelopen shockschade. De rechtbank toetst hiervoor aan de vereisten zoals geformuleerd in het zogenoemde Taxibus-arrest (ECLI:NL:HR:2002:AD5356).


Nieuws
De afgelopen twee weken verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website.


Literatuur
Sinds het verschijnen van de vorige nieuwsbrief zijn verschillende signaleringen onder literatuur geplaatst. Zie ook het overzicht onderaan deze nieuwsbrief.


Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de personenschadepraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.


Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ps.updates@law.eur.nl.


Met vriendelijke groet,

Siewert Lindenbergh, Femke Ruitenbeek-Bart Marit Rijndorp
PS Updates



Literatuur
Sinds het verschijnen van de vorige nieuwsbrief zijn de volgende signaleringen onder literatuur geplaatst.

D.E. Burgers, Het aanvangsmoment van de korte verjaringstermijn van art. 3:310 BW: is bekendheid met mogelijke schadeveroorzaker voldoende zekerheid?, Bedrijfsjuridische berichten 2017/52, afl. 14.

Hoge Raad

Hof

Rechtbank

Centrale Raad van Beroep

Antillen