Naar boven ↑

Update

Nummer 15, 2018
Uitspraken van 10-04-2018 tot 16-04-2018
Redactie: Mr. H. Vorsselman, mr. drs. I. van der Zalm, mr. Y. Bosschaart en J. Stulp.

Geachte heer/mevrouw,

Bijgaand treft u een nieuwe PS Update aan. Klik hier om de pdf vanaf de website te downloaden.


Nieuws
De afgelopen week verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website.

Uitgelicht: Wetsvoorstel affectieschade aangenomen door Eerste Kamer
Op dinsdag 10 april jl. heeft in de Eerste Kamer de stemming plaatsgevonden in verband met het Wetsvoorstel affectieschade. Het wetsvoorstel is door de Eerste Kamer met algemene stemmen aangenomen. De wetswijziging wordt per 1 januari 2019 van kracht.


Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de sinds de vorige nieuwsbrief verschenen uitspraken, welke zijn opgenomen onder aan deze nieuwsbrief. Wij lichten de volgende uitspraken hier voor u uit.

HR: arbeidsrechtelijke omkeringsregel-arresten gelden ook voor asbestzaken.
In (PS 2018-0295) oordeelt de Hoge Raad dat ook ingeval werknemer tijdens de werkzaamheden is blootgesteld aan asbest en uiteindelijk is overleden aan mesothelioom, de SVB-regel geldt: werknemer dient te bewijzen dat sprake is van een causaal verband, waarbij verband tussen schade en werk een voldoende mate van zekerheid moet hebben. Het door (de weduwe van) werknemer gestelde feit dat mesothelioom in alle gevallen wordt veroorzaakt door blootstelling aan asbest, brengt niet mee dat oorzakelijk verband tussen blootstelling aan asbest tijdens de werkzaamheden bij de aansprakelijk gehouden werkgever en die schade in beginsel moet worden aangenomen. Deze omstandigheid neemt immers niet weg dat het verband tussen die blootstelling en de gezondheidsschade te onzeker of te onbepaald kan zijn wanneer de werknemer ook buiten deze werkzaamheden aan asbest blootgesteld is geweest. Daarom komt, gelet op hetgeen in het algemeen bekend is omtrent de ziekte mesothelioom en haar oorzaak, betekenis toe aan (1) de duur en de intensiteit van de blootstelling bij deze werkgever, en in voorkomend geval aan (2) de duur en de intensiteit van andere blootstelling(en) aan asbest gedurende de latentieperiode en (3) de verhouding tussen (1) en (2). Omdat in casu de werknemer bij de aansprakelijkgestelde werkgever maar zeer kort en vluchtig in contact is geweest met blootstelling aan asbest, werd het causaal verband niet aannemelijk geacht.

In deelgeschil over gebondenheid partijen aan deskundigenonderzoek oordeelt rechtbank dat partijen op zoveel onderdelen fundamenteel van inzicht verschillen, dat in feite sprake is van een verkapte bodemprocedure.
Verzoeker is als motorrijder een ongeval overkomen waarbij hij is aangereden door een personenauto die werd bestuurd door een bij Allianz verzekerde bestuurder. Allianz heeft aansprakelijkheid voor het ongeval erkend. Verzoeker stelt zich in dit deelgeschil op het standpunt dat Allianz is gebonden aan de conclusies van de door partijen gezamenlijk aangezochte deskundigen, waartoe ook een rekenkundige expertise behoort. Ook heeft verzoeker een aanvullend verzoek ingediend. Naar het oordeel van de rechtbank (PS 2018-0296) is niet sprake van n resterend geschilpunt, te weten of partijen gebonden zijn aan de conclusies in het rekenkundige expertiserapport, maar van diverse geschilpunten. Zo zijn partijen het niet eens over de uitgangspunten die de rekenkundige bij de berekening moet gebruiken en over de gerechtigdheid van Allianz een persoonlijk onderzoek in te stellen naar verzoeker. Dit brengt de rechtbank tot het oordeel dat niet meer gesproken kan worden van een deelgeschil, maar van een verkapte bodemprocedure. Hieruit volgt dat deze procedure volstrekt onnodig en onterecht aanhangig is gemaakt. De rechtbank wijst de verzoeken, inclusief de verzochte veroordeling tot betaling van de kosten van het oorspronkelijke verzoekschrift en de begroting van de kosten van het aanvullende verzoekschrift, mitsdien af.

Arubaanse zaak. Gerecht in Eerste Aanleg past billijkheidscorrectie toe in zaak waarin voetganger door bus is aangereden. Causale verdeling 90% ten laste van exploitant bus, 10% ten laste van eiser; na billijkheidscorrectie schade 100% ten laste van exploitant.
In Aruba is eiser aangereden door een door MAR-LAB gexploiteerde bus, die achteruit aan het rijden was op de linkerrijstrook, terwijl eiser midden op die rijstrook liep. Eiser is bij dat ongeval ernstig gewond geraakt. Eiser vordert een verklaring voor recht dat MAR-LAB aansprakelijk is voor het ongeval en tevens dat MAR-LAB wordt veroordeeld tot vergoeding van de door hem geleden schade. Het gerecht (PS 2018-0315) oordeelt dat het beroep van MAR-LAB op overmacht niet slaagt, nu de buschauffeur minstens in strijd heeft gehandeld met het Landsbesluit verkeersregels door op de linkerbaan achteruit te rijden. Ook het beroep van MAR-LAB op aan opzet grenzende roekeloosheid aan de zijde van eiser, kan volgens het gerecht niet slagen. Het gerecht is van oordeel dat de mate waarin de wijze van rijden van de buschauffeur gevaar voor het ontstaan van de aanrijding in het leven heeft geroepen, de mate waarin het weggedrag van eiser dat heeft gedaan, overschrijdt en komt tot een causale verdeling van negentig procent ten laste van MAR-LAB en tien procent ten laste van eiser. Het gerecht bepaalt voorts dat de billijkheid een andere verdeling eist dan die uit het resultaat van de causale afweging voortvloeit. In de gegeven omstandigheden (te weten de uiteenlopende mate van verwijtbaarheid, de uiteenlopende mate van schade, de gevorderde leeftijd van eiser en de ernst van het letsel van eiser) oordeelt het gerecht dat de schade voor honderd procent ten laste van MAR-LAB dient te worden gebracht.


Literatuur
Sinds het verschijnen van de vorige nieuwsbrief zijn verschillende signaleringen onder literatuur geplaatst. Zie ook het overzicht onderaan deze nieuwsbrief.


Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de personenschadepraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.


Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ps.updates@law.eur.nl.


Met vriendelijke groet,

Siewert Lindenbergh, Ilona van der Zalm Merel van den Heuvel
PS Updates


Literatuur
Sinds het verschijnen van de vorige nieuwsbrief zijn de volgende signaleringen onder literatuur geplaatst.

W.Th. Nuninga, Recht, plicht, schade, begroting, Weekblad voor Privaatrecht, Notariaat en Registratie 2018, afl. 7189, p. 294-301.

A.M. Overheul, Een begrensde vergoeding in de zin van artikel 6:96 lid 2 sub a BW: redelijk? Rb. Den Haag 6 juni 2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:6068, Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade 2018, afl. 1, p. 32-35.

F.M. Ruitenbeek M. de Vries, Over frauderende slachtoffers en WAM-verzekeraars. En de vraag of civielrechtelijke sanctionering mogelijk, of zelfs gewenst is, Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade 2018, afl. 1, p. 23-31.

R.D. Friele (e.a.), Het tuchtrecht in de gezondheidszorg: wegen de voordelen tegen de nadelen op?, Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade 2018, afl. 1, p. 20-22.

B.A. Schmand J.F.M. de Jonghe, Vaststellen van symptoomvaliditeit in neuropsychologisch expertiseonderzoek, Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade 2018, afl. 1, p. 15-19.

A.L.M. Keirse J. Biezenaar, Eigen schuld en BGK in (deel)geschil; wie kent de tweede billijkheidscorrectie?, Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade 2018, afl. 1, p. 1-14.

S.D. Lindenbergh, annotatie bij Hof van Justitie EU 21 juni 2017, ECLI:EU:C:2017:484 [Aansprakelijkheid voor producten met gebreken. Farmaceutische laboratoria. Vaccin tegen hepatitis B. Multiple sclerose. Bewijs van gebrek van het vaccin en van het oorzakelijke verband tussen het gebrek en de geleden schade. Bewijslast. Bewijsmiddelen. Geen wetenschappelijke consensus. Ernstige, precieze en met elkaar overeenstemmende aanwijzingen die aan de beoordeling van de feitenrechter worden overgelaten. Toelaatbaarheid. Voorwaarden.], Nederlandse Jurisprudentie 2018/125, afl. 14.

S.D. Lindenbergh, annotatie bij Hof van Justitie EU 16 februari 2017, ECLI:EU:C:2017:128 [Harmonisatie van wetgevingen. Industriebeleid. Conformiteitsbeoordeling van medische hulpmiddelen. Aangemelde instantie die is aangewezen door de fabrikant. Verplichtingen van die instantie. Borstimplantaten met gebreken. Uit siliconen vervaardigd. Aansprakelijkheid van de aangemelde instantie.], Nederlandse Jurisprudentie 2018/123, afl. 14.

Hoge Raad

Hof

Rechtbank

Antillen

Uitspraken zonder ECLI