Naar boven ↑

Update

Nummer 17, 2018
Uitspraken van 25-04-2018 tot 30-04-2018
Redactie: Mr. H. Vorsselman, mr. drs. I. van der Zalm, mr. Y. Bosschaart en J. Stulp.

Geachte heer/mevrouw,

Bijgaand treft u een nieuwe PS Update aan. Klik hier om de pdf vanaf de website te downloaden.


Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de sinds de vorige nieuwsbrief verschenen uitspraken, welke zijn opgenomen onder aan deze nieuwsbrief. Wij lichten de volgende uitspraken hier voor u uit.

Verzoeker komt twee keer ten val; fietsvrienden niet aansprakelijk: sport- en spelsituatie en ongelukkige samenloop van omstandigheden.
Verzoeker gaat al jarenlang wekelijks met zijn twee fietsvrienden (race)fietsen. Op een dag overkomt verzoeker twee ongevallen. Eerst wordt verzoeker door een van zijn twee fietsvrienden rechts ingehaald en daarbij met een schouder aangeraakt, waarna hij ten val komt, met ernstige schaafwonden tot gevolg. Daarna wordt verzoeker door zijn andere fietsvriend bemoedigend op de schouder aangeraakt, waardoor hij van het fietspad afraakt en (weer) ten val komt, met ernstig schouderletsel tot gevolg. Verzoeker vraagt de rechtbank in deze deelgeschilprocedure te beslissen dat zijn twee fietsvrienden en aansprakelijkheidsverzekeraars (hoofdelijk) aansprakelijk zijn voor de schade die hij heeft geleden als gevolg van de ongevallen die hem zijn overkomen.
De rechtbank (PS 2018-0361) is van oordeel dat de fietsvrienden niet aansprakelijk zijn. Met betrekking tot het eerste ongeval overweegt de rechtbank dat de drie fietsers hun eigen (spel)regels hanteerden tijdens hun sportieve fietstochten, waardoor verzoeker er rekening mee moest houden dat hij rechts ingehaald kon worden. Hierbij was sprake van een sport- en spelsituatie waarin een verhoogde aansprakelijkheidsdrempel geldt (ECLI:NL:HR:2003:AF2679), aldus de rechtbank. Met betrekking tot het tweede ongeval overweegt de rechtbank dat niet langer sprake was van een sport- en spelsituatie (de fietsers hadden immers, in verband met de eerste valpartij, besloten om rustig naar huis te fietsen), maar dat het op de schouder aanraken door de fietsvriend van verzoeker, hoewel gevaarzettend, niet onrechtmatig was. Naar het oordeel van de rechtbank is bij de tweede valpartij vooral sprake geweest van een ongelukkige samenloop van omstandigheden, die niet leidt tot aansprakelijkheid van de fietsvriend. Alle verzoeken van verzoeker worden afgewezen.

Kantonrechter oordeelt dat werknemer niet heeft voldaan aan ondergrens stelplicht in het kader van werkgeversaansprakelijkheid (artikel 7:658 BW).
Eiser is via een uitzendovereenkomst in dienst geweest bij gedaagde sub 1. Gedurende het dienstverband met gedaagde sub 1 is eiser tewerkgesteld bij gedaagde sub 2 in de functie van besteller. Eiser heeft letsel aan zijn knie opgelopen en stelt dat dit is gebeurd tijdens de uitoefening van zijn werkzaamheden voor gedaagde sub 2. Volgens gedaagden heeft eiser nimmer ter sprake gebracht dat zijn klachten het gevolg zijn van een arbeidsongeval tijdens de werkzaamheden bij gedaagde sub 2. Eiser vordert in deze procedure een verklaring voor recht dat gedaagde sub 1 en gedaagde sub 2 hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door eiser geleden en nog te lijden schade als gevolg van het arbeidsongeval.
De kantonrechter (PS 2018-0360) overweegt dat eiser in deze procedure heeft volstaan met te stellen dat hij bij het tillen van diverse pakketten zonder (til)hulpmiddelen zijn knie heeft verdraaid. Op eiser rustte naar het oordeel van de kantonrechter de plicht om een algemene beschrijving te geven van wat zich op de bewuste dag heeft voorgedaan. Een werknemer hoeft niet de toedracht van het ongeval te stellen, maar kan anderzijds ook niet volstaan met te stellen dat hij schade heeft geleden. Dat is wel waar eiser mee volstaat. Naar het oordeel van de kantonrechter is in deze zaak dan ook niet voldaan aan de ondergrens wat betreft de stelplicht in het kader van werkgeversaansprakelijkheid. De kantonrechter wijst de vorderingen van eiser af.

Bij SPA werkzame artsen hebben niet in strijd gehandeld met goed hulpverlenerschap bij de beoordeling van sucidaliteit.
De partner (hierna: de overledene) van eiser sub 1 kampte na de geboorte van hun kind (eiser sub 2) met een postnatale depressie. Eiser sub 1 en de overledene hebben hulp gezocht bij de Spoedeisende Psychiatrie Amsterdam (hierna: SPA), nadat de overledene een poging tot sucide had gedaan. SPA heeft een beoordeling van de sucidaliteit van de overledene gemaakt, bij welke beoordeling in totaal vijf artsen (tevens leden van SPA) betrokken zijn geweest. Het oordeel van SPA luidde dat gedwongen opname van de overledene geen noodzaak was. Op de dag na deze beoordeling heeft de overledene zichzelf van het leven beroofd. Eisers stellen zowel de twee stichtingen, die samen SPA vormen, als de vijf betrokken artsen aansprakelijk voor de schade als gevolg van het overlijden van de overledene.
De rechtbank (PS 2018-0346) stelt voorop dat tussen de artsen en de overledene geen geneeskundige behandelingsovereenkomst bestond; de artsen handelden in hun verhouding tot SPA slechts als hulppersonen. Tussen de overledene en SPA was wel sprake van een geneeskundige behandelingsovereenkomst en de artsen waren allen werkzaam bij SPA. Indien de zorgplicht door een (of meer) van de artsen zou zijn geschonden, zou SPA hiervoor aansprakelijk zijn. De rechtbank is echter van oordeel dat geen van de artsen in strijd heeft gehandeld met artikel 7:453 BW (goed hulpverlenerschap) bij de beoordeling van de sucidaliteit, waarna de rechtbank concludeert tot integrale afwijzing van de vorderingen.

Hoge Raad: artikel 81 RO, aansprakelijkheidsverzekeraar in gegeven omstandigheden niet gehouden aan erkenning aansprakelijkheid na latere tegenstrijdige verklaringen.
Eiseres heeft letsel opgelopen aan haar pink en aanvankelijk verklaren zowel eiseres als de verzekerde dat dit letsel is veroorzaakt doordat de verzekerde per ongeluk een balletje tegen de pink van eiseres heeft gegooid. Nationale Nederlanden heeft in haar hoedanigheid van aansprakelijkheidsverzekeraar van de verzekerde op grond van die verklaringen aansprakelijkheid erkend. Nadien heeft de verzekerde verschillende, met de eerste verklaring tegenstrijdige, verklaringen afgelegd, waardoor Nationale Nederlanden wenst terug te komen op haar erkenning van aansprakelijkheid. Ook eiseres heeft ter comparitie een tegenstrijdige verklaring afgelegd.
Eiseres vordert in deze bodemprocedure een verklaring voor recht dat Nationale Nederlanden gehouden is de als gevolg van het aan eiseres overkomen ongeval geleden en nog te lijden schade te vergoeden en Nationale Nederlanden te veroordelen tot betaling van een voorschot op de schade. De rechtbank heeft de vordering afgewezen en het hof heeft het vonnis van de rechtbank bekrachtigd. Het hof heeft hiertoe overwogen dat het onder deze omstandigheden, waarin is komen vast te staan dat aan de betrouwbaarheid van de verklaringen ernstig getwijfeld moet worden, in elk geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn dat Nationale Nederlanden aan haar aanvankelijke erkenning van aansprakelijkheid wordt gehouden. Eiseres heeft cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad (PS 2018-0348) laat het oordeel van het hof in stand door de zaak af te doen met artikel 81 lid 1 RO.


Nieuws
De afgelopen week verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website.


Literatuur
Sinds het verschijnen van de vorige nieuwsbrief zijn verschillende signaleringen onder literatuur geplaatst. Zie ook het overzicht onderaan deze nieuwsbrief.


Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de personenschadepraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.


Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ps.updates@law.eur.nl.


Met vriendelijke groet,

Siewert Lindenbergh, Ilona van der Zalm Merel van den Heuvel
PS Updates



Literatuur
Sinds het verschijnen van de vorige nieuwsbrief zijn de volgende signaleringen onder literatuur geplaatst.

S.D. Lindenbergh, Strafgat en compensatiekrater, Verkeersrecht ANWB 2018/47, afl. 4.

B.C.J. van Velthoven, Verlies van een kans en proportionele aansprakelijkheid: verschillende figuren voor verschillende gevallen? (I), Nederlands Tijdschrift voor Burgerlijk Recht 2018/11, afl. 3.

C.M.D.S. Pavillon A. Kolder, Een garantie des accidents de la vie voor Nederland? Een verkenning naar aanleiding van de Franse schadeverzekering voor de ongevallen van het leven, Aansprakelijkheid Verzekering en Schade 2018/8, afl. 2.

E.G.D. van Dongen I. Giesen, Het Kelderluik-arrest: van niet zo revolutionair naar niet meer weg te denken, Rechtsgeleerd Magazijn Themis 2018, afl. 2, p. 67-78.

S.D. Lindenbergh, annotatie bij Hoge Raad 24 november 2017, ECLI:NL:HR:2017:3016 [Aansprakelijkheid van degene die gebrekkige opstal gebruikt in uitoefening van bedrijf (art. 6:181 lid 1 BW). Maatstaf. Precisering HR 26 november 2010, NJ 2010/636.], Nederlandse Jurisprudentie 2018/152, afl. 16.

S.D. Lindenbergh, annotatie bij Hoge Raad 27 oktober 2017, ECLI:NL:HR:2017:2774 [Hoofdzaak en schadestaatprocedure; moet debat over eigen schuld worden gevoerd in hoofdzaak of in schadestaatprocedure?], Nederlandse Jurisprudentie 2018/152, afl. 16.

Hoge Raad

Hof

Rechtbank

Antillen