Naar boven ↑

Update

Nummer 22, 2018
Uitspraken van 29-05-2018 tot 04-06-2018
Redactie: Mr. H. Vorsselman, mr. drs. I. van der Zalm, mr. Y. Bosschaart en J. Stulp.

Geachte heer/mevrouw,

Bijgaand treft u een nieuwe PS Update aan. Klik hier om de pdf vanaf de website te downloaden.


Nieuws
De afgelopen week verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website.

Uitgelicht: Op 20 september 2018 organiseren de Erasmus School of Law en de Vrije Universiteit Amsterdam een symposium met als thema De Wet affectieschade.
De Erasmus School of Law en de Vrije Universiteit Amsterdam organiseren op 20 september 2018 een symposium dat in het teken staat van de Wet affectieschade. Tijdens dit symposium zal Liselotte van Hoppe, raadadviseur bij de directie Wetgeving en Juridische Zaken van het ministerie van Justitie en Veiligheid, de totstandkoming van de Wet affectieschade bespreken.
Professor Siewert Lindenbergh zal aandacht besteden aan de gevolgen van de wet. Professor Arno Akkermans zal verslag doen van een onderzoek naar een passende wijze om de vergoeding van affectieschade aan te bieden. Ook Slachtofferhulp Nederland en het Personenschade Instituut van Verzekeraars zullen aan dit symposium een bijdrage leveren.

Uitgelicht: Raad voor de rechtspraak wil dat de term roekeloosheid uit de Wegenverkeerswet wordt geschrapt.
Als het aan de Raad voor de rechtspraak ligt, wordt de term roekeloosheid uit de Wegenverkeerswet geschrapt. Dat staat in het op dinsdag 29 mei jl. verschenen wetgevingsadvies van de Raad over het conceptwetsvoorstel van minister Grapperhaus (Justitie Veiligheid). Juridisch gezien betekent de term roekeloosheid iets anders dan in het dagelijks taalgebruik. Door de manier waarop roekeloosheid in de wet is omschreven en wordt genterpreteerd, komt een rechter slechts in uitzonderlijke gevallen tot het oordeel dat daarvan sprake is. Dit leidt tot veel onbegrip bij slachtoffers en in de samenleving. De Raad doet in zijn advies een voorstel voor een alternatieve uitwerking van het wetsvoorstel en wijst tevens op het belang van een goede voorlichting voor de samenleving, de slachtoffers en de nabestaanden voorafgaand aan de behandeling van een ernstige verkeerszaak.
Bron: Rechtspraak.nl.


Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de sinds de vorige nieuwsbrief verschenen uitspraken, welke zijn opgenomen onder aan deze nieuwsbrief. Wij lichten de volgende uitspraken hier voor u uit.

AOV-uitkeringen komen naar het oordeel van het hof in aanmerking voor verrekening ex artikel 6:100 BW bij het vaststellen van de schade wegens verlies aan arbeidsvermogen als gevolg van twee verkeersongevallen. Toepassing Haviltex-criterium en cao-norm.
Een verzekerde krijgt door Achmea de schade wegens verlies aan arbeidsvermogen vergoed die hij lijdt ten gevolge van twee verkeersongevallen. De verzekerde ontvangt tevens uitkeringen uit een door hem afgesloten arbeidsongeschiktheidsverzekering (AOV). In geschil is of Achmea die uitkeringen ex artikel 6:100 BW kan verrekenen bij het vaststellen van de schadevergoeding wegens verlies aan arbeidsvermogen. De verzekerde meent dat dit niet het geval is, nu sprake is van een sommenverzekering. Achmea stelt dat sprake is van een schadeverzekering, die wel voor verrekening in aanmerking komt. In een deelbeschikking heeft de rechtbank in het voordeel van de verzekerde beslist en een verklaring voor recht gegeven dat de AOV-uitkeringen niet verrekend mogen worden. De rechtbank overwoog hiertoe dat de AOV moet worden aangemerkt als een sommenverzekering die door de verzekerde zelf is gesloten en betaald, waarbij verrekening in zijn algemeenheid niet in aanmerking komt. Vervolgens is Achmea een bodemprocedure gestart bij de rechtbank. Daarin heeft Achmea de rechtbank tevens verzocht verlof te verlenen voor het instellen van tussentijds hoger beroep tegen de beslissing in het deelgeschil, welke is toegestaan.
Het hof (PS 2018-0452) overweegt dat het antwoord op de vraag of de AOV een schadeverzekering of een sommenverzekering is, moet worden bepaald aan de hand van het Haviltex-criterium en de cao-norm. Aan de hand van deze maatstaf oordeelt het hof dat uit de polisvoorwaarden moet worden afgeleid dat de AOV een schadeverzekering is wat betreft de jaarrentes, nu de AOV een inkomensvervangend karakter heeft. Het hof acht het, mede gelet op de door de Hoge Raad in zijn arrest van 1 oktober 2010 (ECLI:NL:HR:2010:BM7808) geformuleerde gezichtspunten, redelijk om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 6:100 BW. Wanneer geen verrekening zou plaatsvinden, zou de verzekerde in een aanmerkelijk voordeligere positie komen. Het hof ziet in de gegeven omstandigheden wel aanleiding om de door de verzekerde betaalde premies voor de AOV in aftrek te brengen van de door hem ontvangen uitkering op basis van die AOV. De verzekerde heeft immers de persoonlijke keuze gemaakt om een verzekering af te sluiten ter voorkoming van inkomensterugval door arbeidsongeschiktheid (als gevolg van een ongeval) en hij heeft daarvoor gedurende een langere periode jaarlijks premie betaald.

Deelgeschil. Hoofdletsel door uithangend zonnescherm op terrein van kliniek. Kliniek op grond van artikel 6:174 BW aansprakelijk voor de schade, nu het pad op het terrein niet voldeed aan de hieraan te stellen eisen (Wilnis-criteria).
Tijdens een wandeling over een verhard pad op het terrein van de Sint Maartenskliniek heeft verzoekster haar hoofd gestoten tegen een uithangend zonnescherm, als gevolg waarvan zij hoofdletsel heeft opgelopen. Verzoekster verzoekt in deze deelgeschilprocedure een verklaring voor recht dat de Sint Maartenskliniek aansprakelijk is voor de door verzoekster ten gevolge van het ongeval geleden en nog te lijden schade. De rechtbank (PS 2018-0458) stelt vast dat het pad en het daarboven hangende zonnescherm, dat is verbonden aan het hoofdgebouw van de Sint Maartenskliniek, opstallen zijn in de zin van artikel 6:174 BW en dat de Sint Maartenskliniek daarvan de bezitter is. Of de Sint Maartenskliniek aansprakelijk is op grond van artikel 6:174 BW, beoordeelt de rechtbank aan de hand van de criteria die de Hoge Raad heeft gegeven in het Wilnis-arrest (HR 17 december 2010, ECLI:NL:HR:2010: BN6236). De rechtbank acht van belang dat het pad vrij toegankelijk was en kon worden gebruikt als een loopverbinding tussen een zebrapad over de aan het terrein van de kliniek grenzende weg en de hoofdingang van de kliniek. Daarom kunnen aan het pad in grote lijnen dezelfde eisen worden gesteld als die met het oog op voorkoming van gevaar voor personen aan andere verbindingspaden op het terrein van de kliniek kunnen worden gesteld. De rechtbank oordeelt dat het pad niet voldeed aan deze eisen, nu de zonneschermen op ooghoogte waren neergeklapt boven het pad. De rechtbank oordeelt dat een dergelijk obstakel een voorzienbaar risico met zich brengt dat een gebruiker van het pad met zijn hoofd daar tegenaan loopt. De rechtbank acht voorts evident dat het botsen tegen een ongeveer op gezichtshoogte geplaatste dwarsbalk van een zonnescherm, mede in aanmerking genomen de kwetsbaarheid van het gezicht en het risico dat een dergelijke botsing tot een val leidt, een aanmerkelijk risico op letsel met zich brengt. Ten slotte acht de rechtbank onvoldoende weersproken dat het gevaar van de zonneschermen relatief eenvoudig te voorkomen was. De rechtbank wijst de gevraagde verklaring voor recht toe.

Deelgeschil. Beenletsel als gevolg van aanrijding door politieauto bij staandehouding. Ongeval in de zin van artikel 185 WVW 1994. Lid 3 van dit artikel niet van toepassing. Geen sprake van overmacht, noch van eigen schuld. Verzekeraar politie aansprakelijk voor schade.
Bij een staandehouding is verzoeker aangereden door een politieauto, waarin zich twee agenten bevonden. Als gevolg van de aanrijding heeft verzoeker zijn beide benen gebroken. De politieauto was WAM-verzekerd bij Achmea. In deze deelgeschilprocedure verzoekt verzoeker een verklaring voor recht dat Achmea aansprakelijk is voor de materile en immaterile schade die hij heeft geleden en in de toekomst nog zal lijden als gevolg van de aanrijding. Tevens verzoekt verzoeker een veroordeling van Achmea tot betaling aan verzoeker van een voorschot van 5.000. De rechtbank (PS 2018-0457) stelt vast dat sprake is van een verkeersongeval als bedoeld in artikel 185 WVW 1994. Achmea betwist de aansprakelijkheid van haar verzekerde op verschillende gronden. Primair beroept Achmea zich op artikel 185 lid 3 WVW 1994, waarin is bepaald dat het eerste lid van dit artikel geen toepassing vindt ten aanzien van schade aan personen en zaken die worden vervoerd met een ander bewegend motorrijtuig. De rechtbank oordeelt dat lid 3 niet van toepassing is, nu verzoeker op het moment van de aanrijding niet, althans niet meer, vervoerd werd door een motorrijtuig. Subsidiair beroept Achmea zich op overmacht. Ook dit verweer wordt door de rechtbank verworpen, nu Achmea naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende heeft onderbouwd dat het handelen van de agent voortvloeide uit de noodzakelijke rechtmatige uitoefening van zijn politietaken. De rechtbank acht namelijk niet voldoende onderbouwd dat de manoeuvre met de politieauto die werd gebruikt voor de staandehouding voldeed aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit. Achmea voert tot slot nog een eigenschuldverweer, maar ook dit verweer wordt door de rechtbank verworpen wegens onvoldoende onderbouwing. De rechtbank wijst de verklaring voor recht en het voorschot van 5.000 toe.


Literatuur
Sinds het verschijnen van de vorige nieuwsbrief zijn verschillende signaleringen onder literatuur geplaatst. Zie ook het overzicht onderaan deze nieuwsbrief.


Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de personenschadepraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.


Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ps.updates@law.eur.nl.


Met vriendelijke groet,

Siewert Lindenbergh, Ilona van der Zalm Marit Rijndorp
PS Updates



Literatuur
Sinds het verschijnen van de vorige nieuwsbrief zijn de volgende signaleringen onder literatuur geplaatst.

B.C.J. van Velthoven, Verlies van een kans en proportionele aansprakelijkheid: verschillende figuren voor verschillende gevallen? (II), Nederlands Tijdschrift voor Burgerlijk Recht 2018/14, afl. 4.

K.J.O. Jansen, Hoe luiden de kelderluikfactoren?, Nederlands Tijdschrift voor Burgerlijk Recht 2018/15, afl. 4.

Hof

Rechtbank