Update
Geachte heer/mevrouw,
Bijgaand treft u een nieuwe PS Update aan. Klik hier om de pdf vanaf de website te downloaden.
Annotaties
Graag wijzen wij u op de volgende verschenen annotatie.
Annotatie mr. C. (Chantal) van der Roest: Toepassing van whiplashjurisprudentie ook bij rugklachten waarvoor een anatomisch substraat ontbreekt.
Aan de hand van de beschikking van de Rechtbank Limburg van 6 december 2017 (PS 2018-0181) wordt in deze annotatie ingegaan op het toepassen van de redeneringen uit de whiplashjurisprudentie in niet-whiplashzaken zoals de onderhavige, hetgeen in feite niets anders betekent dan dat men zich bedient van de hoofdregel en beginselen van ons bewijsrecht: ook wanneer er sprake is van substraatloze klachten dient de gelaedeerde met een redelijke mate van waarschijnlijkheid aannemelijk te maken dat zijn gezondheidsklachten in juridische betekenis bestaan en aan de gebeurtenis kunnen worden toegerekend. Derhalve is er bij het juist toepassen van deze redeneringen geen sprake van een lichtere bewijsregel, en kan deze whiplashjurisprudentie tevens worden toegepast in niet-whiplashzaken waarin tevens sprake is van (veelal) substraatloze klachten.
Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de sinds de vorige nieuwsbrief verschenen uitspraken, welke zijn opgenomen onder aan deze nieuwsbrief. Wij lichten de volgende uitspraken hier voor u uit.
Hoge Raad: Ongeval met vorkheftruck. Voor dekking WAM-risico is de vraag of vorkheftruck tijdens ongeval als werktuig in gebruik was of in het verkeer.
Een ongeval met een vorkheftruck leidt tot letselschade bij het slachtoffer. Voor de betreffende vorkheftruck is het WAM-risico bij Achmea verzekerd. Deze geeft op grond van artikel 3 lid 1 WAM dekking van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid waartoe een motorrijtuig in het verkeer aanleiding kan geven. In geschil is of het ongeval de verwezenlijking was van een risico dat is verbonden aan de deelneming aan het verkeer van de vorkheftruck of van een risico dat is verbonden aan het gebruik van de vorkheftruck in overeenstemming met de werkfunctie daarvan. In het bestreden arrest is het hof ervan uitgegaan dat de gebruikelijke functie van de vorkheftruck is deelneming aan het verkeer. Het hof heeft onderzocht of de vorkheftruck ten tijde van het ongeval als vervoermiddel diende. Op grond van de omstandigheden (i) dat de manoeuvre werd uitgevoerd bij het vervoeren van een betonnen element waarmee elders in de loods een uiendroogwand werd opgebouwd en (ii) dat het ongeluk is ontstaan doordat de chauffeur bij het naar voren rijden van de vorkheftruck met de lepels daarvan in aanraking is gekomen met een op de vloer staand niet gezekerd betonnen element, is het hof tot de slotsom gekomen dat de vorkheftruck tijdens het uitvoeren van de manoeuvre als vervoermiddel diende. In dit oordeel ligt besloten dat het gebruik dat van de vorkheftruck werd gemaakt ten tijde van het ongeval niet de werktuigfunctie betrof. Dit oordeel geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting. De Hoge Raad (PS 2018-0486) verwerpt het beroep van Achmea.
Eigen Haard heeft huurster bij aanvang van de huurovereenkomst niet ingelicht over de aanwezige asbest in de woning. Ondanks gelopen risicos geen vergoeding immaterile schade wegens angst.
Tussen Eigen Haard en eiseres is een huurovereenkomst tot stand gekomen. Daaraan voorafgaand heeft in opdracht van Eigen Haard een asbestinventarisatie plaatsgevonden, waarbij asbest is aangetroffen in een niet direct schadelijke hoeveelheid. Eigen Haard heeft eiseres voorafgaand aan het sluiten van de huurovereenkomst niet op de hoogte gesteld van deze bevindingen. Na het sluiten van de overeenkomst is door een derde-onderzoeker aan eiseres medegedeeld dat zij vanwege de aanwezige asbest niet mocht schuren, boren et cetera, terwijl zij dat nu juist net gedaan had. Ook had zij een kattenluik gemaakt in een paneel waar asbest aanwezig was. Eiseres heeft daarmee enkele risicos gelopen waarvan zij nu veel spanning ondervindt.
Eiseres doet daarop een beroep op dwaling ten aanzien van de asbest en ten aanzien van de door asbest benodigde renovatie en verbindt daaraan de eis van huurprijsverlaging. De rechtbank (PS 2018-0488) oordeelt dat het beroep op dwaling ten aanzien van de asbest slaagt en kent daarop een huurprijsverlaging toe. Voorts vordert eiseres vergoeding van de immaterile schade, gelegen in de spanning over de door haar gelopen risicos. De rechtbank overweegt dat een vergoeding voor immaterile schade slechts wordt toegekend in een beperkt aantal gevallen die genoemd worden in artikel 6:106 lid 1 BW. Er is echter onvoldoende gesteld om daadwerkelijk van aantasting in de persoon te kunnen spreken en voor het overige biedt het aangehaalde artikel geen grondslag voor de vergoeding van deze schade. De vordering tot vergoeding immaterile schade is daarom niet toewijsbaar.
Literatuur
Sinds het verschijnen van de vorige nieuwsbrief zijn verschillende signaleringen onder literatuur geplaatst. Zie ook het overzicht onderaan deze nieuwsbrief.
Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de personenschadepraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.
Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ps.updates@law.eur.nl.
Met vriendelijke groet,
Siewert Lindenbergh, Ilona van der Zalm Rozemarijn Verhaeren
PS Updates
Literatuur
Sinds het verschijnen van de vorige nieuwsbrief zijn de volgende signaleringen onder literatuur geplaatst.
P.R. van der Vorst, Het schemergebied van de risicoaansprakelijkheid voor gebrekkige opstallen, Tijdschrift voor Aansprakelijkheids- en Verzekeringsrecht 2018/89, afl. 4.
N.M. Brouwer, De Algemene Verordening Gegevensbescherming Verordening (EU) 2017/679, Tijdschrift voor Aansprakelijkheids- en Verzekeringsrecht 2018/91, afl. 4.
R.J. Boogers, Aansprakelijkheid en verzekering. Uitbreiding werkgeversaansprakelijkheid inzake bescherming vrijwilligers, Juridisch Up To Date 2017/78.
M. de Groot, Zorgbehoefte als schade. Civiele aansprakelijkheid voor zorgschade in relatie tot het publieke zorgaanbod, Handicap Recht 2018, afl. 1, p. 9-19.
L.A. Clement, De Algemene Verordening Gegevensbescherming. Nieuwe en striktere regels voor het verwerken van persoonsgegevens, Aansprakelijkheid, Verzekering Schade 2018/14, afl. 3.
L.T. Visscher, Op weg naar een inclusief aansprakelijkheidsrecht, Aansprakelijkheid, Verzekering Schade 2018/11, afl. 3.
M. Kuijer, annotatie bij Europees Hof voor de Rechten van de Mens 13 april 2017, ECLI:CE:ECHR:2017:0413JUD002656207 (Tagayeva e.a./Rusland) [schending recht op leven en tekortkoming in het onderzoek naar het gijzelingsdrama op school in Beslan in 2004 (art 2 EVRM)], Nederlands Juristenblad 2018/236, afl. 24.
Hoge Raad
- Hoge Raad Strafrecht. Voeging benadeelde partij na requisitoir officier van justitie. Artikel 51g lid 3 Sv in verbinding met artikel 421 lid 1 Sv. Oordeel hof geeft blijk van onjuiste rechtsopvatting voor zover dit luidt dat benadeelde partij in het geding in hoger beroep bevoegd is tot voeging als benadeelde partij ook indien in eerste aanleg de opgave aan de rechter is geschied nadat de officier van justitie het woord heeft gevoerd. Geen voldoende in rechte te respecteren belang van verdachte bij zijn klacht over deze beslissing van het hof, dus middel kan niet tot cassatie leiden. Verwerping beroep. 12-06-2018
- Hoge Raad Strafrecht. Hof heeft kennelijk geoordeeld dat onder het toegekende bedrag aan schadevergoeding de kosten betreffende ‘aanwezigheid bij rechtszaak’ moet worden begrepen. Hoge Raad: deze kosten zijn aan te merken als kosten als bedoeld in artikel 592a Sv die niet in aanmerking kunnen worden genomen bij de oplegging van de in artikel 36f lid 1 Sr voorziene maatregel. Hoge Raad vermindert het bedrag van de opgelegde verplichting tot betaling aan de Staat. 12-06-2018
- Hoge Raad Ontbinding arbeidsovereenkomst door ernstig verwijtbaar handelen werkgever. Onderwerp van geschil in cassatie is hoogte billijke vergoeding. Gezichtspunten New Hairstyle van toepassing. De Hoge Raad oordeelt dat het hof de hoogte van de billijke vergoeding voldoende inzichtelijk heeft gemaakt. 08-06-2018
- Hoge Raad Bedrijfsongeval met vorkheftruck. Hof oordeelt dat vorkheftruck ten tijde van ongeval in gebruik was in het verkeer en daarmee onder WAM-verzekering bij Achmea valt. Hoge Raad oordeelt dat klachten van Achmea niet tot cassatie leiden. 08-06-2018
- Hoge Raad Strafrecht. Medeplegen doodslag door geweld uit te oefenen op hals van slachtoffer en hem vervolgens in de Weespertrekvaart te laten glijden. Door benadeelde partij (moeder van slachtoffer) voorgestelde rechtsmiddel kan niet tot cassatie leiden. Hof heeft benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat geen sprake is van shockschade noch van een oogmerk (artikel 6:106 lid 1 onder a BW). Toereikend gemotiveerd. Geen onjuiste rechtsopvatting, niet onbegrijpelijk. Hoge Raad: artikel 81 RO. 05-06-2018
Hof
Rechtbank
- Rechtbank Limburg Deelgeschil. Leerling gooit flesje tegen hoofd van een docent, die vervolgens psychische klachten ervaart. Verzoek om bevoegd gezag van de school aansprakelijk te stellen voor de psychische schade van docent. 07-06-2018
- Rechtbank Amsterdam Eigen Haard had huurster bij aanvang van de huurovereenkomst moeten inlichten over de mogelijkheid van asbest in haar woning. Huurverlaging. Vordering vergoeding immateriële schade (€ 8.000) afgewezen. Aanwezigheid van asbest in woning is ingrijpend en levert begrijpelijkerwijs spanning op voor huurster, maar niet is sprake van een daadwerkelijke aantasting in de persoon (artikel 6:106 lid 1 BW). 01-06-2018
- Rechtbank Limburg Werknemer spreekt voormalig werkgever op grond van artikel 7:658 BW aan wegens nek-, rug- en schouderklachten die volgens hem veroorzaakt zijn doordat werkgever te lang heeft gewacht alvorens zijn werkplek en auto ergonomisch in te richten. Volgens hem moet de arbeidsrechtelijke omkeringsregel worden toepast. De vorderingen worden afgewezen. 23-05-2018
- Rechtbank Overijssel Gedaagden verblijven in een zorgstichting en stichten brand in omliggende woning. De aansprakelijkheid van gedaagden wordt vastgesteld, ongeacht hun verminderde ontoerekeningsvatbaarheid. Gelet op het feit dat het verblijf van de minderjarigen in de stichting vrijwillig van aard was en de stichting niet voldoende op de hoogte was van het gevaar dat minderjarigen voor derden zouden kunnen veroorzaken, is de stichting niet aansprakelijk voor de brandstichting. 23-05-2018