Naar boven ↑

Update

Nummer 25, 2018
Uitspraken van 19-06-2018 tot 26-06-2018
Redactie: Mr. H. Vorsselman, mr. drs. I. van der Zalm, mr. Y. Bosschaart en J. Stulp.

Geachte heer/mevrouw,

Bijgaand treft u een nieuwe PS Update aan. Klik hier om de pdf vanaf de website te downloaden.


Nieuws
De afgelopen week verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website.


Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de sinds de vorige nieuwsbrief verschenen uitspraken, welke zijn opgenomen onder aan deze nieuwsbrief. Wij lichten de volgende uitspraken hier voor u uit.

Tweede deelgeschil in zaak omtrent aanrijding toentertijd 16-jarige verzoeker. Tussentijds hoger beroep ingesteld door verzekeraar tegen eerste deelgeschilprocedure. Rechtbank loopt niet vooruit op beslissing hof; verzoek stuit af op artikel 1019z Rv.
Verzoeker is op 16-jarige leeftijd aangereden door een personenauto, als gevolg waarvan hij thans nog rugklachten ervaart. Allianz heeft als WAM-verzekeraar van de auto aansprakelijkheid erkend. Een orthopeed heeft over de ongevalsgevolgen gerapporteerd. In een eerste deelgeschilprocedure tussen partijen is voor recht verklaard dat sprake is van een causaal verband tussen de klachten zoals omschreven in het expertiserapport van de orthopeed en het ongeval. Allianz heeft daarom voorschotten betaald aan verzoeker. Nadien hebben een verzekeringsgeneeskundige en een arbeidsdeskundige nog onderzoeken verricht en hierover gerapporteerd. De rechtbank heeft aan Allianz tussentijds hoger beroep toegestaan.
De onderhavige procedure (PS 2018-0499) betreft een tweede deelgeschilprocedure, waarin verzoeker de rechtbank verzoekt om voor recht te verklaren dat Allianz gebonden is aan het deskundigenbericht van de arbeidsdeskundige en tevens om Allianz te veroordelen tot medewerking aan een rekenkundig onderzoek. De rechtbank overweegt dat in de rapportages van de verzekeringsgeneeskundige en de arbeidsdeskundige is uitgegaan van het in de eerste deelbeschikking vastgestelde juridisch causaal verband. Dit causaal verband is echter (opnieuw) ter discussie komen te staan doordat Allianz tussentijds hoger beroep heeft ingesteld tegen de in de deelbeschikking gegeven verklaring voor recht. De rechtbank acht het niet opportuun om nu verder te gaan met een rekenkundige die het rapport van de arbeidsdeskundige tot uitgangspunt moet nemen, terwijl het oordeel van de rechtbank omtrent het juridisch causaal verband, dat aan alle verrichte en nog te verrichten deskundigenrapportages ten grondslag ligt, in hoger beroep ter beoordeling voorligt. Het is niet aan de rechtbank om vooruit te lopen op een beslissing van het hof. Het verzoek stuit af op artikel 1019z Rv. Allianz wordt veroordeeld tot betaling van de kosten van het deelgeschil, maar de rechtbank laat wel een deel van de door verzoeker opgevoerde kosten buiten beschouwing.

Strafrecht. Doodslag door een 41-jarige vrouw neer te steken in Utrecht. Echtgenoot benadeelde partij vordert namens zichzelf en zijn minderjarige dochters schadevergoeding wegens gederfd levensonderhoud. Voor berekening van overlijdensschade is de Richtlijn Rekenmodel Overlijdenschade een binnen de rechtspraak algemeen geaccepteerde rekenmethode. Niet kan worden aangenomen dat uitkering uit ongevallenverzekering strekt tot vergoeding van immaterile schade.
In deze zaak heeft de verdachte een 41-jarige vrouw op straat uit het niets met een mes in haar buik gestoken, als gevolg waarvan zij is overleden. Haar echtgenoot heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces tegen de verdachte. Hij vordert namens zichzelf en namens zijn minderjarige dochters een voorschot op gederfd levensonderhoud als bedoeld in artikel 6:108 lid 1 BW. Voor de berekening van de gevorderde schade is aangesloten bij de door de Letselschaderaad en de Denktank Overlijdensschade opgestelde Richtlijn Rekenmodel Overlijdensschade. Het hof (PS 2018-0515) oordeelt dat deze richtlijn een binnen de rechtspraak algemeen geaccepteerde rekenmethode is voor de berekening van overlijdensschade. Anders dan door de raadsman is gesteld kan deze rekenmethode dan ook worden gebruikt voor de berekening van de geleden schade. Aan de echtgenoot is ook op grond van een op naam van het slachtoffer gestelde ongevallenverzekering een bedrag uitgekeerd. Dat bedrag heeft de benadeelde partij niet betrokken bij de berekening van de gevorderde schadevergoeding, omdat de benadeelde partij stelt dat het bedrag van de ongevallenverzekering strekt ter vergoeding van immaterile schade en niet ter vergoeding van gederfd levensonderhoud. Het hof is van oordeel dat niet algemeen aanvaard is dat een uitkering uit een ongevallenverzekering strekt tot vergoeding van immaterile schade. Daarom wijst het hof de vorderingen van de beide minderjarige dochters wel volledig toe, maar de vordering van de echtgenoot slechts gedeeltelijk (namelijk tot het door hem gevorderde bedrag minus de uitkering uit de ongevallenverzekering). Voor het overige deel van zijn vordering wordt de echtgenoot niet-ontvankelijk verklaard.

Verwisseling stoffelijk overschot door begrafenisonderneming. Tussenvonnis niet op onjuiste gronden gewezen. Afwijzing smartengeldvorderingen van erven: geen sprake van overlijden van een naaste waarvoor iemand anders aansprakelijk is.
Een Sint Maartense begrafenisondernemer heeft het verkeerde stoffelijk overschot naar de erven van de overledene verzonden. In een tussenvonnis is door het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten geoordeeld dat de begrafenisondernemer hiermee onrechtmatig heeft gehandeld en wanprestatie heeft gepleegd jegens de erven. Voor wat betreft de door de erven ingestelde smartengeldvordering heeft het Gerecht de zaak in het tussenvonnis naar de rolzitting verwezen, omdat de erven hun vorderingen hadden ingesteld in hun hoedanigheid van erven, terwijl smartengeld niet toegekend kan worden in die hoedanigheid.
Door de begrafenisonderneming wordt nu in deze procedure (PS 2018-0517) aangevoerd dat het tussenvonnis op onjuiste gronden is gewezen. Het Gerecht hanteert de maatstaf die de Hoge Raad in zijn arrest van 26 november 2010 (ECLI:NL:HR:2010:BN8521) heeft ontwikkeld omtrent gebondenheid van de rechter aan een tussenuitspraak en komt tot het oordeel dat geen sprake is van een op onjuiste gronden gewezen tussenvonnis. Vervolgens gaat het Gerecht nog in op het inhoudelijke deel van de zaak. De erven hebben hun immaterile schadevergoedingsvordering hersteld in die zin dat zij nu aangeven ieder voor zich een schadevergoeding te wensen. De erven zijn daarom nu wel ontvankelijk in hun vorderingen. Zij vorderen allen een vergoeding voor shockschade. Het Gerecht hanteert de maatstaf uit Hoge Raad 22 februari 2002 (ECLI:NL:HR:2002:AD5356) en komt tot de conclusie dat geen vergoeding voor shockschade kan worden toegekend. Er is immers geen sprake van het overlijden van een naaste waarvoor iemand anders aansprakelijk is. De moeder van de erven is overleden door een natuurlijke oorzaak en de Sint Maartense begrafenisonderneming is daarvoor niet aansprakelijk. Bovendien hebben eisers niet aangetoond dat sprake is van geestelijk letsel dat overeenstemt met een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Dit bekent dat de vorderingen wegens immaterile schade door het Gerecht worden afgewezen.


Literatuur
Sinds het verschijnen van de vorige nieuwsbrief zijn verschillende signaleringen onder literatuur geplaatst. Zie ook het overzicht onderaan deze nieuwsbrief.


Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de personenschadepraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.


Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ps.updates@law.eur.nl.


Met vriendelijke groet,

Siewert Lindenbergh, Ilona van der Zalm Merel van den Heuvel
PS Updates



Literatuur
Sinds het verschijnen van de vorige nieuwsbrief zijn de volgende signaleringen onder literatuur geplaatst.

C.M.D.S. Pavillon, Trends en ontwikkelingen in het Europees verbintenissenrecht, Weekblad voor Privaatrecht, Notariaat en Registratie 2018, afl. 7199, p. 481-493.

F. Ibili, Forum necessitatis en EVRM, Weekblad voor Privaatrecht, Notariaat en Registratie 2018, afl. 7199, p. 479-480.

I.C. Engels G.C. Nieuwland, Civielrechtelijke aspecten van de schadevergoedingsmaatregel, Maandblad voor Vermogensrecht 2018, afl. 5, p. 150-154.

J. Faas e.a., Equality of arms en quality of arms in arbeidsongeschiktheidsgeschillen, Expertise en Recht 2018, afl. 3, p. 115-124.

R. Giard, Het naadje van de causaliteit. Wetsevaluatie en rechtspraak vanuit een ander perspectief, Expertise en Recht 2018, afl. 3, p. 108-114.

R. Giard, Wie de data niet eert, is de rechtspraak niet weerd, Expertise en Recht 2018, afl. 3, p. 105-107.

J.F. Vermeulen, Begroten van toekomstige schade in een som ineens. Rekenrentescenario 2018, Verkeersrecht ANWB 2018/79, afl. 6.

S.D. Lindenbergh, Schadevergoeding na een terroristische aanslag. Een verkenning, Verkeersrecht ANWB 2018/78, afl. 6.

B.J. van Ettekoven e.a., Overheidsaansprakelijkheid anno 2018: de stand van de rechtsontwikkeling, Overheid Aansprakelijkheid 2018/23, afl. 3.

Hof

Rechtbank

Antillen