Update
Geachte heer/mevrouw,
Bijgaand treft u een nieuwe PS Update aan. Klik hier om de pdf vanaf de website te downloaden.
Nieuws
De afgelopen week verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website.
Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de sinds de vorige nieuwsbrief verschenen uitspraken, welke zijn opgenomen onder aan deze nieuwsbrief. Wij lichten de volgende uitspraken hier voor u uit.
Hoger beroep. Vorderingen ten aanzien van onder andere shockschade en derving levensonderhoud na doodslag op vader van meerderjarige thuiswonende studente. Hof acht het geraden om deskundige aan te stellen. Toegewezen bedragen rechtbank ten aanzien van derving levensonderhoud aan de magere kant.
Appellante is de in 1991 geboren dochter van het slachtoffer. Zij woonde in 2015 thuis bij haar vader. Haar moeder is in 2004 overleden. De vader is in 2015 door de ex-echtgenoot van de toenmalige vriendin (gentimeerde) van de vader voor zijn woning doodgestoken. Gentimeerde is daarvoor door de Rechtbank Den Haag veroordeeld tot negen jaar gevangenisstraf wegens doodslag. In een civiele procedure heeft de dochter vergoeding gevorderd voor onder andere derving van levensonderhoud, schade wegens vertraging van haar studie, shockschade en de begrafeniskosten. Zij komt in deze procedure met een aantal grieven op tegen de vaststelling van de bedragen door de rechtbank. Zo is appellante van mening dat de rechtbank ten onrechte niet haar berekening heeft gevolgd ten aanzien van de derving van levensonderhoud. Het hof (PS 2018-0619) overweegt dat deze berekening niet kan worden gevolgd, omdat deze uitgaat van een onjuist uitgangspunt (behoud status quo) en er voorts geen rekening is gehouden met alle baten (zoals de erfenis). Voorts heeft de rechtbank de behoefte van appellante geschat aan de hand van de Nibud-normen. Het hof deelt de opvatting van appellante dat deze schatting aan de magere kant is, gelet op de vermoedelijke levensstandaard van appellante voorafgaand aan het overlijden. Het hof schat de behoefte van appellante na het overlijden op 1.000 per maand, vermeerderd met het collegegeld van 1.984 per jaar. Voorts komt appellante op tegen de vaststelling van de immaterile schadevergoeding. Deze is door de rechtbank vastgesteld op 10.000. Volgens appellante is dit bedrag te laag en is onbegrijpelijk dat de rechtbank heeft geconcludeerd dat zij geen blijvend letsel aan het voorval zal overhouden. Het hof is van oordeel dat appellante nog onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van shockschade. De door haar overgelegde verklaringen van de huisarts en de psycholoog zijn daartoe onvoldoende, omdat daarin slechts wordt gesproken over een vermoeden van posttraumatische stressklachten. Het hof ziet daarom aanleiding om een psychiatrische expertise te gelasten. Daarbij overweegt het hof nog dat, indien daadwerkelijk sprake is van shockschade, de als eigen schade geclaimde studievertraging voor vergoeding in aanmerking komt. Het hof houdt iedere verdere beslissing aan en gelast een comparitie van partijen.
Basisschool niet aansprakelijk voor letsel door ongeval met putdeksel op het schoolplein. Geen sprake van onvoldoende toezicht tijdens het speelkwartier. Tevens geen sprake van gevaarzettend handelen of onvoldoende medische nazorg.
De zoon van verzoekers zat in het schooljaar 2014/2015 in groep 1 van de basisschool te Zwolle. De basisschool valt onder het gezag van Vivente. Tijdens het speelkwartier was de zoon van verzoekers met twee klasgenootjes aan het knikkeren nabij een putdeksel. Klasgenootje 1 en klasgenootje 2 hielden de putdeksel vast. De zoon van verzoekers keek of er knikkers onder lagen. Toen klasgenootje 1 zag dat er geen knikkers lagen, gooide hij de deksel dicht. Daarbij is de putdeksel op de rechterpink van de zoon van verzoekers terechtgekomen. In het ziekenhuis is uiteindelijk besloten om de pink van het slachtoffer te amputeren. De ouders van het slachtoffer verzoeken in deze procedure om een verklaring voor recht dat Vivente aansprakelijk is voor de geleden en nog te lijden schade als gevolg van het ongeval. Verzoekers leggen daaraan ten grondslag dat Vivente en Reaal op grond van artikel 6:162 BW aansprakelijk zijn voor de gevolgen van het ongeval in 2015, omdat de basisschool geen adequate voorzorgsmaatregelen heeft getroffen, er onvoldoende toezicht is gehouden en is tekortgeschoten in de nazorg doordat niet tijdig adequate hulp is ingeschakeld. De rechtbank (PS 2018-0592) oordeelt dat het feit dat de putdeksel open kon en dat zich een ongeval heeft voorgedaan, onvoldoende is om aansprakelijkheid van de school aan te nemen. Er is daarom geen sprake van gevaarzettend handelen. Vervolgens overweegt de rechtbank dat van de school niet kan worden verwacht dat zij het schoolplein zo intensief inspecteert dat elk mogelijk gevaar wordt uitgesloten. Nu partijen twisten over het antwoord op de vraag of de school op de hoogte was van de mogelijke gevaren van de putdeksel op het schoolplein, is nadere bewijslevering noodzakelijk. Dit is in het kader van de deelgeschilprocedure echter niet mogelijk. Vervolgens oordeelt de rechtbank dat ook geen sprake was van onzorgvuldig toezicht doordat er twee leerkrachten tijdens het speelkwartier op het schoolplein aanwezig waren. Volgens de rechtbank is dit niet ongebruikelijk en onverantwoord. Tot slot wordt toegekomen aan het laatste punt van de ouders, te weten: de medische nazorg. Volgens de rechtbank komt dit punt in feite neer op de vraag of de school in redelijkheid voor de huisartsenpost mocht kiezen in plaats van direct naar het ziekenhuis te gaan. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend. Er was geen sprake van een levensbedreigende situatie en van de betrokken leerkrachten, die niet medisch opgeleid zijn, kon niet worden verwacht dat zij op dat moment konden inschatten dat de zoon van verzoekers complexe medische zorg nodig had die niet door de huisarts kon worden gegeven. De verzochte verklaring voor recht kan niet worden toegewezen.
Toekenning 6.000 ter vergoeding van immaterile schade door overschrijding van de redelijke termijn met vijf jaar en zeven maanden in procedure omtrent bijzondere bijstand.
Appellante heeft in 2008 bijzondere bijstand aangevraagd voor sport- en schoolkosten voor haar twee minderjarige kinderen. Het college heeft deze aanvraag in hetzelfde jaar afgewezen. Daaraan is ten grondslag gelegd dat appellante niet over de Nederlandse nationaliteit beschikt, geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft en daarom is uitgesloten van het recht op bijstand. Het daarna ingestelde beroep is door de voorzieningenrechter ongegrond verklaard. Appellante is vervolgens in hoger beroep gegaan. Tijdens dit hoger beroep heeft zij uiteindelijk het standpunt ingenomen dat zij geen belang meer heeft bij een oordeel over de afgewezen aanvraag om bijzondere bijstand. De Raad (PS 2018-0611) overweegt dat appellante niet-ontvankelijk is in het hoger beroep en beperkt zich daarom tot het verzoek van appellante om immaterile schadevergoeding. De Raad overweegt dat de redelijke termijn voor een procedure in drie instanties in zaken zoals deze in beginsel niet is overschreden als die procedure in haar geheel niet langer dan vier jaar heeft geduurd (zie de uitspraak van 26 januari 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BH1009). In de zaak van appellante zijn tussen de ontvangst van het bezwaarschrift en de datum van deze uitspraak negen jaar en zeven maanden verstreken. De redelijke termijn is dus met vijf jaar en zeven maanden overschreden. Aan appellante wordt daarom een schadevergoeding van 6.000 toegekend vanwege de door haar ondervonden spanning en frustratie.
Literatuur
Sinds het verschijnen van de vorige nieuwsbrief zijn verschillende signaleringen onder literatuur geplaatst. Zie ook het overzicht onderaan deze nieuwsbrief.
Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de personenschadepraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.
Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ps.updates@law.eur.nl.
Met vriendelijke groet,
Siewert Lindenbergh, Ilona van der Zalm Marit Rijndorp
PS Updates
Literatuur
Sinds het verschijnen van de vorige nieuwsbrief zijn de volgende signaleringen onder literatuur geplaatst.
J. den Hoed, Scheidslijnen tussen kansschade, proportionele aansprakelijkheid en de omkeringsregel. Enkele praktische opmerkingen over verschillen tussen deze drie leerstukken naar aanleiding van HR 27 oktober 2017, ECLI:NL:HR:2017:2786, Maandblad voor Vermogensrecht 2018, afl. 6, p. 189-201.
In aansprakelijkheidsprocedures heeft de benadeelde niet zelden moeite om onzekerheid over het causaal verband tussen normschending en schade te overwinnen. Dit was ook het geval in de hier te bespreken zaak, waarin voorlag of het ziekenhuis aansprakelijk was voor schade als gevolg van een beroepsfout van een arts. In weerwil van de richtlijn, om bij een acute hernia zo snel mogelijk te opereren, had hij daar bij deze patinte bijna twintig uur mee gewacht. In geschil was of de nadien opgetreden lichamelijke klachten ook zouden zijn ontstaan bij een tijdige ingreep. In de jurisprudentie zijn leerstukken ontwikkeld om de gelaedeerde in sommige gevallen te helpen causaliteitsonzekerheid te overbruggen, bijvoorbeeld door waar mogelijk toepassing te geven aan de omkeringsregel, de benadering te kiezen van het verlies van een kans, of door proportionele aansprakelijkheid aan te nemen. In deze zaak kwamen voormelde leerstukken allemaal op enig moment ten tonele. Dit is aanleiding om nog eens stil te staan bij, en enige praktische handvatten aan te reiken voor, de afbakening van de omkeringsregel, kansschade en proportionele aansprakelijkheid ten opzichte van elkaar. Voordat hiertoe wordt overgegaan, zal eerst de uitspraak van de Hoge Raad worden besproken.
J.G. Keizer, annotatie bij Gerechtshof s-Gravenhage 5 juni 2018, ECLI:NL:GHDHA:2018:1281 [Rechtmatigheid fraudeonderzoek. Bewijsuitsluiting.], Jurisprudentie Aansprakelijkheid 2018/101, afl. 6.
Een benadeelde komt met haar scooter als gevolg van een schrikreactie door een loslopende hond ten val, waarbij haar linker onderbeen bekneld raakt onder de scooter. Drie dagen later meldt zij zich bij haar huisarts, die constateert dat sprake is van een bloeduitstorting. De benadeelde blijft ondanks medische behandelingen klachten en beperkingen ondervinden. Zij stelt volledig arbeidsongeschikt te zijn, en tevens beperkt te zijn in het verrichten van huishoudelijke arbeid en ondernemen van sociale activiteiten. Door de behandelende artsen wordt vermoed dat sprake is van een pijnsyndroom, waaraan geen onderliggend medisch substraat ten grondslag ligt. Een in gezamenlijk overleg ingeschakelde neuroloog constateert dat de benadeelde tegenover hem melding maakt van meer klachten, dan uit het beschikbaar gestelde medisch dossier blijkt. Hij concludeert dat de door de benadeelde ervaren ernstige beperkingen niet vanuit de neurologie te verklaren zijn. Het lijkt hem zinvol om de benadeelde te laten onderzoeken door een psychiater om te bezien of er vanuit het vakgebied van de psychiatrie sprake is van functieverlies. De aansprakelijke verzekeraar Aegon vermoedt dat de beperkingen door de benadeelde bewust worden gesimuleerd, en besluit om de benadeelde te observeren. De benadeelde stelt zich op het standpunt dat Aegon niet heeft gehandeld volgens de eisen die de Gedragscode Persoonlijk Onderzoek (hierna: GPO) stelt voordat tot een observatieonderzoek mag worden besloten. In eerste aanleg wordt de benadeelde door de Rechtbank Rotterdam in het gelijk gesteld, waarbij het via het persoonlijk onderzoek verkregen bewijs van bewijslevering wordt uitgesloten (ECLI:NL:RBROT:2014:7637). Het Hof Den Haag oordeelt evenwel dat Aegon bij het persoonlijk onderzoek niet de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit heeft veronachtzaamd, en weegt het via het persoonlijk onderzoek verkregen bewijs mee bij zijn oordeel over de vraag of sprake is van fraude. Het hof concludeert dat met de resultaten van het persoonlijk onderzoek het bewijs van fraude nog niet geleverd is. Het hof gelast een comparitie van partijen, waarbij onder andere nut en invulling van een psychiatrisch deskundigenonderzoek aan de orde kan komen, om te onderzoeken in hoeverre de geconstateerde discrepanties verklaarbaar zijn vanuit een psychiatrische diagnose.
R.W.M. Giard, annotatie bij Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 15 mei 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:4396 [Inzagerecht medisch dossier. Medisch beroepsgeheim.], Jurisprudentie Aansprakelijkheid 2018/99, afl. 6.
Een moeder wil inzage in de medische gegevens van haar overleden 26-jarige, nog thuiswonende zoon. Die zoon leed aan een ernstig psychiatrisch ziektebeeld en werd opgenomen op de chirurgische afdeling van een ziekenhuis. Enkele dagen later werd hij ontslagen maar hij moest kort daarna weer op de afdeling intensive care worden opgenomen en overleed daar korte tijd later. Er werd bij hem obductie verricht. De moeder verlangt inzage in het medisch dossier en het obductieverslag. Ze vordert zowel bij het ziekenhuis als bij de twee behandelaars op grond van art. 843a Rv afgifte van beide. Het ziekenhuis en de artsen weigeren echter afgifte. Zij beroepen zich daarbij op hun geheimhoudingsplicht ex art. 7:457 BW. Bij de appelprocedure redeneert het hof, anders dan de rechtbank, dat het beroepsgeheim kan worden doorbroken mits er sprake is van een of meer zwaarwegende belangen bij de partij die erom vraagt. Die worden ook aangeduid en de vordering wordt daarom na die afweging geclausuleerd alsnog aan appellante toegewezen.
Hof
- Gerechtshof Den Haag Hoger beroep. Civiele procedure na strafrechtelijke procedure. Doodslag op vader voor ouderlijke woning waar meerderjarige dochter verbleef. Shockschade zonder psychiatrische expertise niet vast te stellen, voornemen om deskundige aan te stellen. Door rechtbank gebruikte schatting uitgaven studenten aan de magere kant, gelet op levensstandaard appellante. 07-08-2018
- Gerechtshof Den Haag Aansprakelijkstelling voormalige bewindvoerders voor onzorgvuldige bewindvoering. Bewindvoerders aansprakelijk voor de tijdens het bewind ontstane huurachterstand. Niet voldaan aan de vereisten van artikel 6:106 lid 1 BW. Afwijzing immateriële schadevergoeding. 01-08-2018
- Gerechtshof Amsterdam Strafrecht. Hoger beroep. Veroordeling van zwemleraar voor ontucht met elf kinderen. Toewijzing immateriële schadevergoeding van € 1.000 aan slachtoffers. 25-07-2018
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch Werkgevers voldoen niet gemakkelijk aan hun zorgplicht, al helemaal niet als hun werknemers werken met zeer giftige stoffen. Verweer dat werd voldaan aan Arbeidsomstandighedenwetgeving baat werkgever niet. WAGA/WagwEU prevaleert boven EEX-/Rome I-Vo. 17-07-2018
- Gerechtshof Den Haag Vervolg op tussenbeschikking. Verknochtheid letselschade-uitkering. Vrouw kan vorderingsrecht met betrekking tot het smartengeld ten aanzien van de gemeenschap niet meer effectueren, omdat de bedragen zijn opgegaan in de gemeenschap en de man erop mocht vertrouwen dat de bedragen ten behoeve daarvan werden aangewend. Schadevergoeding met betrekking tot verlies aan verdiencapaciteit ook niet verknocht. 04-07-2018
Rechtbank
- Rechtbank Midden-Nederland Strafrecht. Veroordeling voor poging tot moord door slaapkamer echtgenoot te overgieten met benzine en in vlam te zetten. Niet-ontvankelijkverklaring benadeelde partij vanwege zeer late indiening vordering (dag voor de zitting). Inhoudelijke beoordeling staat op gespannen voet met artikel 6 lid 4 EVRM. 25-07-2018
- Rechtbank Midden-Nederland Deelgeschil. Ongeval op parkeerplaats bij bedrijfsfeest Ziggo. Geen aansprakelijkheid ex artikel 7:658 en 7:611 BW. Nadere bewijslevering noodzakelijk voor vaststellen toedracht. Deelgeschilprocedure biedt deze ruimte niet. 25-07-2018
- Rechtbank Rotterdam Berichtgeving RTV Rijnmond omtrent in beslag genomen paarden van eiseres vanwege vermoeden verwaarlozing. Vrijheid van meningsuiting weegt zwaarder dan bescherming van eer en goede naam. Geen onrechtmatige publicatie. Afwijzing gevorderde immateriële schadevergoeding. 20-07-2018
- Rechtbank Midden-Nederland Bodemprocedure na deelgeschil. Eerder tussentijds appèl en bekrachtiging deelgeschilbeschikking. Bodemrechter gebonden aan beslissing in deelgeschil over materiële rechtsverhouding tussen partijen. AllSecur niet aansprakelijk voor de gevolgen van het ongeval. 18-07-2018
- Rechtbank Noord-Holland Letsel na vuurwerkongeval op bedrijfsfeest. Eigen schuld aan de zijde van het slachtoffer. Correctie naar billijkheid vanwege ernstig letsel. 50/50%-verdeling indien de WA-verzekeraar een geslaagd beroep op een uitsluitingsclausule doet. Indien dit niet het geval is, is gedaagde voor 35% aansprakelijk. 18-07-2018
- Rechtbank Midden-Nederland Ongeval op school. Val na vasttapen leerlingen aan elkaar, waardoor een van de ingetapete leerlingen letsel oploopt. Eigen schuld aan de zijde van het slachtoffer. Aansprakelijkheid school voor 85%. 11-07-2018
- Rechtbank Overijssel Ongeval op schoolplein met putdeksel als gevolg waarvan zoon verzoekers letsel oploopt. School handelde niet onrechtmatig. School mocht de keuze maken om eerst naar de huisarts te gaan in plaats van het ziekenhuis. Geen onvoldoende toezicht gehouden op het schoolplein. Geen sprake van gevaarzettend handelen. 10-07-2018
- Rechtbank Gelderland Deelgeschil. Letselschade na aanrijding door auto. Onvoldoende concreet petitum. Tussentijdse vergoeding van kosten van rechtsbijstand. Begroting proceskosten deels afgewezen als volstrekt onterecht gemaakt, deels gematigd vanwege de aard van het verzoek. Afwijzing anders of meer verzochte. 05-07-2018
- Rechtbank Den Haag Deelgeschil. Verkeersongeval tussen motorrijder zonder rijbewijs en kerende auto. Omvang aansprakelijkheid auto 75% en motorfiets 25%. Billijkheidscorrectie ten gunste van verzekeraar. Motorrijder anticipeerde onvoldoende op verkeer door direct achter de auto te rijden. 13-06-2018
- Rechtbank Amsterdam Strafrecht. Veroordeling voor mishandeling. Benadeelde partij niet-ontvankelijk, omdat verdachte onder bewind is gesteld en bewindvoerder niet is opgeroepen. 13-06-2018
- Rechtbank Rotterdam Dat dieplader-chauffeur arbeidsongeval niet direct heeft gemeld en dat er geen getuigen zijn geweest, is onvoldoende om aan te nemen dat het ongeval niet heeft plaatsgevonden. Geen toepassing arbeidsrechtelijke omkeringsregel. Benoeming deskundige. 13-04-2018
- Rechtbank Den Haag Deelgeschil. Artikel 54 Rvv 1990. Ongeval tussen motorrijder zonder rijbewijs en auto. Toedracht niet komen vast te staan. Afwijzing verzoek inzake aansprakelijkheid verzekeraar voor de schade. 14-03-2018
- Rechtbank Den Haag Deelgeschil. Ongeval in tram. Aansprakelijkheid HTM niet vast komen te staan, omdat niet als vaststaand kan worden aangenomen dat sprake is geweest van spontaan afremmen van de tram. Afwijzing verzoeken. 19-12-2017
Centrale Raad van Beroep
- Centrale Raad van Beroep Mate van invaliditeit. De Raad ziet geen aanleiding om af te wijken van het rapport van de verzekeringsgeneeskundige en vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover de rechtbank zelf in de zaak heeft voorzien door de mate van invaliditeit van 33,33% zelf vast te stellen op 48,35%. 26-07-2018
- Centrale Raad van Beroep Schadevergoeding in verband met overschrijding redelijke termijn met meer dan vijf jaar. Toekennen bedrag van € 6.000. 20-07-2018
- Centrale Raad van Beroep Geen vergoeding van de proceskosten, de debetrente of immateriële schade na vernietiging terugvorderingsbesluiten van het UWV. 12-07-2018
- Centrale Raad van Beroep WIA-uitkering terecht geweigerd. Geen twijfel aan de juistheid van de medische beoordeling door het UWV. De passendheid van haar eigen werk als administratief medewerker is door de arbeidsdeskundige voldoende inzichtelijk gemaakt. 28-06-2018
- Centrale Raad van Beroep Afwijzing verzoek om schadevergoeding. Appellant had de vergoeding in de beroepsprocedure tegen het besluit van 26 oktober 2012 moeten vragen. Vergoeding van deze kosten kan niet via een afzonderlijke schadeprocedure alsnog worden geclaimd. Weigering vergoeding immateriële schade. Er is geen sprake van een ernstige inbreuk op de persoonsrechten van appellant als gevolg van onrechtmatige besluitvorming van het UWV. 28-06-2018
- Centrale Raad van Beroep Geen belanghebbende eenmalige uitkering Regeling Backpay. Geen strijd met gelijkheidsbeginsel. Aanvraag afgewezen. 14-06-2018
- Centrale Raad van Beroep Geen belanghebbende eenmalige uitkering Regeling Backpay. Geen strijd met gelijkheidsbeginsel. Aanvraag afgewezen. 14-06-2018
Antillen
Uitspraken zonder ECLI
- Europees Hof voor de Rechten van de Mens Dornean v. Moldavië. Schending van artikel 3 EVRM: onvoldoende effectief onderzoek naar de gestelde mishandeling van verzoeker door zijn ex-vrouw en kinderen. 2018-05-29
- Europees Hof voor de Rechten van de Mens Khani Kabbara v. Cyprus. Schending van artikel 3 EVRM: mishandeling door de politie tijdens detentie en onvoldoende effectief onderzoek naar die gestelde mishandeling. 2018-06-05
- Geschillencommissie Financiële Dienstverlening Ongevallenverzekering. Geen opzet tot misleiden maar ongelukkige poging van de verzekerde om aandacht voor zijn knieletsel te krijgen. Restitutie onderzoekskosten aan de verzekerde en doorhaling registratie Extern Verwijzingsregister en Incidentenregister. 2018-06-19
- Europees Hof voor de Rechten van de Mens Andersen v. Griekenland. Schending van artikel 3 EVRM: onvoldoende effectief onderzoek naar een gestelde mishandeling door de politie tijdens detentie. 2018-04-26
- Europees Hof voor de Rechten van de Mens Sergey Ivanov v. Rusland. Schending van artikel 3 EVRM: mishandeling (om een bekentenis af te dwingen) en onvoldoende effectief onderzoek naar de gestelde mishandeling. 2018-05-15
- Europees Hof voor de Rechten van de Mens Vatandas v. Turkije. Schending van artikel 3 EVRM: mishandeling door politie tijdens arrestatie. 2018-05-15
- Geschillencommissie Financiële Dienstverlening Verzekerde heeft recht op een uitkering uit hoofde van een ongevallenverzekering. Het beroep van de verzekeraar op de dekkingsuitsluiting houdt geen stand. De stelling van de verzekeraar dat sprake is van overmatig alcoholgebruik heeft verzekerde voldoende gemotiveerd betwist. 2018-03-16
- Europees Hof voor de Rechten van de Mens Agarkova v. Rusland. Schending van artikel 2 EVRM: onvoldoende effectief onderzoek naar overlijden van de zoon van verzoekster. 2018-05-15
- Europees Hof voor de Rechten van de Mens Mihdi Perincek v. Turkije. Schending van artikel 2 EVRM: zoon van verzoeker neergeschoten door politie; onvoldoende effectief onderzoek naar overlijden. 2018-05-29
- Europees Hof voor de Rechten van de Mens Pankov v. Rusland. Schending van artikel 3 EVRM: mishandeling door de politie tijdens detentie en onvoldoende effectief onderzoek naar die gestelde mishandeling. 2018-05-15
- Europees Hof voor de Rechten van de Mens Artur Ivanov v. Rusland. Schending van artikel 3 EVRM: te laag bedrag aan smartengeld toegekend in nationale gerechtelijke procedure. 2018-06-05
- Europees Hof voor de Rechten van de Mens Fatih Cakir en Merve Nisa Cakir v. Turkije. Schending van artikel 2 EVRM. 2018-06-05
- Geschillencommissie Financiële Dienstverlening De reis- en ongevallenverzekeraar wijst dekking voor een ongeval in het buitenland aanvankelijk ten onrechte af. De verzekerde stelt dat hij hierdoor PTSS-klachten heeft ontwikkeld en eist een (aanvullende) immateriële schadevergoeding van de verzekeraar. De Commissie wijst dit verzoek af omdat de verzekerde het causaal verband onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt. 2018-02-27
- Geschillencommissie Financiële Dienstverlening Rechtsbijstandverzekering. De verzekerden vorderen vergoeding van immateriële schade als gevolg van de afwijzing van het verzoek de zaak in de bezwaarprocedure over te dragen aan de externe rechtshulpverlener naar keuze van de verzekerden. De vorderingen zijn afgewezen. 2018-02-20