Naar boven ↑

Update

Nummer 32, 2018
Uitspraken van 04-09-2018 tot 10-09-2018
Redactie: Mr. H. Vorsselman, mr. drs. I. van der Zalm, mr. Y. Bosschaart en J. Stulp.

Geachte heer/mevrouw,


Bijgaand treft u een nieuwe PS Update aan. Klik hier om de pdf vanaf de website te downloaden.


Nieuws
De afgelopen week verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website.

Uitgelicht: Op 20 september 2018 organiseren de Erasmus School of Law en de Vrije Universiteit Amsterdam een symposium met als thema De Wet affectieschade.
De Erasmus School of Law en de Vrije Universiteit Amsterdam organiseren op 20 september 2018 (aanvang 14:00 uur) een symposium dat in het teken staat van de Wet affectieschade. Tijdens dit symposium zal Liselotte van Hoppe, raadadviseur bij de directie Wetgeving en Juridische Zaken van het ministerie van Justitie en Veiligheid, de totstandkoming van de Wet affectieschade bespreken. Professor Siewert Lindenbergh zal aandacht besteden aan de gevolgen van de wet. Professor Arno Akkermans zal verslag doen van een onderzoek naar een passende wijze om de vergoeding van affectieschade aan te bieden. Ook Slachtofferhulp Nederland en het Personenschade Instituut van Verzekeraars zullen aan dit symposium een bijdrage leveren. Aanmelden is hier mogelijk.


Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de sinds de vorige nieuwsbrief verschenen uitspraken, welke zijn opgenomen onder aan deze nieuwsbrief. Wij lichten de volgende uitspraken hier voor u uit.

Sport Medisch Centrum Amsterdam (SMCA) aansprakelijk voor schade 8-jarige jongen die tijdens het spelen op een voetbalveld een doel op zijn hoofd kreeg.
De op dat moment 8-jarige zoon van eiser heeft tijdens het voetballen een verplaatsbaar en inklapbaar ijzeren voetbaldoel op zijn hoofd gekregen, als gevolg waarvan hij een hoofdwond heeft opgelopen. Het doel was niet verankerd in het veld, de horizontale balken waren niet verzwaard en het doel was niet ingeklapt. Eiser vordert onder andere een verklaring voor recht dat gedaagde 1, eigenaar van het doel, aansprakelijk is voor de door hem geleden schade. Eiser voert hiertoe aan dat gedaagde 1 het doel niet in deze toestand (niet gezekerd en niet ingeklapt) onbeheerd had mogen achterlaten. De kantonrechter (PS 2018-0680) gaat over tot een toetsing aan de Kelderluik-criteria en komt tot de slotsom dat gedaagde 1 aansprakelijk is voor de door eiser in de vorm van letsel en de herstel- en behandelingskosten van zijn zoon geleden schade. Gedaagde 1 wist dat op het betreffende voetbalveld regelmatig voetbaltrainingen werden gegeven aan pupillen en had zich moeten realiseren dat het voetbalspel van pupillen gepaard gaat met stoeien, duwen, trekken en hangen (aan elkaar, aan de bal en aan ander materiaal zoals het doel). De kans dat het onbeheerd achterlaten van het doel zou leiden tot schade wanneer het doel zou omvallen door het ongecordineerde spel van de kinderen, beoordeelt de kantonrechter als aanzienlijk. Dat die schade mogelijk ernstig is, is een vanzelfsprekendheid gelet op de hardheid van het ijzer in relatie tot de zachtheid van de kinderhuid en -schedel. Tot slot komt het nemen van veiligheidsmaatregelen door gedaagde 1 de kantonrechter geenszins bezwaarlijk voor. Die hadden simpelweg kunnen bestaan uit het inklappen van het doel en bevestigen daarvan door een ketting met hangslot aan de omheining, zoals na afloop van trainingen gebruikelijk is. De gevorderde verklaring voor recht wordt toegewezen.

Gemeente als wegbeheerder aansprakelijk voor ongeval op onoverzichtelijke bocht in bosfietspad.
Eiser is als fietser op een fietspad in botsing gekomen met een (eveneens fietsende) tegenligger, als gevolg waarvan eiser letsel heeft opgelopen, onder meer in de vorm van een dwarslaesie ter hoogte van de nekwervels. Eiser stelt de gemeente als wegbeheerder aansprakelijk voor zijn schade als gevolg van dit ongeval, primair op grond van artikel 6:174 BW en subsidiair op grond van artikel 6:162 BW. De rechtbank (PS 2018-0682) is van oordeel dat ter plaatse van het ongeval sprake was van een gevaarscheppende situatie. De rechtbank overweegt hiertoe dat het fietspad 120 cm breed is, terwijl een fiets een (maximum)breedte heeft van 75 cm waardoor het lastig is voor tegemoetkomende fietsers om elkaar te passeren. Bovendien gaat het om een onoverzichtelijke bocht. Immers, de bocht naar links bevindt zich direct na de overgang van het normale fietspad in een bosfietspad, waarbij slechts aan n kant een uitwijkmogelijkheid naar de berm bestaat. De rechtbank is dan ook van oordeel dat van de gemeente verlangd kan worden dat zij ter plaatse eenvoudige maatregelen treft als het plaatsen van een verkeersbord dat waarschuwt voor een aankomende bocht naar links en/of het ter plaatse door snoeien laaghouden of verwijderen van de begroeiing die het zicht op de bocht naar links belemmert. Hieruit volgt dat de gemeente de op haar als wegbeheerder rustende zorgplicht heeft geschonden, nu het fietspad ter plaatse van het ongeval niet voldoet aan de eisen die daaraan onder de gegeven omstandigheden mogen worden gesteld en de gemeente onvoldoende veiligheidsmaatregelen heeft getroffen.

Werkgeversaansprakelijkheid technisch installatiebedrijf voor ongeval werknemer met airco-installatie.
Verzoeker was als servicemonteur in dienst bij een bedrijf dat technische installaties verzorgt (verweerster sub 1). Verzoeker kreeg van zijn werkgeefster de taak om in een hotel een airco-installatie, die reeds was geplaatst en genstalleerd door een ander bedrijf (MJD), in werking te stellen. Bij de uitvoering van zijn werkzaamheden aan deze airco-installatie heeft verzoeker een elektrische schok van 380 Volt gekregen. De oorzaak van deze schok was een losse kabel in de airco-installatie. Een week later is bij verzoeker een herseninfarct geconstateerd. In dit deelgeschil (PS 2018-0683) gaat het om het antwoord op de vraag of verweerster sub 1, als werkgeefster, aansprakelijk is voor de schade die verzoeker stelt te hebben geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden (artikel 7:658 BW). Hiervoor is van belang of verweerster sub 1 aan de op haar rustende zorgplicht heeft voldaan. In dit kader acht de kantonrechter van belang dat verweerster sub 1 bekend was of mocht worden verondersteld met het feit dat er bij werkzaamheden aan een airco-installatie waar stroom op is gezet, sprake kan zijn van een gevaarlijke situatie. De kantonrechter overweegt vervolgens dat van verweerster sub 1 als werkgever in het kader van haar zorgplicht ten opzichte van verzoeker verwacht mocht worden dat zij ervoor zorg zou dragen dat de bekabeling in de airco-installatie goed vast zat door of deze zelf te controleren voordat de stroom erop zou worden gezet of door deze controle van MJD te eisen. In het geval dat verweerster sub 1 als werkgever ervoor kiest om de bekabeling van de airco-installaties bij uitbesteding van het elektrotechnisch installatiewerk niet te controleren, ligt het op haar weg om dan zorg te dragen voor voldoende veiligheidsmaatregelen. Dit betekent dat verweerster sub 1 verzoeker rubberen handschoenen en matten mee had moeten geven, teneinde de risicos te beperken. Dit zijn immers maatregelen waarover verweerster sub 1 zelf in haar Handboek Veiligheid spreekt.


Literatuur
Sinds het verschijnen van de vorige nieuwsbrief zijn verschillende signaleringen onder literatuur geplaatst. Zie ook het overzicht onderaan deze nieuwsbrief.


Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de personenschadepraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.


Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ps.updates@law.eur.nl.


Met vriendelijke groet,

Siewert Lindenbergh, Ilona van der Zalm Merel van den Heuvel
PS Updates



Literatuur
Sinds het verschijnen van de vorige nieuwsbrief zijn de volgende signaleringen onder literatuur geplaatst.

J. Hoekstra J. van Ittersum, annotatie bij Hoge Raad 6 april 2018, ECLI:NL:HR:2018:536 [Asbest. Bewijslast. Omkeringsregel. Gezichtspunten.], Jurisprudentie in Nederland 2018/110, afl. 6.
In de meerderheid van de civielrechtelijke schadegevallen is het aantonen van het c.s.q.n.-verband geen problematische kwestie. Een ruit die breekt omdat de buurjongen daar een bal doorheen trapt, of een auto die total loss raakt wegens een aanrijding met een dronken bestuurder, zal in ieder geval voor wat betreft de causaliteit doorgaans niet leiden tot gecompliceerde juridische discussies. Dat ligt anders bij schades waarbij de veroorzakende factor niet zo eenvoudig aan te wijzen is, zoals bij een aantal beroepsziektes. Een van dat soort schades is letselschade (meer in het bijzonder het ontstaan en de gevolgen van de meestal fatale asbestziekte maligne mesothelioom, ook wel longvlieskanker genoemd) die ontstaan kan zijn door de inademing van asbestvezels op de werkvloer.

C. van Oort, annotatie bij Hoge Raad 12 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:896 [Voeging benadeelde partij na requisitoir], Jurisprudentie in Nederland 2018/118, afl. 6.
De onderhavige zaak draait om de reikwijdte van art. 51g lid 3 Sv. Art. 51g lid 3 Sv luidt als volgt: Ter terechtzitting geschiedt de voeging door de opgave, bedoeld in het eerste lid, eerste volzin, bij de rechter uiterlijk voordat de officier van justitie in de gelegenheid is gesteld overeenkomstig artikel 311 het woord te voeren. Deze opgave kan ook mondeling worden gedaan. De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg gevoegd na het requisitoir. De rechtbank heeft de vordering deels toegewezen. In hoger beroep heeft de benadeelde partij de vordering gehandhaafd voor het oorspronkelijke bedrag. De advocaat-generaal heeft zich in hoger beroep op het standpunt gesteld dat gelet op het bepaalde in art. 51g lid 1 en 3 Sv, en de ratio van dit artikel, de benadeelde partij ontvankelijk is in de vordering. Het hof wijst de vordering voor het oorspronkelijke bedrag toe. Het cassatiemiddel van de verdediging klaagt over het kennelijke oordeel van het hof dat de benadeelde partij zich in eerste aanleg rechtsgeldig heeft gevoegd.

J.C.J. Dute, boekbeschouwing: A.P.M. Ansems, Aansprakelijkheid voor medische hulpmiddelen, Tijdschrift voor Gezondheidsrecht 2018/42, afl. 4.
Dit boek is een bewerking van de masterscriptie Nederlands Recht waarop de auteur in 2016 cum laude afstudeerde aan de Open Universiteit Nederland. Centraal staat de vraag naar de aansprakelijkheid bij schade die de patint oploopt bij de toepassing van medische hulpmiddelen. Eerst wordt het wettelijke kader in kaart gebracht. Dan worden negen situaties onderscheiden waarin aansprakelijkheid in relatie tot medische hulpmiddelen aan de orde is (door Ansems categorien genoemd). Vervolgens worden die situaties geanalyseerd in het licht van de aansprakelijkheidsregels. Dan wordt ingegaan op artikel 6:77 BW, in het bijzonder de daarin opgenomen tenzij-formule. Daarna wordt uit goed hulpverlenerschap een aantal eisen (gedragsnormen) afgeleid, met inachtneming waarvan aansprakelijkheid voor medische hulpmiddelen kan worden voorkomen. Afgesloten wordt met een samenvatting (resum) en de conclusies.

J.H. Janssen J. de Lange, Spreekrecht: Een vanzelfsprekend recht van spreken?, NJB 2018/1425, afl. 28.
Vanaf de invoering ervan in 2005 is het spreekrecht een decennium lang beperkt geweest. Op grond van de wet mochten slachtoffers van ernstige misdrijven op de zitting alln spreken over de gevolgen die het ten laste gelegde feit bij hen had veroorzaakt. In de praktijk werd door strafrechters overigens niet zelden oogluikend toegestaan dat het spreekrecht iets verder ging dan dat. Met ingang van 1 juli 2016 is de beperking van het spreekrecht komen te vervallen. In de wet is nu een ongeclausuleerd recht van het slachtoffer geformuleerd om op de zitting het woord te voeren. Door het ontbreken van een duidelijk wettelijk kader wordt in strafrechtelijk Nederland verre van eenduidig gedacht over de praktische uitoefening van het spreekrecht. Met name in de grotere strafzaken waarin slachtoffers zich laten bijstaan door een advocaat worden strafrechters gedwongen om de grenzen van het nieuwe spreekrecht nader vast te stellen. Eenvormig beleid is er tot nu toe niet. In de praktijk wordt door strafrechters, officieren van justitie, advocaten, verdachten en slachtoffers verschillend gedacht over het antwoord op de volgende vragen:
a. de waarover vraag: wat is de omvang van het spreekrecht?
b. de wie vraag: wie kan het spreekrecht uitoefenen en hoe kan het worden uitbesteed?
c. de wanneer vraag: op welk moment van de zitting mag de spreekgerechtigde spreken?
d. de hoe vaak vraag: heeft de spreekgerechtigde recht op een tweede termijn?
In dit artikel proberen wij antwoord te geven op deze vragen.

J. van de Klashorst, annotatie bij Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 22 mei 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:4645 [Verzekeringsovereenkomst. Uitleg voorwaarden. Claims made of act committed. Wijziging voorwaarden en bloc.], Jurisprudentie Aansprakelijkheid 2018/119, afl. 7.
Achmea is aanbieder van een verzekering voor agrarische ondernemers waarbij onder andere schade veroorzaakt door asbest is verzekerd. Op enig moment bericht Achmea haar verzekeringnemers dat is gebleken dat dit risico zo groot is geworden, dat zij schade veroorzaakt door asbest niet langer kan verzekeren. Achmea zegt de verzekeringsovereenkomst met al haar verzekerden per contractvervaldatum op en wijzigt voor de resterende looptijd en bloc de voorwaarden met betrekking tot de dekking. Centraal staat de vraag of sprake is van dekking op basis van claims made of act committed. Het hof legt de voorwaarden uit en oordeelt dat deze bepalen dat er dekking is op basis van act committed.

Hof

Rechtbank

Centrale Raad van Beroep

Uitspraken zonder ECLI