Naar boven ↑

Update

Nummer 40, 2018
Uitspraken van 30-10-2018 tot 05-11-2018
Redactie: Mr. H. Vorsselman, mr. drs. I. van der Zalm, mr. Y. Bosschaart en J. Stulp.

Geachte heer/mevrouw,


Bijgaand treft u een nieuwe PS Update aan. Klik hier om de pdf vanaf de website te downloaden.


Nieuws
De afgelopen week verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website.


Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de sinds de vorige nieuwsbrief verschenen uitspraken, welke zijn opgenomen onder aan deze nieuwsbrief. Wij lichten de volgende uitspraken hier voor u uit.

Toewijzing shockschade aan echtgenoot die geconfronteerd is met het overlijden van zijn echtgenote en pasgeboren dochter na een aanrijding met een autobestuurder onder invloed.
Bij een verkeersongeval zijn twee autos met elkaar in botsing gekomen. De echtgenote en de pasgeboren dochter van gentimeerde zijn overleden door het ongeval. De appellant (autobestuurder) was onder invloed van alcohol tijdens de aanrijding. Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (PS 2018-0890) gaat uit van een causaal verband tussen het rijden onder invloed en het ongeval en de daaruit voortvloeiende schade, tenzij appellant daar tegenbewijs tegen levert (omkeringsregel). Appellant heeft aangevoerd dat ook in een nuchtere toestand een aanrijding onvermijdelijk was geweest, omdat hij maar zeer kort de tijd had om te reageren op een onverwachte manoeuvre van gentimeerde. Appellant heeft een verkeersongevallenrapport in het geding gebracht, waaruit blijkt dat appellant een snelle reactie had en dat een aanrijding niet goed te voorkomen was geweest. Toch acht het Hof dat appellant niet geslaagd is in het leveren van tegenbewijs. De mogelijkheid dat het ongeval is veroorzaakt doordat appellant te hard heeft gereden, is immers blijven openstaan. Omdat de ernst van de schade in belangrijke mate het gevolg is geweest van de snelheid waarmee appellant reed, acht het Hof appellant voor 50% aansprakelijk voor de veroorzaakte schade. Er is sprake van shockschade. Gentimeerde stond in de nauwst denkbare familieverhouding tot de overledenen en heeft het ongeval voor zijn ogen zien gebeuren en hij is direct erna geconfronteerd met een zwaargewonde echtgenote die naar het ziekenhuis is gebracht, alwaar zij vrij kort nadien is overleden, evenals met hun overleden pasgeboren dochter. Dit heeft bij gentimeerde een hevige emotionele schok teweeggebracht met geestelijk letsel tot gevolg. De bedragen dienen bij schadestaatprocedure te worden opgemaakt.

Vrachtwagenchauffeur stelt werkgever aansprakelijk voor de schade die hij heeft opgelopen door een koolmonoxidevergiftiging door defecte standkachel in de vrachtwagen.
Na een nacht te hebben geslapen in de vrachtwagencabine, is de vrachtwagenchauffeur onwel geworden. Er is in het ziekenhuis een lichte koolmonoxidevergiftiging vastgesteld. Uit een rapport is gebleken dat een defecte standkachel onder de vrachtwagencabine voor een hoog koolmonoxidegehalte heeft gezorgd. De vrachtwagenchauffeur heeft sinds de vergiftiging last van hyperventilatie, een beperkte conditie en vermoeidheid. De kantonrechter (PS 2018-0889) stelt dat voldoende is onderbouwd dat de vrachtwagenchauffeur schade heeft opgelopen bij de uitoefening van zijn werkzaamheden. De vraag op welk moment verzoeker precies onwel is geworden (onmiddellijk nadat hij uit de cabine van de vrachtauto stapte of enige tijd later, nadat hij had gedoucht), is daarbij niet van doorslaggevend belang. Er zijn geen andere oorzaken gevonden voor het onwel worden van de vrachtwagenchauffeur. De ernst van de klachten en de ernst van de schade is niet van belang voor het vaststellen van de aansprakelijkheid van de werkgever. De werkgever heeft niet voldaan aan haar zorgplicht. De omstandigheid dat de werkgever niet kan aantonen dat hij in deze concrete situatie aan zijn zorgplicht heeft gedaan, omdat achteraf niet meer met zekerheid kan worden vastgesteld, of er sprake was van een verhoogd koolmonoxide in de cabine en zo ja, hoe deze situatie heeft kunnen ontstaan, moet in de gegeven omstandigheden voor haar risico blijven.

Domeinnaamhouder die faciliteert in de anonieme publicatie van valse beschuldigingen handelt onrechtmatig jegens eisers en dient de desbetreffende artikelen te verwijderen.
Gedaagde is rechtspersoon naar buitenlands recht en domeinnaamhouder van een website waarop valse beschuldigingen jegens eisers worden gepubliceerd. Eisers worden in verband gebracht met ernstige misdrijven, waaronder moord. Er staan fotos bij van eisers waarop zij herkenbaar zijn en ook de adressen van eisers en hun ondernemingen zijn gepubliceerd. Eisers ondervinden ernstige gevolgen door de valse beschuldigingen. Zij lopen levensgevaar door de beschuldigingen, hun portretrecht is geschonden en hun onderneming zal de deuren moeten sluiten. Gedaagde verhindert dat de eisers achter de naam van de auteur kunnen komen. Ook na een bericht aan gedaagde dat de artikelen onrechtmatig zijn, heeft gedaagde geen actie ondernomen om de artikelen of de website te verwijderen. De eisers vorderen dat de domeinnaamhouder de website buiten gebruik stelt. De voorzieningenrechter (PS 2018-0882) oordeelt dat de artikelen onrechtmatig zijn en het aan gedaagde te wijten is dat de auteur van de artikelen niet achterhaald kan worden. Indien gedaagde naast domeinnaamhouder tevens de hostingprovider is, is zij aansprakelijk op grond van artikel 6:196c lid 4 BW. Indien zij niet tevens hostingprovider is, is zij aansprakelijk op grond van artikel 6:162 BW, eventueel in combinatie met artikel 6:196c lid 5 BW. Het lijkt erop de gedaagde doelbewust faciliteert in de anonieme publicaties, aangezien zij op het verzoek van eisers om de content te verwijderen antwoordde met een link naar een YouTube-filmpje van een sketch uit de serie Little Britain met het thema computer says no. Hierdoor handelt gedaagde zelfstandig in strijd met wat volgens het ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betamelijk is en dit gedrag is haar toe te rekenen. Gedaagde dient de artikelen te verwijderen dan wel de gehele website te verwijderen.


Literatuur
Sinds het verschijnen van de vorige nieuwsbrief zijn verschillende signaleringen onder literatuur geplaatst. Zie ook het overzicht onderaan deze nieuwsbrief.


Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de personenschadepraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.


Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ps.updates@law.eur.nl.


Met vriendelijke groet,

Siewert Lindenbergh, Ilona van der Zalm Janou Kempkes
PS Updates



Literatuur
Sinds het verschijnen van de vorige nieuwsbrief zijn de volgende signaleringen onder literatuur geplaatst.

B. Marseille, H. Brring K. de Graaf, Een gebruikersperspectief op aardbevingsschadevergoedingsprocedures, Nederlands Juristenblad 2018/1948, afl. 37.
De gaswinning in Groningen is, zo is de bedoeling, uiterlijk in 2030 verleden tijd. Vergoeding van de schade als gevolg van de gaswinning zal tot 2030 en misschien ook nog daarna de aandacht vragen. De discussie over de vraag bij wie gelaedeerden zich kunnen melden en welke procedures beschikbaar zijn om te beslissen of aanspraak bestaat op schadevergoeding, wordt nog volop gevoerd. In deze bijdrage vergelijken we de procedure die tot begin dit jaar beschikbaar was, de procedure die op dit moment geldt en de procedure zoals die voor de nabije toekomst is voorzien. Met welk van de drie zijn de gebruikers, Groningers met schade door aardbevingen ten gevolge van gaswinning, het beste af?

P.J. Klein Gunnewiek, annotatie bij Rechtbank Gelderland 14 mei 2018, ECLI:NL:RBGEL:2018:3115, Jurisprudentie Aansprakelijkheid 2018/139, afl. 8.
Het leerstuk dat in deze deelgeschilbeschikking centraal staat, te weten toerekening van een ongeschikte hulpzaak in de zin van art. 6:77 BW aan het ziekenhuis, is een leerstuk dat tot op heden niet uitgekristalliseerd is. De feitenrechtspraak is wisselend, hoewel in de meest recente uitspraken toerekening aan het ziekenhuis (ook) is afgewezen, wordt er in de literatuur al jaren een discussie gevoerd. Het is nu aan de Hoge Raad om antwoorden te geven en de discussie te beslechten.

J. van de Klashorst, annotatie bij Hoge Raad 6 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1103 [Verzekeringsrecht. Letselschade. Analoge toepassing art. 7:941 lid 5 BW.], Jurisprudentie Aansprakelijkheid 2018/132, afl. 8.
Verzekeraars hebben op verschillende manieren te maken met letselschadezaken. Letsel kan worden veroorzaakt aan de verzekerde of tot uitkering gerechtigde (hierna: verzekerde), maar ook door de verzekerde. In dat laatste geval heeft de verzekeraar te maken met een derde-claimant. Deze derde wordt ook wel het gevonden slachtoffer of de benadeelde genoemd. De derde-claimant kan de verzekeraar op grond van art. 6 WAM (het eigen recht) of art. 7:954 BW (de directe actie) rechtstreeks aanspreken. Het Centrum Bestrijding Verzekeringscriminaliteit (CVB), onderdeel van het Verbond van Verzekeraars, meldt dat het aantal frauduleuze letselclaims in 2017 opvallend is. Er zijn in dat jaar 87 zaken gemeld, tegen 20 zaken in 2016. Deze zaken vertegenwoordigden volgens het CVB een financieel belang van ruim 2,5 miljoen. Dit arrest gaat over het antwoord op de vraag of art. 7:941 lid 5 BW analoog kan worden toegepast op de frauderende derde-claimant.

M.E. Franke, annotatie bij Rechtbank Overijssel 16 mei 2018, ECLI:NL:RBOVE:2018:1712 [Onrechtmatige daad. Spreekplicht. Zwijgrecht. Affectieschade.], Jurisprudentie Aansprakelijkheid 2018/130, afl. 8.
Ieder misdrijf op een enkel slachtoffer, maakt daarnaast vele andere, vaak onzichtbare, slachtoffers. Een wrang voorbeeld is de moord op Marianne Vaatstra. De moordenaar beindigde niet alleen op gruwelijke wijze het leven van Marianne, maar verwoestte ook de levens van de leden van het gezin waar zij uit kwam (en zonder twijfel maar op een andere manier ook dat van zijn eigen gezinsleden). In een eerdere procedure werd de shockschadeclaim van de getraumatiseerde vader van Marianne toegewezen (Rb. Noord-Nederland 11 februari 2015). In de hier te bespreken procedure gaat het om de vordering van de zussen van Marianne. Hun stelling is dat de moordenaar ook jegens hen onrechtmatig heeft gehandeld. Door de moord op en verkrachting van hun zusje hebben de zussen onbeschrijfelijk verdriet gehad. Dat de moordenaar 13,5 jaar lang zweeg over de moord en de familie daardoor in vreselijke onzekerheid liet, had een enorme invloed op het leven van de familie.

M.E. Franke, annotatie bij Rechtbank Midden-Nederland 25 april 2018, C/16/370429/ HA ZA 14-452 [Immaterile schade. Oogmerk. Affectieschade.], Jurisprudentie Aansprakelijkheid 2018/129, afl. 8.
Deze zaak is een vervolg op de uitspraak die de Rechtbank Midden-Nederland deed op 24 december 2014. Die laatste behelsde een tussenvonnis waarin de rechtbank oordeelde dat geen sprake was van shockschade, omdat niet voldaan was aan het confrontatievereiste. Maar de rechtbank liet de vrouw toe tot het leveren van het bewijs dat aan de zijde van de man het oogmerk bestond om de vrouw door het doden van haar kind maximaal psychisch leed toe te brengen. In deze annotatie gaat het om het bewijs van het oogmerk van de dader.

E.W. Bosch, annotatie bij Gerechtshof Den Haag 17 juli 2018, ECLI:NL:GHDHA:2018:1801 [Kwalitatieve aansprakelijkheid medebezitter.], Jurisprudentie Aansprakelijkheid 2018/127, afl. 8.
Met dit arrest corrigeert het hof de beschikking van de Rechtbank Den Haag van 22 november 2016, JA 2017/32, waarin de kwalitatieve aansprakelijkheid van een medebezitter van een paard werd aangenomen. Het oordeel van de rechtbank liet zich slecht rijmen met HR 29 januari 2016 (Imagine). Tegen deze achtergrond is het dan ook goed voorstelbaar dat London appel instelde tegen deze beschikking. De verzekeraar heeft het gelijk aan haar zijde dat art. 6:179 BW geen aansprakelijkheid construeert voor medebezitters.

T.F.E. Tjong Tjin Tai, annotatie bij Hoge Raad 18 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:726 [Verjaring rechtsvordering tegen verzekeraar tot doen uitkering; art. 7:942 (oud) BW. Overgangsrecht; art. 68a lid 1 en art. 75 lid 1 Ow NBW; onmiddellijke werking naar maatstaven redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar?], Nederlandse Jurisprudentie 2018/397, afl. 44.
Een Pyrrhus-overwinning: dat bleek het eerdere arrest in deze zaak. In dat arrest had de Hoge Raad in een ingewikkelde zaak over het overgangsrecht ten aanzien van de verjaring van rechtsvorderingen tot het doen van verzekeringsuitkeringen een voor verzekeraars ongunstige uitleg gegeven aan het overgangsrecht. In dit vervolgarrest van 18 mei 2018 krijgt de verzekerde alsnog ongelijk en blijkt zijn vordering verjaard te zijn.

Hoge Raad

Hof

Rechtbank

Antillen