Naar boven ↑

Update

Nummer 42, 2018
Uitspraken van 13-11-2018 tot 19-11-2018
Redactie: Mr. H. Vorsselman, mr. drs. I. van der Zalm, mr. Y. Bosschaart en J. Stulp.

Geachte heer/mevrouw,


Bijgaand treft u een nieuwe PS Update aan. Klik hier om de pdf vanaf de website te downloaden.


Mastercourse Aansprakelijkheid en Verzekering, Erasmus School of Law Met jaren ervaring kennis aanscherpen?
Wilt u uw kennis met betrekking tot het aansprakelijkheids- en verzekeringsrecht verbreden? Wij willen onze kennis op dat gebied met u delen. De Mastercourse Aansprakelijkheid en Verzekering is een verdiepende opleiding voor professionals in de schade- en verzekeringsbranche die hun kennis op het gebied van het aansprakelijkheids- en verzekeringsrecht willen verbreden en verdiepen. De Mastercourse bestaat uit zes bijeenkomsten waarbinnen hoorcolleges en actieve werkvormen worden afgewisseld. De volgende onderwerpen zullen aan bod komen: verdieping aansprakelijkheidsrecht; verdieping verzekeringsrecht; causaliteit; schade; verzekering, schade en omgang; actualiteiten aansprakelijkheids- en verzekeringsrecht. Tijdens deze bijeenkomsten zal door middel van actuele voorbeelden de belangrijkste jurisprudentie worden toegelicht, waarbij steeds een koppeling zal worden gemaakt tussen theorie en praktijk. Na afloop van de Mastercourse Aansprakelijkheid en Verzekering is uw kennis van het aansprakelijkheids- en verzekeringsrecht verdiept en uitgebreid en hebt u uw netwerk vergroot! De Mastercourse gaat begin 2019 weer van start onder begeleiding van de hoofddocenten prof. mr. S.D. (Siewert) Lindenbergh en prof. mr. N. (Mop) van Tiggele-van der Velde. Meer informatie over deze Mastercourse is hier te vinden.


Nieuws
De afgelopen week verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website.


Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de sinds de vorige nieuwsbrief verschenen uitspraken, welke zijn opgenomen onder aan deze nieuwsbrief. Wij lichten de volgende uitspraken hier voor u uit.

Vrouw eist schadevergoeding van een recherchebureau dat onderzoek heeft gedaan naar haar nieuwe relatie, waardoor zij alimentatie en onderzoekskosten moest terugbetalen aan haar ex-man.
Eiseres en haar ex-man zijn gescheiden. De ex-man heeft alimentatie betaald aan eiseres. Toen eiseres vervolgens een relatie was aangegaan met een andere man, heeft haar ex-man een recherchebureau (gedaagde) ingeschakeld. Het recherchebureau heeft onderzoek gedaan naar de relatie, in het belang van de alimentatieverplichting van de ex-man. Het gerechtshof heeft geoordeeld over de onderzoeksresultaten en is tot de conclusie gekomen dat eiseres en de man samenwonen alsof zij gehuwd zijn. Vervolgens moest eiseres alimentatie terugbetalen en de onderzoekskosten vergoeden. Eiseres stelt dat het recherchebureau onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld en in strijd heeft gehandeld met bepalingen van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). Zij vordert een verklaring voor recht dat het recherchebureau materile en immaterile schadevergoeding aan haar dient te betalen. De rechtbank (PS 2018-0964) overweegt dat particuliere onderzoeksbureaus in overeenstemming dienen te handelen met hetgeen in het maatschappelijk verkeer mag worden verwacht. Het gekozen onderzoeksmiddel moet voldoen aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Eiseres stelt dat de observatie door het recherchebureau te lang heeft geduurd en dat de onderzoekskosten te hoog zijn. De rechtbank acht een half jaar observatie proportioneel. Bovendien heeft eiseres er zelf voor gezorgd dat het onderzoek langer duurde en de kosten daardoor opliepen. Zo namen zij en de man ieder verschillende uitgangen van de flat en lag eiseres op de achterbank van de auto, zodat het leek alsof de man alleen was. Gedaagde heeft niet onrechtmatig of in strijd met de Wbp gehandeld. De vorderingen worden afgewezen.

Geschil tussen een huurder en verhuurder Maasdelta. Door nalaten van Maasdelta om een onderzoek te verrichten in de woning na een brand in een naburig pand, is de huurder blootgesteld aan asbestdeeltjes.
Eiser huurde vanaf 2005 een woning van Maasdelta. In 2009 is er brand geweest in het aangrenzende pand. Wegens schade door bluswater moesten ook in de huurwoning van eiser plafonds en wanden vervangen worden. Tijdens een asbestinventarisatie in 2016 is gebleken dat de ruimte bij de kruipzolder verontreinigd is met asbest. Bij de vervanging van de plafonds en wanden is er gehakt en gezaagd in asbesthoudende materialen. Eiser heeft in de tussentijd veelvuldig gebruikt gemaakt van deze ruimtes. Hij stelt dat Maasdelta zich niet als een goed verhuurder heeft gedragen en aansprakelijk is voor de geleden en nog te lijden schade van eiser. Hij vordert een verklaring voor recht dat Maasdelta schadeplichtig is. De schade bestaat uit gezondheidsschade wegens mogelijke asbestbesmetting met de daaraan verbonden medische kosten, inkomensderving en dergelijke, alsmede immaterile schade wegens verminderde levensverwachting. De rechtbank (PS 2018-0945) overweegt als volgt. De aanwezigheid van asbest kan beschouwd worden als gebrek in de zin van artikel 7:204 lid 2 BW. Maasdelta heeft nagelaten om na de brand in 2009 voortvarend onderzoek te doen naar asbest, hetgeen van een goed verhuurder mag worden verwacht. Het is aan het nalaten van Maasdelta toe te rekenen dat eiser is blootgesteld aan asbest. Maasdelta kan aansprakelijk worden gehouden voor de blootstelling. Ook kan Maasdelta aansprakelijk worden gehouden voor de gebrekkige opstal op grond van artikel 6:174 BW. Het gevaar van asbestblootstelling heeft zich verwezenlijkt, omdat eiser zich regelmatig in de verontreinigde kruipruimtes heeft bevonden. De rechtbank verwijst de zaak niet naar een schadestaatprocedure, nu de schadeposten toekomstige schade betreffen in het onverhoopte geval dat zich een aan asbestblootstelling gerelateerde ziekte bij eiser openbaart.

De Geschillencommissie Financile Dienstverlening oordeelt over de dekking van een natura-uitvaartverzekering.
De echtgenoot van verzekerde is overleden. De overledene had een overlijdensverzekering afgesloten bij de rechtsvoorganger van verzekeraar. In het geschil is welke kostenposten onder de dekking van de verzekering vallen. De verzekeraar gaat de discussie aan of een uitvaart nu een begrafenis is of ook een crematie kan zijn, of de kosten van het verwijderen van een pacemaker (kosten 65) uit het overleden lichaam wel of niet vergoed moeten worden en of het uitstrooien van de as van de gecremeerde wel of niet kan worden gebracht onder het begrip grafrechten. De verzekerde vordert vergoeding van het verschil tussen de uitvaartkosten en de uitkering. De Geschillencommissie (PS 2018-0954) oordeelt dat het Haviltex-criterium van toepassing is op de uitleg van oudere natura-uitvaartverzekeringen. Onder opbaren wordt niet het verwijderen van een pacemaker verstaan. De kosten van de opbaring en de huurkosten voor het uitvaartcentrum vallen daarentegen wel onder die post. Het tarief voor de asbestemming valt onder de verzekerde post grafrechten. De kosten voor de aangifte van overlijden bij de gemeente en de kopien van de akte moeten ook vergoed worden door de verzekeraar.


Literatuur
Sinds het verschijnen van de vorige nieuwsbrief zijn verschillende signaleringen onder literatuur geplaatst. Zie ook het overzicht onderaan deze nieuwsbrief.


Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de personenschadepraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.


Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ps.updates@law.eur.nl.


Met vriendelijke groet,

Siewert Lindenbergh, Ilona van der Zalm Janou Kempkes
PS Updates



Literatuur
Sinds het verschijnen van de vorige nieuwsbrief zijn de volgende signaleringen onder literatuur geplaatst.

E. Pans, C. Zegveld, Netwerkaansprakelijkheid voor gebrekkige samenhangende zorg, Tijdschrift voor Gezondheidsrecht 2018, afl. 5, p. 535-537.
Het tamelijk compacte proefschrift van Charlotte Zegveld, waarop zij 23 mei 2018 aan Tilburg University promoveerde, is de weerslag van een grondig onderzoek naar de mogelijkheid en wenselijkheid van netwerkaansprakelijkheid in de zorg. De centrale vraag van het promotieonderzoek luidt: Welke bijdrage kan een netwerkbenadering leveren aan de toedeling van externe civiele aansprakelijkheid ingeval gebrekkige samenhangende zorg is verleend, bekeken vanuit het perspectief van de patint? Pans schrijft over het proefschrift dat volgens hem vlot leesbaar, helder en precies is geformuleerd en interessante aanknopingspunten biedt om vanuit een andere visie dan die van het huidige medische civiele aansprakelijkheidsrecht naar de problematiek van gebrekkige samenhangende zorg te kijken.

J. Legemaate, annotatie bij Hoge Raad 16 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:365 [Medische aansprakelijkheid; beroepsfout gynaecoloog? Exhibitievordering (art. 843a Rv) tot overlegging rapport met bevindingen van door gynaecoloog en ziekenhuis geraadpleegde radioloog; betekenis Wbp. Borgersbrief; nieuwe stelling.], Nederlandse Jurisprudentie 2018/423, afl. 46.
Het gaat hier om een zaak met, zoals advocaat-generaal Hartlief aan het begin van zijn conclusie opmerkt, een trieste aanleiding. In september 2005 bevalt een vrouw in het Waterlandziekenhuis van een zoon, door middel van een keizersnede. Na de geboorte blijkt de zoon een hoge dwarslaesie te hebben. Dit is naar de mening van de ouders het gevolg van een beroepsfout van de gynaecoloog die de bevalling leidde. Zij stellen de gynaecoloog en het ziekenhuis aansprakelijk voor de schade. De incidentele vordering van de ouders, betreffende de notitie van de radioloog, wordt door het hof afgewezen. De ouders stellen beroep in cassatie in, zowel in de hoofdzaak (het afwijzen van het verzoek om schadevergoeding) als waar het gaat om de incidentele vordering. De Hoge Raad verwerpt het beroep.

B. van Zelst, Over de noodzaak van een beter genformeerde en bredere discussie over geschiloplossing, Nederlands Juristenblad 2018/1999, afl. 38.
Er is onvoldoende (empirisch) onderzoek gedaan om vergaande stellingen in te kunnen nemen over het nut en de noodzaak van mediation, en van een mediationwet in het bijzonder. De effecten van mediation staan nog onvoldoende vast. Nader onderzoek is dan ook nodig. De thans in consultatie voorliggende Experimentenwet rechtspleging biedt voor dit nader onderzoek een wettelijke basis en grote mogelijkheden. Omdat een bredere discussie over geschiloplossing wenselijk is, zou onderdeel van dit nader onderzoek moeten zijn hoe de uitkomsten van de diverse alternatieve geschiloplossingsmethoden zich verhouden tot uitkomsten van rechtspraak door de rechter.

Hoge Raad

Hof

Rechtbank

Centrale Raad van Beroep

Uitspraken zonder ECLI