Naar boven ↑

Update

Nummer 45, 2018
Uitspraken van 04-12-2018 tot 10-12-2018
Redactie: Mr. H. Vorsselman, mr. drs. I. van der Zalm, mr. Y. Bosschaart en J. Stulp.

Geachte heer/mevrouw,

Bijgaand treft u een nieuwe PS Update aan. Klik hier om de pdf vanaf de website te downloaden.


Annotatie
Graag wijzen wij u op de volgende verschenen annotatie.

Annotatie mr. W. (Tirza) Oude Vrielink-Langhout: Aansprakelijkheid van de werkgever voor letsel tijdens bedrijfsuitjes via artikel 7:658 BW.
Bij aansprakelijkheid van de werkgever voor ongevallen tijdens bedrijfsuitjes wordt vaak (te) snel gedacht aan het goed werkgeverschap van artikel 7:611 BW. Dat is op zich niet vreemd, aangezien de aansprakelijkheid op grond van goed werkgeverschap verder kan reiken dan enkel de ongevallen tijdens de uitoefening van de werkzaamheden van artikel 7:658 BW. Wanneer er een voldoende nauw verband bestaat tussen het bedrijfsuitje en de te verrichten werkzaamheden kan de door de werkgever georganiseerde (ontspannende) activiteit aanleiding geven voor aansprakelijkheid op grond van artikel 7:658 BW. Gezien de speciale werknemersvriendelijke bewijsregels van artikel 7:658 BW en de beperkte mogelijkheid voor het aannemen van eigen schuld kan het toepassen van artikel 7:658 BW bij tijdens een bedrijfsuitje opgelopen letsels veel voordeel bieden. Dit onderwerp staat centraal in de annotatie bij Rechtbank Midden-Nederland 25 juli 2018, ECLI:NL:RBMNE:2018:3387 (PS 2018-0591). De annotatie bij deze uitspraak leest u hier.


Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de sinds de vorige nieuwsbrief verschenen uitspraken, welke zijn opgenomen onder aan deze nieuwsbrief. Wij lichten de volgende uitspraken hier voor u uit.

110.000 smartengeld vastgesteld wegens mislukte besnijdenis (op tweejarige leeftijd, met gedeeltelijke penisamputatie ten gevolg).
Toen verzoeker ruim twee jaar oud was is bij hem een besnijdenis verricht die niet goed is verlopen. Hierdoor moest de penis van verzoeker gedeeltelijk worden geamputeerd. Het ziekenhuis en de aansprakelijkheidsverzekeraar van het ziekenhuis hebben aansprakelijkheid voor de fout erkend. Verzoeker verzoekt in deze procedure om een definitieve vaststelling van het smartengeld, en wel op 125.000. De rechtbank (PS 2018-1045) overweegt dat verzoeker als gevolg van de mislukte besnijdenis reeds dertien, soms erg pijnlijke en/of ongemakkelijke, medische ingrepen en operaties heeft moeten ondergaan en dat hij in de toekomst ook nog dergelijke ingrepen zal moeten ondergaan. Daarnaast is sprake van pijn, littekens en ernstige functionele beperkingen omrent de penis van verzoeker. Het letsel heeft geleid tot blijvende verstoring in de beleving van de seksualiteit van verzoeker. Dit brengt ook invoelbare onzekerheden mee op het gebied van intimiteit en het hebben van een relatie. Naar het oordeel van de rechtbank brengt dit alles voor verzoeker een bijzondere aantasting van zijn levensvreugde mee. De rechtbank houdt bovendien rekening met de zeer jonge leeftijd waarop het letsel verzoeker is toegebracht. Voorts acht de rechtbank voldoende aannemelijk dat verzoeker op sociaal en emotioneel gebied ernstig lijdt onder de gevolgen van de mislukte besnijdenis, mede gezien de cultuur van (de ouders van) verzoeker. Naar het oordeel van de rechtbank ligt het in deze zaak voor de hand om het smartengeld naar de huidige normen te begroten. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat het smartengeldniveau in Nederland de afgelopen decennia (ook ten opzichte van de ons omringende landen) is gestagneerd en plaatst hierbij de opmerking dat zij de algemene opinie dat een verhoging van het smartengeldniveau in Nederland wenselijk is, deelt. De rechtbank heeft, bij afwezigheid van (enigszins) vergelijkbare gevallen, niet door middel van gevalsvergelijking met behulp van de Smartengeldgids 2018 tot een concrete begroting van het aan verzoeker toekomende smartengeld kunnen komen. Gelet op alle specifieke omstandigheden van dit concrete en uitzonderlijke geval, begroot de rechtbank de door verzoeker geleden immaterile schade op een bedrag van 110.000.

Aansprakelijkheid voor schade als gevolg van steekpartij op markt in Keulen. Beroep op noodweer(exces) verworpen. Voorschot immaterile schadevergoeding.
Op een markt in Keulen kwam eiser in conflict met de vader van gedaagde. Gedaagde heeft eiser toen met een mes in de nek/hals gestoken. Gedaagde is door het Amtsgericht Kln strafrechtelijk veroordeeld. Beide partijen zijn woonachtig in Nederland. Eiser vordert thans een verklaring voor recht dat gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld jegens hem en dat gedaagde gehouden is tot vergoeding van zijn schade. Tevens vordert eiser een voorschot op de schade ad 10.000. Gedaagde beroept zich ter verweer op noodweer dan wel noodweerexces. De rechtbank (PS 2018-1017) stelt vast dat, nu gedaagde eiser heeft gestoken met een mes, sprake is van een onrechtmatige daad, behoudens de aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond. Ondanks dat de Duitse strafrechter het beroep op noodweer op basis van het Duitse strafrecht niet heeft gehonoreerd, gaat de rechtbank na of een dergelijk beroep aan de gedaagde wel toekomt naar Nederlands recht. De rechtbank is echter van oordeel dat dit niet het geval is, nu uit (tijdens de Duitse strafprocedure afgelegde) getuigenverklaringen niet kan worden afgeleid dat gedaagde zich in een situatie bevond waarin er direct of indirect gevaar bestond voor lijf, eerbaarheid of goederen van gedaagde dan wel zijn vader. Het enkele feit dat iemand die (mogelijk) sterker is dan een gemiddeld persoon, terwijl hij gedronken heeft, een confrontatie aangaat met aan ander (hier: de vader van gedaagde), is daartoe onvoldoende. Ook is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van noodweerexces, nu berhaupt geen sprake is geweest van een noodsituatie. Gedaagde is dus op grond van onrechtmatige daad aansprakelijk voor de door eiser als gevolg van de steekpartij geleden schade. Verdere discussies over het causaal verband en de eigen schuld van gedaagde moeten worden gevoerd in de schadestaatprocedure. De rechtbank acht een voorschot op de immaterile schade van 5.000 gerechtvaardigd. Daarom wordt een bedrag van 5.000 aan voorschot toegewezen, evenals de gevorderde verklaring voor recht.

Geen discriminatie door school bij het maken van klassenfotos op de eerste dag van het Offerfeest.
Twee zusjes uit een islamitisch gezin zaten op een openbare basisschool in Den Haag. Op de dag dat de schoolfotograaf de jaarlijkse schoolfotos kwam nemen, was het tevens de eerste dag van het Offerfeest. De meisjes hadden daarom vrij, waardoor zij niet op de klassenfotos staan. De kantonrechter in eerste aanleg meende dat de meisjes daardoor zijn gediscrimineerd en om die reden recht hebben op schadevergoeding ( 250 per meisje). In hoger beroep (PS 2018-1013) vernietigt het hof het vonnis van de kantonrechter en wijst het hof de vorderingen van de meisjes alsnog af. Het hof overweegt hiertoe dat het de intentie van de school was om de schoolfotograaf niet op, maar na het Offerfeest te laten komen. Dat de fotograaf toch tijdens het Offerfeest is gekomen, is het gevolg van een misverstand. Toen het vervolgens niet mogelijk bleek om de afspraak met de schoolfotograaf op korte termijn te verplaatsen, moest de school binnen een kort tijdsbestek een keuze maken tussen het schrappen van het bezoek van de schoolfotograaf en het laten doorgaan ervan. Bij die keuze moest de school ook rekening houden met de belangen van ouders en scholieren met een andere achtergrond. Aan een eventuele keuze voor het schrappen en verplaatsen van het geplande bezoek kleefde natuurlijk als bezwaar dat dan andere leerlingen, om welke reden dan ook, weer afwezig zouden kunnen zijn. Bovendien heeft de school aan de zusjes alternatieven aangeboden die ertoe hebben geleid dat de zusjes alsnog op andere klassenfotos staan, terwijl er ook individuele fotos van hen zijn gemaakt.


Literatuur
Sinds het verschijnen van de vorige nieuwsbrief zijn verschillende signaleringen onder literatuur geplaatst. Zie ook het overzicht onderaan deze nieuwsbrief.


Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de personenschadepraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.


Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ps.updates@law.eur.nl.


Met vriendelijke groet,

Siewert Lindenbergh, Ilona van der Zalm Merel van den Heuvel
PS Updates



Literatuur
Sinds het verschijnen van de vorige nieuwsbrief zijn de volgende signaleringen onder literatuur geplaatst.

P.S. Fluit, Second opinion en deskundigenoordeel, ArbeidsRecht 2018/49, afl. 12.
Naast het bestaande deskundigenoordeel is er in 2017 door wijziging van Arbowet en Arbobesluit een nieuw instrument gentroduceerd: de second opinion. De werknemer kan bij een geschil met zijn bedrijfsarts over de verzuimbegeleider kosteloos een andere bedrijfsarts raadplegen. In deze bijdrage worden de overeenkomsten en verschillen met het deskundigenoordeel beschreven en wordt een inschatting gemaakt van de gevolgen voor de rechtspraktijk.

R.A.C. Bilo e.a., Een vermoeden van toegebracht hersenletsel, Expertise en Recht 2018, afl. 5, p. 193-204.
De laatste jaren is in de geneeskunde en het strafrecht discussie ontstaan over zaken waarin sprake was van een vermoeden dat hersenletsel bij een jong kind het gevolg was van schudden. In deze bijdrage zal aan de hand van een casus een aantal dilemmas worden beschreven, waarmee het strafrecht en de geneeskunde bij het onderzoek van een dergelijk vermoeden worden geconfronteerd. Ook zal de forensisch-medische benadering bij een vermoeden van toegebracht hersenletsel worden toegelicht. De centrale vraag bij een forensisch-medische evaluatie is om dit vermoeden te bevestigen of uit te sluiten. Dit wordt gedaan door, op basis van de bevindingen bij medisch onderzoek en de resultaten van degelijk onderbouwd klinisch- en forensisch-medisch wetenschappelijk onderzoek, de waarschijnlijkheid te toetsen van enerzijds ziekte of trauma en anderzijds accidenteel of toegebracht hersenletsel als causale verklaring voor de bevindingen.

Hof

Rechtbank

Uitspraken zonder ECLI