Naar boven ↑

Update

Nummer 6, 2018
Uitspraken van 06-02-2018 tot 12-02-2018
Redactie: Mr. H. Vorsselman, mr. drs. I. van der Zalm, mr. Y. Bosschaart en J. Stulp.

Geachte heer/mevrouw,

Bijgaand treft u een nieuwe PS Update aan. Klik hier om de pdf vanaf de website te downloaden.


Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de sinds de vorige nieuwsbrief verschenen uitspraken, welke zijn opgenomen onder aan deze nieuwsbrief. Wij lichten de volgende uitspraken hier voor u uit.


Toewijzing smartengeld ( 65.000) aan vrouw die evenwichtsstoornis heeft overgehouden aan het gebruik van antibiotica; toewijzing wegens niet signaleren (beroepsfout).
De vrouw heeft in 2005 een antibioticakuur geslikt bestaande uit verschillende soorten antibiotica, waaronder Gentamicine. Kort daarna kreeg zij verschillende klachten en heeft zij opnieuw het ziekenhuis bezocht. Uit het uitgevoerde neurologische onderzoek kwamen geen resultaten. Uit de door verzoekster aangevraagde second opinion blijkt uiteindelijk dat de vrouw lijdt aan een evenwichtsstoornis die zo goed als zeker is veroorzaakt door een vergiftiging van het binnenoor als gevolg van de inname van Gentamicine. In dit deelgeschil verzoekt de vrouw om een verklaring voor recht dat het haar toekomende smartengeld 100.000 bedraagt.
De rechtbank (PS 2018-0116) oordeelt dat genoegzaam is vast komen te staan dat verzoekster ernstige schade heeft geleden als gevolg van de beroepsfout. Zij lijdt nu namelijk aan een ernstige evenwichtsstoornis waarbij zij voor bepaalde taken volledig afhankelijk is van de hulp van derden. Zij kan niet meer fietsen of alleen de stad in en voor huishoudelijke taken is zij aangewezen op hulp van anderen. De rechtbank overweegt dat het percentage van blijvende invaliditeit niet vast hoeft te staan, voordat de hoogte van de schadevergoeding kan worden berekend. Het gaat immers om een naar billijkheid vast te stellen bedrag. De rechtbank zoekt voor dit bedrag aansluiting bij de bedragen zoals die zijn genoemd in de Smartengeldgids, in het bijzonder bij uitspraak 618. Ook hierin heeft een bekende bijwerking van een voorgeschreven medicijn geleid tot onomkeerbare schade. De rechtbank komt daarom tot het eindoordeel dat een bedrag van 65.000 passend is.

Integriteitsschade: toewijzing bedrag aan immaterile schadevergoeding ( 2.268) voor schending informatieplicht van psychiater door zwangere vrouw niet in te lichten over mogelijk nadelige gevolgen van gebruik antidepressiva tijdens zwangerschap.
De moeder van het kind heeft tijdens het eerste trimester van de zwangerschap verschillende soorten antidepressiva voorgeschreven gekregen van haar psychiater. Bij de geboorte bleek het kind diverse afwijkingen te hebben. In het tussenarrest van 2014 heeft het hof geoordeeld dat de psychiater, gentimeerde, is tekortgeschoten in de verplichting om de moeder en ook haar echtgenoot, de vader, te informeren over de twijfels die destijds bestonden over de veiligheid van de geneesmiddelen Anafranil en Rivotril tijdens de zwangerschap, in het bijzonder bij gebruik in het eerste trimester en dat aannemelijk is dat de moeder (en de vader), indien zij op duidelijke wijze zou zijn ingelicht over de mogelijk nadelige gevolgen van het gebruik van de medicatie voor het ongeboren kind, als redelijk handelend patinte in de gegeven omstandigheden zou hebben afgezien van deze medicatie, in elk geval tijdens het eerste trimester van de zwangerschap.
Gentimeerde is toerekenbaar tekortgeschoten in zijn informatieverplichting jegens de moeder over de mogelijke nadelige gevolgen van het gebruik van de antidepressiva. Er is aldus sprake van een schending van het zelfbeschikkingsrecht van de ouders. Deze schending is volgens het hof (PS 2018-0104) aan te merken als een aantasting van de persoon waarvoor een immaterile schadevergoeding op haar plaats is. Voor zowel de moeder als de vader acht het hof een bedrag van fl. 5.000 ( 2.268) een billijke vergoeding; het hof begroot de integriteitsschade, mede aan de hand van literatuur en EHRM-rechtspraak, op het tijdstip van de schending, dit is medio 1998.

Verzoek om verklaring voor recht aansprakelijkheid fietser op grond van overmacht aan de zijde van scooterrijdster, gegrond op reflexwerking, afgewezen. Geen subsidiair verzoek ingediend omtrent invulling van wederzijdse causaliteit en billijkheidscorrectie in het kader van artikel 6:101 BW.
Verzoekster is in 2014 een ongeval overkomen. Zij reed als scooterrijdster op het fietspad en op het moment dat verzoekster een fietser inhaalde, week de fietser plotseling uit naar links. Als gevolg hiervan belandde de scooterrijdster naast het fietspad en raakte haar linkerschouder een buspaal. In deze procedure verzoekt verzoekster om een verklaring voor recht dat de fietser, verweerder, volledig aansprakelijk is voor de gevolgen van het ongeval. Zij grond haar beroep op de reflexwerking van artikel 185 WVW. Verzoekster beroept zich daarbij op overmacht, stellende dat haar geen enkel verwijt kan worden gemaakt omtrent de wijze waarop zij aan het verkeer heeft deelgenomen. Het uitwijken naar links was voor verzoekster onvoorzienbaar.
De rechtbank (PS 2018-0112) overweegt dat voldoende vaststaat dat het ongeval is te wijten aan het gedrag van de fietser. De reflexwerking van artikel 185 WVW houdt in dat bij een aanrijding tussen een motorrijtuig waarmee op een weg wordt gereden en een fietser, waarbij schade wordt toegebracht aan de bestuurder van het motorrijtuig of aan het motorrijtuig zelf, behoudens overmacht aan de zijde van de gemotoriseerde, de schade (letsel-, dan wel zaakschade) hoewel de fietser schuld heeft aan de aanrijding in beginsel voor een gedeelte voor rekening blijft van de eigenaar van het motorrijtuig (zie o.m. HR 6 februari 1987 en HR 4 mei 2001). In het kader van dit leerstuk, dient tevens de vraag te worden beantwoord of sprake is van overmacht aan de zijde van verzoekster. Het is daarbij aan verzoekster om deze feiten te bewijzen. De rechtbank is van oordeel dat het beroep op overmacht niet kan slagen. Aan verzoekster is namelijk in juridisch opzicht verwijtbaar dat zij de fietser inhaalde met een verschil in snelheid van minstens 10 km/uur. Daarnaast heeft verzoekster gezien dat de fietser oordopjes in had en met zijn telefoon in zijn hand fietste. De verzoeken van verzoekster worden daarom afgewezen. De rechtbank overweegt nog dat verzoekster slechts heeft ingezet op volledige aansprakelijkheid van verweerder en niet, zoals tevens mogelijk was geweest, subsidiair een gemotiveerde invulling heeft gegeven aan de beoordeling van de wederzijdse causaliteit en de billijkheidscorrectie. Het antwoord op de vraag voor welk gedeelte de gemotoriseerde verkeersdeelnemer aansprakelijk is, hangt immers af van deze te maken afweging in het kader van artikel 6:101 BW.


Nieuws
De afgelopen week verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website.


Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de personenschadepraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.


Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ps.updates@law.eur.nl.


Met vriendelijke groet,

Siewert Lindenbergh, Ilona van der Zalm Marit Rijndorp
PS Updates

Hof

Rechtbank