Naar boven ↑

Update

Nummer 1, 2019
Uitspraken van 24-12-2018 tot 07-01-2019
Redactie: Mr. H. Vorsselman, mr. drs. I. van der Zalm, mr. Y. Bosschaart en J. Stulp.

Geachte heer/mevrouw,


Bijgaand treft u een nieuwe PS Update aan. Klik hier om de pdf vanaf de website te downloaden.


Nieuws
De afgelopen weken verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website.


Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de sinds de vorige nieuwsbrief verschenen uitspraken, welke zijn opgenomen onder aan deze nieuwsbrief. Wij lichten de volgende uitspraken hier voor u uit.

Slachtoffer van verkeersongeval krijgt te maken met trage en onzorgvuldige afwikkeling van de letselschadezaak en vordert 85.000 wegens secundaire victimisatie. Het hof wijst 10.000 toe wegens schending van beginselen zoals opgenomen in de Gedragscode Behandeling Letselschade.
In deze langlopende letselschadezaak (na een verkeersongeval in 1999) zijn de voornaamste geschilpunten in hoeverre de na het ongeval voorgevallen gebeurtenissen in het leven van appellant meewegen bij de vaststelling van de omvang van de schade als gevolg van het ongeval, of sprake is van een aan het ongeval toe te rekenen verlies aan verdienvermogen en zo ja, hoe dit berekend moet worden en of sprake is van secundaire victimisatie (ook wel aan te duiden als onrechtmatige schadeafwikkeling; verergering van door het ongeval veroorzaakt leed of schade, ontstaan door het langlopen van de zaak en door handelen of nalaten toe te rekenen aan de verzekeraar). Appellant runde als zelfstandige een boerenbedrijf. Na een verkeersongeluk is zijn vrouw geheel arbeidsongeschikt geraakt, appellant was grotendeels arbeidsongeschikt geraakt voor het belastende werk op de boerderij en heeft zijn bedrijfsvoering moeten aanpassen.
Het hof (PS 2019-0008) oordeelt dat de in het neurologisch rapport beschreven klachten kunnen worden gekwalificeerd als het postwhiplashsyndroom. Ook is het hof van oordeel dat de psychische klachten zijn terug te voeren op het ongeval. Nu de verzekeraar de benadeelde heeft te nemen zoals hij is ten tijde van de schadeveroorzakende gebeurtenis en gelet op de ruime toerekening die bij verkeersongevallen in letselschadezaken dient plaats te vinden, is de conclusie dat ook de depressie en psychiatrische opname in 2006 aan het ongeval toe te rekenen zijn. Het hof wijst verschillende schadeposten toe, waaronder voor herstructurering van en nieuwe arbeidsverlichtende machines voor de boerderij van appellant, verlies aan verdienvermogen en medische kosten. Appellant heeft 85.000 wegens secundaire victimisatie gevorderd, hetgeen door de rechtbank is afgewezen. Uit een lange reeks van correspondentie rijst het beeld op van een bijzonder stroperig letselschadedossier. Onder verwijzing naar de Gedragscode Behandeling Letselschade acht het hof de wijze van behandeling van dit dossier door Aegon onzorgvuldig en daarmee onrechtmatig jegens appellant. Het hof acht het aannemelijk dat appellant door deze onzorgvuldige (en trage) wijze van behandeling immaterile schade heeft opgelopen (naast de door hem opgelopen schade door het ongeval) en begroot deze schade naar redelijkheid en billijkheid op 10.000. De rechtbank heeft een bedrag van 15.000 als smartengeld toegewezen. De rechtbank heeft aansluiting gezocht bij de bedragen genoemd in de Smartengeldgids. Het hof oordeelt dat het onzorgvuldig handelen van Aegon al is verdisconteerd in het hierboven toegekende bedrag aan immaterile schadevergoeding wegens onrechtmatige schadeafwikkeling. Het hof sluit zich dus aan bij het oordeel van de rechtbank; voor het toekennen van een hoger bedrag aan smartengeld bestaat geen aanleiding.

Schadestaatprocedure. Eiseres heeft ernstig letsel overgehouden aan een zware mishandeling door gedaagde. De rechtbank stelt het causaal verband vast.
Gedaagde heeft eiseres ernstig mishandeld. Hij heeft haar op het oog en het gezicht gestompt en toen zij op de grond lag tegen haar nek gestompt. Eiseres heeft hier ernstig letsel aan overgehouden. Zij stelt dat zij als gevolg van de mishandeling de volgende klachten en het volgende letsel heeft opgelopen: ernstige hoofdpijn, verstoorde nachtrust, een zeer diepe breuk van de oogkas dichtbij een zenuw, hersenletsel, een gevoelloos gezicht en een gevoelloze lip, whiplash, beschadigde tanden, cognitieve en psychische klachten waaronder PTSS. Op dit moment is er, zo stelt eiseres, sprake van blijvend oog- en hersenletsel, en PTSS. Zij ziet, zo stelt zij, scheel, moet een bril dragen, heeft gedurende de hele dag hoofdpijn en heeft geheugen- en concentratieproblemen en moeite met lezen. Zij stelt nog in behandeling te zijn. Eiseres vordert samengevat veroordeling van gedaagde tot betaling van 194.040,98. Dit bedrag bestaat uit de volgende kostenposten: verlies arbeidsvermogen tot oktober 2017 ( 30.470), kosten huishoudelijke hulp en verlies aan zelfwerkzaamheid ( 102.663), schade vanwege het niet kunnen voltooien van de masterstudie ( 26.341,45), immaterile schade ( 31.000) en materile schade ( 3.566,51). Eiseres baseert haar vordering op onrechtmatige daad. Gedaagde betwist de (hoogte van) de gestelde schade, het causaal verband en stelt dat sprake is van eigen schuld bij eiseres en dat het gevorderde bedrag niet meer redelijk en billijk is.
De rechtbank (PS 2019-0005) overweegt dat een vergelijking dient te worden gemaakt tussen de feitelijke situatie na de mishandeling en de hypothetische situatie bij het wegdenken daarvan. De stelplicht en bewijslast van het bestaan en de omvang van de schade liggen in beginsel bij de benadeelde. Aan eiseres mogen in dit verband echter geen strenge eisen worden gesteld; het is immers gedaagde die aan haar de mogelijkheid heeft ontnomen om zekerheid te verschaffen omtrent hetgeen in die hypothetische situatie zou zijn geschied. De rechtbank gaat uit van een causaal verband. Met deze zware mishandeling is de norm van artikel 302 Sr geschonden, die ertoe strekt het risico van pijn, (ernstig) letsel en schade voor de gezondheid te voorkomen. In het onderhavige geval heeft dit risico zich verwezenlijkt, nu in ieder geval het gestelde letsel en de gestelde klachten kort na de mishandeling, zoals in het strafvonnis (waarin gedaagde werd veroordeeld) bewezen verklaard, niet concreet zijn betwist. Het beroep op eigen schuld wordt verworpen. De rechtbank acht het nodig om over de medische situatie van eiseres en de daaruit voortvloeiende klachten en beperkingen deskundigenberichten in te winnen. Partijen worden in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de deskundigenberichten. De rechtbank geeft partijen in overweging hun advocaten te instrueren nogmaals met elkaar in contact te treden om te trachten een minnelijke regeling te treffen. De rechtbank houdt verder iedere beslissing aan.

Toekenning van 12.500 ter vergoeding van shockschade aan slachtoffer 2, die samen met haar partner (slachtoffer 1) op oudejaarsnacht werd neergestoken. Haar partner overleed bijna aan een slagaderlijke bloeding in de hals en zij probeerde de bloeding te dichten.
Veroordeling voor tweemaal poging tot doodslag. Veroordeelde heeft tijdens oudejaarsnacht onverwachts, terwijl slachtoffer 1 en slachtoffer 2 samen vuurwerk aan het afsteken waren, op hen ingestoken met een mes. Slachtoffer 2 is daarbij gestoken in de rug (ter hoogte van het schouderblad) en in het hoofd. Vervolgens heeft verdachte met het mes in de hals van slachtoffer 1, die slachtoffer 2 te hulp schoot, gestoken. Als gevolg hiervan is een slagaderlijke bloeding ontstaan. De kans dat slachtoffer 1 zou komen te overlijden, is aanmerkelijk geweest. Gelet op de wijze waarop de messteken zijn toegebracht, namelijk met ongecontroleerde en repeterende bewegingen, zoals omschreven door slachtoffer 2, en de plaatsen in het lichaam waar verdachte heeft gestoken, wordt voorwaardelijk opzet aanwezig geacht.
Beide slachtoffers hebben zich als benadeelde gevoegd in de strafzaak. Slachtoffer 1 vordert als voorschot op de door hem geleden immaterile schade een bedrag van 37.500. De rechtbank schat het toe te kennen bedrag naar redelijkheid gelet op wat er is gebeurd en op basis van de huidige (medische) toestand van de benadeelde partij en de gevolgen die het feit tot vandaag voor hem heeft gehad. De rechtbank (PS 2019-0018) komt op grond daarvan toekenning van een bedrag van 25.000 billijk voor. Slachtoffer 2 heeft een bedrag van 12.500 gevorderd aan shockschade die zij als gevolg van het neersteken van slachtoffer 1 heeft geleden. Zij heeft daaraan ten grondslag gelegd dat zij er getuige van heeft moeten zijn dat haar partner, slachtoffer 1, is neergestoken en bijna aan zijn letsel ter plaatse is overleden. De rechtbank is van oordeel dat gelet op de onderbouwing van de vordering voldoende aannemelijk is dat zij shockschade heeft geleden. Zij heeft waargenomen dat haar partner door verdachte met een mes in zijn hals is gestoken en zij is haar partner, die als gevolg daarvan een slagaderlijke bloeding had opgelopen, te hulp geschoten, onder meer door de wond gedurende enige tijd te dichten met een handdoek. Daarbij spoot het bloed er uit. Dit moet onbeschrijflijk zwaar voor de benadeelde partij zijn geweest. Onder deze omstandigheden komt de rechtbank vergoeding van shockschade tot het gevorderde bedrag van 12.500 billijk voor en dit zal worden toegewezen. Ook wijst de rechtbank de gevorderde 3.000 immaterile schadevergoeding toe aan slachtoffer 2.

Deelgeschil. De rechtbank begroot het smartengeld voor een verongelukte motorrijder die door een complete dwarslaesie volledig rolstoelafhankelijk is geworden.
Motorrijder kwam in 2008 ten val toen een automobilist verzuimde hem voorrang te verlenen. De motorrijder heeft een complete dwarslaesie opgelopen en is volledig rolstoelafhankelijk. De verzekeraar van de automobilist, Nationale Nederlanden, heeft destijds aansprakelijkheid erkend en heeft 832.500 aan voorschotten aan smartengeld verstrekt. Verzoeker vordert een verklaring voor recht dat Nationale Nederlanden gehouden is om 185.000 immaterile schadevergoeding aan hem te betalen. Hij wijst daarbij op arresten van de Hoge Raad over ernstige letselschade, algemeen erkende rechtsbeginselen waar op grond van artikel 3:12 BW rekening mee moet worden gehouden, de inmiddels gewijzigde maatschappelijke opvattingen ter zake van smartengeld, de hogere smartengeldvergoedingen in het buitenland, de vergoedingen die strafrechters toekennen aan benadeelden wegens onterechte vrijheidsberovingen en de persoonlijke belangen betrokken bij het geval.
De rechtbank (PS 2019-0025) oordeelt dat bij de begroting van het smartengeld moet worden uitgegaan van vergelijkbare gevallen voor 2008 (jaar van het ongeval) en dat indexatie plaats moet vinden naar het niveau van 2008. De rechtbank is van oordeel dat voorts op grond van het bepaalde in artikel 3:12 BW de veranderde opvattingen met betrekking tot compensatie van leed moeten worden meegewogen bij de begroting van het smartengeld. De rechtbank kwalificeert het letsel van verzoeker als letsel uit de zwaarste categorie, waardoor sprake is van een drastische, onomkeerbare en sterk verlaagde levenskwaliteit. De rechtbank begroot de immaterile schadevergoeding op een bedrag van 165.000. Verder vindt de rechtbank het tegen de aard van het deelgeschil indruisen om de beschikking bij voorraad uitvoerbaar te verklaren.


Literatuur
Sinds het verschijnen van de vorige nieuwsbrief zijn verschillende signaleringen onder literatuur geplaatst. Zie ook het overzicht onderaan deze nieuwsbrief.


Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de personenschadepraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.


Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ps.updates@law.eur.nl.


Met vriendelijke groet,

Siewert Lindenbergh, Ilona van der Zalm Janou Kempkes
PS Updates



Literatuur
Sinds het verschijnen van de vorige nieuwsbrief zijn de volgende signaleringen onder literatuur geplaatst.

N. van den Burg E. Luijendijk, De AVG voor de letselschadepraktijk, Tijdschrift Letselschade in Praktijk 2018/118, afl. 6.
Met ingang van 25 mei 2018 is de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) rechtstreeks van toepassing in alle lidstaten van de Europese Unie. De AVG regelt de rechtmatige en zorgvuldige verwerking van persoonsgegevens van natuurlijke personen door particuliere organisaties en overheidsinstanties. In dit artikel worden enkele gevolgen van de AVG voor de omgang met (bijzondere) persoonsgegevens in de letselschadepraktijk geanalyseerd. Na een algemene toelichting op de overgang van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) naar de AVG en de voorschriften waaraan de verwerking van persoonsgegevens dient te voldoen, wordt ingegaan op de positie van de aansprakelijkheidsverzekeraar, de medisch adviseur, de medisch deskundige en de belangenbehartiger als verwerkingsverantwoordelijken.

P.C. Knijp, De grenzen van het deelgeschil, Tijdschrift Letselschade in Praktijk 2018/119, afl. 6.
Dit artikel is een bewerking van de lezing die de auteur op 29 maart 2018 tijdens de themadag Deelgeschilprocedure; Hoe gaat het? Wat kan er (nog) beter? heeft gehouden. Deze themadag werd georganiseerd door het Kenniscentrum Milieu en Gezondheid en de Expertgroep Letselschade in samenwerking met Studiecentrum Rechtspraak (SSR). In de lezing gaf de auteur zijn persoonlijke ervaringen als (letselschade-)advocaat, optredend voor verzekeraars, met de deelgeschilprocedure weer.

M.W. Knigge, W.H. van Boom J.W. Keijser, Minder gezichtspunten, betere sturing? Over de gevolgen van het aantal gezichtspunten op juridische oordeelsvorming, Nederlands Tijdschrift voor Burgerlijk Recht 2018/37, afl. 9.
Het privaatrecht werkt vaak met gezichtspuntencatalogi. Er wordt wel gezegd dat gezichtspunten te weinig sturing geven aan rechterlijke oordeelsvorming. Een oplossing, zo wordt wel beweerd, zou kunnen zijn om het aantal te gebruiken gezichtspunten te reduceren. Hoe minder gezichtspunten, hoe meer sturing, is de stelling. Maar is die juist? In dit artikel wordt die vraag onderzocht aan de hand van een experiment. Enig bewijs voor de juistheid van de stelling wordt niet gevonden. Het werken met minder gezichtspunten lijkt dus vooralsnog niet een geschikte manier om meer sturing te bereiken.

A.M. Overheul, Angst als juridisch relevante schade: de angstschadevordering naar Frans recht, Aansprakelijkheid, Verzekering Schade 2018/31, afl. 6.
Deze bijdrage gaat over de angstschadevordering in het Franse recht en de betekenis hiervan voor het Nederlandse recht. Angstschade is hot topic in Frankrijk. Het gegeven dat de angstschadevordering zich al ver ontwikkeld heeft in de Franse (cassatie)rechtspraak, maakt het waardevol om naar de voorwaarden te kijken die de Franse rechter aan de angstschadevordering stelt.

P.C.J. De Tavernier, Overwegingen bij een behoedzaam arrest van de Hoge Raad omtrent de doorbreking van de aansprakelijkheidslimiet voor personenvoer op de binnenvaart (artikel 8:983 BW), Aansprakelijkheid, Verzekering Schade 2018/32, afl. 6.
In zijn arrest van 18 mei 2018 (ECLI:NL:HR:2018:729) kreeg de Hoge Raad de gelegenheid zich uit te spreken over de mogelijkheden om een aansprakelijkheidslimiet die geldt voor personenvervoer op de binnenvaart, te doorbreken. De zaak gaat over een ongeval, waarbij een Duitse passagier tijdens een pleziervaart op het Grevelingenmeer ernstig letsel oploopt. Hij lijdt daarbij schade ten belope van ruim 620.000. De aansprakelijkheidsverzekeraar van het schip beroept zich echter op de van toepassing zijnde wettelijke limiet van 137.000.

R.W.M. Giard J.M. Broekman, Herbeoordelingen bij medische aansprakelijkheid door n expert of door een panel? Over nabootsing van de oorspronkelijke beoordelingssituatie, Letsel Schade 2018/4, p. 11-19.
Als bij een medische aansprakelijkheidskwestie het vermoeden bestaat dat er bij het beoordelen van een rntgenfoto, microscopische preparaten, weenregistratie, een hartfilmpje of wat dies meer zij iets verkeerd is gegaan, dan kan die beoordeling door een deskundige opnieuw worden beschouwd. Als deze beoordeling zonder voorzorgsmaatregelen opnieuw wordt uitgevoerd, wordt geen recht gedaan aan de oorspronkelijke beoordelingssituatie en wordt een opgeschroefde zorgvuldigheidsnorm gecreerd, omdat er wordt geoordeeld met wijsheid achteraf. Raimond Giard en Jan Broekman bepleiten blindering, evenals een breed en diepgaand onderzoek naar het geval en de context ervan.

R.W.M. Giard, Het doen van goed oorzakenonderzoek van faillissementen is veel lastiger dan het lijkt in: De Curator en de Failliet. Insolad Jaarboek 2019, Deventer: Wolters Kluwer 2019, p. 1-26.
Waarom leggen ondernemingen of instellingen het loodje? De rechtbank Rotterdam gaf onlangs aan dat van de curator verwacht mag worden dat deze steeds onderzoek doet naar de oorzaken van het faillissement. Zonder zon doorlichting is het immers onmogelijk om te kunnen beoordelen of er sprake zou kunnen zijn van onregelmatigheden die het faillissement, althans mede, hebben veroorzaakt, de vereffening van de failliete boedel bemoeilijken of het tekort in het faillissement hebben vergroot. Maar wat is nu de strekking van deze opdracht?

Hoge Raad

Hof

Rechtbank

Uitspraken zonder ECLI