Naar boven ↑

Update

Nummer 13, 2019
Uitspraken van 29-03-2019 tot 01-04-2019
Redactie: Mr. H. Vorsselman, mr. drs. I. van der Zalm, mr. Y. Bosschaart en J. Stulp.

Geachte heer/mevrouw,


Bijgaand treft u een nieuwe PS Update aan. Klik hier om de pdf vanaf de website te downloaden.


Aankondiging
Symposium Compensatie van misdrijfschade Solidariteit, verzekering, verhaal: dinsdag 24 september 2019.
Wie draagt welke schade en wie zou welke schade moeten dragen? Wat wordt aan slachtofferzijde aan compensatie ontvangen, hoeveel schade blijft onvergoed en welke schade wordt uiteindelijk gedragen door de samenleving? Welke schade wordt daadwerkelijk verhaald aan daderzijde? Wordt misdrijfschade met de daartoe beschikbare middelen efficint gecompenseerd? Hoe liggen op het vlak van de misdrijfschade de verhoudingen tussen solidariteit, verzekering en verhaal? Deze vragen staan centraal in het symposium Compensatie van misdrijfschade Solidariteit, verzekering, verhaal, georganiseerd door de Erasmus School of Law in samenwerking met het Ministerie van Justitie en Veiligheid en het Schadefonds Geweldsmisdrijven. In een drietal plenaire voordrachten zal worden overzien wat tot nu toe bekend is op dit punt en welke vragen aanleiding geven tot nader onderzoek. Vervolgens vinden interactieve workshops plaats rond drie themas: de rol van de overheid, verzekering en verhaal op de dader. De middag wordt ingeleid door prof. mr. S.D. Lindenbergh. Het symposium zal plaatsvinden op dinsdag 24 september 2019, 13.00-17.30 uur, locatie: Erasmus Universiteit Rotterdam. Wilt u op de hoogte blijven van dit symposium en bericht krijgen zodra aanmelden mogelijk is? Klik dan hier.


Nieuws
De afgelopen week verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website.


Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de sinds de vorige nieuwsbrief verschenen uitspraken, welke zijn opgenomen onder aan deze nieuwsbrief. Wij lichten de volgende uitspraken hier voor u uit.

Taxichauffeur wordt neergestoken door net vrijgelaten man.
Taxichauffeur is neergestoken door een man die even tevoren door de politie op vrije voeten was gesteld (en voor hem een taxi had gebeld) en ten aanzien van wie een psychiater werkzaam voor Parnassia geen aanleiding had gezien om een geneeskundige verklaring op te stellen voor de afgifte van een last tot inbewaringstelling (ibs) door de burgemeester. De man heeft de taxichauffeur met een zakmes in zijn slaap en rug gestoken. Zijn de politie en Parnassia aansprakelijk voor de letselschade van de taxichauffeur? De rechtbank (PS 2019-0542) overweegt dat aan Parnassia geen verwijt kan worden gemaakt, nu op het beoordelingsmoment niet voldaan was aan de voorwaarden voor ibs van artikel 20 Wet Bopz. Ook de politie kan geen verwijt worden gemaakt; de man was vrij om te gaan, wilde zelf dat er een taxi voor hem gebeld werd en er waren geen concrete aanwijzingen dat een incident als deze zich voor zou doen. De rechtbank oordeelt dat niet kan worden geoordeeld dat Parnassia en de politie onrechtmatig hebben gehandeld, daarom komt de door het steekincident voor eiser ontstane schade niet voor hun risico.

Confrontatie met gewond familielid in ziekenhuis zonder dat wonden zichtbaar zijn onvoldoende voor shockschade.
Strafrecht. Veroordeling voor doodslag door doodsteken jongen op verjaardagsfeestje. Vader, moeder, broer en zussen vorderen ieder immaterile schadevergoeding tussen de 17.500 en 20.000. Rechtbank (PS 2019-0537) oordeelt dat niet voldaan is aan het confrontatievereiste voor shockschade. Dat de gebeurtenis en de uiteindelijke dood van het slachtoffer bij de nabestaanden (benadeelden) een hevige schok en veel verdriet teweeg hebben gebracht is evident. Echter, hoe ingrijpend de gewelddadige dood van hun zoon/broer ook is, onder deze omstandigheden te weten de confrontatie met hun ernstig verwonde familielid in het ziekenhuisbed, wiens verwondingen voor hen aan het oog waren onttrokken is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van de situatie dat sprake is van het op directe wijze geconfronteerd zijn met de ernstige gevolgen van dit misdrijf en de omstandigheden waaronder het heeft plaatsgevonden. Onder deze omstandigheden kan geen vergoeding van shockschade aan de benadeelden worden toegekend.

Nuancering van uitspraak van de Hoge Raad uit 1999 dat het in artikel 3:310 lid 3 BW bepaalde alleen geldt voor de in artikel 3:310 lid 2 BW genoemde rechtsvorderingen.
Deze zaak betreft de verjaring van het vorderingsrecht uit hoofde van artikel 6:174 lid 1 BW (aansprakelijkheid van de bezitter van een opstal), waarbij schade aan een parkeergarage is ontstaan. Het hof heeft als gebeurtenis waardoor de schade is veroorzaakt, aangemerkt de sinds 1974 voortdurende aanwezigheid van een oprit zonder grondkerende voorziening en de gronddruk die het gewicht van die oprit, al dan niet in combinatie met dat van voertuigen op die oprit, sinds de aanleg is blijven uitoefenen op de muur. Het voortdurende karakter van de aldus vastgestelde gebeurtenis in deze zaak brengt mee dat die gebeurtenis niet tot n moment kan worden herleid, aldus de Hoge Raad (PS 2019-0532). Als gevolg hiervan bestaat onzekerheid over het aanvangstijdstip van de twintigjarige verjaring. Dat verdraagt zich niet met het aan die termijn ten grondslag liggende belang van de rechtszekerheid. Daarom moet in een geval als dit worden aangenomen dat de termijn van twintig jaren begint te lopen zodra de gebeurtenis waardoor de schade is veroorzaakt, is opgehouden te bestaan. Dit strookt met hetgeen in artikel 3:310 lid 3 BW is geregeld voor de in artikel 3:310 lid 2 BW genoemde gevallen. Het oordeel in HR 25 juni 1999, ECLI:NL:HR:1999:ZC2934, dat het in artikel 3:310 lid 3 BW bepaalde alleen geldt voor de in artikel 3:310 lid 2 BW met zoveel woorden genoemde rechtsvorderingen, behoeft dus in zoverre nuancering.


Literatuur
Sinds het verschijnen van de vorige nieuwsbrief zijn verschillende signaleringen onder literatuur geplaatst. Zie ook het overzicht onderaan deze nieuwsbrief.


Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de personenschadepraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.


Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ps.updates@law.eur.nl.


Met vriendelijke groet,

Siewert Lindenbergh, Ilona van der Zalm, Janou Kempkes Moana Mellaard
PS Updates



Literatuur
Sinds het verschijnen van de vorige nieuwsbrief zijn de volgende signaleringen onder literatuur geplaatst.

M. Hornman, Y. Piekhaar K. Rozemond, Stichtse Vecht en de vervolgbaarheid van overheden voor dodelijke ongelukken, Nederlands Juristenblad 2019/579.
Het arrest van de Hoge Raad in de zaak van de gemeente Stichtse Vecht lijkt te leiden tot een willekeurig onderscheid in vervolgbaarheid van openbare lichamen in de zin van artikel 7 Grondwet en feitelijk leidinggevers voor dodelijke ongelukken. De Hoge Raad vat die vervolgbaarheid ruim op in de zin dat een gemeente kan worden vervolgd voor een nalatigheid om een besluit te nemen wanneer derden dat besluit kunnen uitvoeren. Dat het nemen van het besluit onder een exclusieve bestuurstaak valt, is daarbij niet bepalend. De zaak van de gemeente Stichtse Vecht laat zien dat de verschillende nalatigheden moeilijk van elkaar te scheiden zijn en dat het daarom wenselijk is dat de overheid kan worden vervolgd voor de combinatie van nalatigheden die tot een dodelijk ongeval hebben geleid.

D.M. Gouweloos, annotatie bij Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden zp Leeuwarden 11-12-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:10736, Jurisprudentie Aansprakelijkheid 2019/22.
De stress in een sluis levert voor de toeschouwer doorgaans een amusant schouwspel op. De gebeurtenissen in de sluis in deze zaak zijn echter minder vrolijk, want appellante verliest een deel van haar duim nadat zij bekneld is geraakt achter een ladder in de sluis die door een onbekende oorzaak is gaan schuiven. Zij houdt de Provincie als bezitter van de sluis voor haar schade aansprakelijk op grond van art. 6:174 BW. In deze noot plaatst de auteur de overwegingen van het hof aan de hand van eerdere rechtspraak en literatuur in een wat bredere context.

J. van de Klashorst, annotatie bij Rechtbank Gelderland zp Arnhem 21-11-2018, ECLI:NL:RBGEL:2018:5398, Jurisprudentie Aansprakelijkheid 2019/24.
De rechtbank maakt het zichzelf door toepassing van de omkeringsregel naar de mening van de auteur onnodig moeilijk. Hij overweegt bij de rechtvaardiging voor de toepassing van de omkeringsregel dat het gestelde letsel en de gestelde klachten kort na de mishandeling niet zijn betwist en daarom van het causaal verband met de mishandeling moet worden uitgegaan. Die redenering volgend had de rechtbank het csqn-verband op grond van art. 150 Rv kunnen aannemen. Hiervoor is immers een redelijke mate van waarschijnlijkheid voldoende.

J. Kruijswijk, annotatie bij Rechtbank Gelderland zp Arnhem 01-10-2018, ECLI:NL:RBGEL:2018:4467, Jurisprudentie Aansprakelijkheid 2019/26.
Een cursiste heeft pas laat medische hulp gekregen toen zij een herseninfarct had, waardoor zij schade heeft opgelopen. De cursiste is van mening dat de nachtportier van het hotel waar zij tijdens de cursus verbleef, niet adequaat heeft gehandeld toen zij zich niet goed voelde en dat de organisator van de cursus bovendien is tekort geschoten door zelf in de nachtelijke uren niet bereikbaar te zijn. De cursiste spreekt de organisator aan tot schadevergoeding op grond van art. 7:507 (oud) BW, de grondslag voor aansprakelijkheid van reisorganisatoren voor schade van de reiziger als een (pakket)reis niet verloopt conform de verwachtingen die hij redelijkerwijs mocht hebben. De reis waar het hier om gaat betrof een drieweekse landbouwcursus van ICRA (International Centre for development oriented Research in Agriculture) in Wageningen, waarvoor de cursiste, die als landbouwonderzoeker in Burkina Faso werkte, een beurs had ontvangen. Interessant zijn de overwegingen van de rechtbank of ICRA, die geen touroperator is maar enkel een (meerdaagse) cursus organiseerde, als reisorganisator kan worden aangemerkt en wat van een hotelaccommodatie verwacht mag worden als om medische hulp wordt gevraagd.

J. de Clerck, annotatie bij Rechtbank Gelderland zp Arnhem 23-11-2018, ECLI:NL:RBGEL:2018:5618, Jurisprudentie Aansprakelijkheid 2019/19.
Deze procedure betreft een wrongful birth-claim. De eisers zijn de ouders van vier kinderen, waarvan n is geboren na een in het ziekenhuis ondergane sterilisatieoperatie door vader. Na deze operatie heeft er sperma-onderzoek plaatsgevonden, waarna de ouders per brief te horen kregen dat er geen levende zaadcellen werden aangetroffen en dat het gebruik van voorbehoedsmiddelen niet meer noodzakelijk was. Enkele weken na deze brief blijkt de vrouw zwanger te zijn. Het kind is verwekt na ontvangst van de brief. Door het ziekenhuis is aansprakelijkheid erkend voor de foutieve mededeling in de brief dat het onderzoek geen levende zaadcellen meer aantoonde.

J.T. Hiemstra R.M. Peters, Aansprakelijkheid hulpverlener voor het plaatsen van een Totale Heup Prothese, Letsel Schade 2019, afl. 1, p. 5-12.
Meer dan een tiende van de nieuwe heupen bestaat uit een combinatie van onderdelen van verschillende fabrikanten hetgeen volgens gebruiksaanwijzing van de fabrikant meestal niet is toegestaan. In deze bijdrage beschrijven auteurs de medische en privaatrechtelijke implicaties van dit ongeautoriseerd mixen. Zij laten onder meer zien dat vanuit publiekrechtelijk oogpunt relevant is dat een prothese een medisch hulpmiddel is en daarom een CE-keurmerk dient te ontvangen alvorens op de Europese markt te mogen worden verhandeld. Door aanpassing van de prothese zijn de oorspronkelijk verstrekte keurmerken mogelijk niet langer geldig. Vanuit privaatrechtelijk oogpunt is volgens auteurs relevant dat het ongeautoriseerd mixen bij de samenstelling van een THP door een hulpverlener aansprakelijkheidsrisicos met zich kunnen brengen, zoals schending van de zorgvuldigheidsnorm of gebruik van een ongeschikte hulpzaak. Hiermee kan de hulpverlener, als producent van de nieuwe prothese, zonder schuld aansprakelijk zijn voor de schade die een patint door een gemixte THP lijdt, aldus auteurs.

W.H. van Boom, Proportionele doorbreking van wettelijke limitering bij stilzitten wetgever. HR 18 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:729 (gebroken giek), Ars Aequi 2019, afl. 3, p. 199-208.
Eiser in cassatie liep tijdens een zeiltocht ernstig letsel op als gevolg van het afbreken van de giek van een zeilklipper. De schade van eiser behelsde een aanzienlijk hoger bedrag dan de individuele limiet op grond van art. 8:983 lid 1 BW dat bepaalt dat de aansprakelijkheid van de vervoerder in geval van dood of letsel van de reiziger is beperkt tot een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen bedrag. Centraal in deze procedure staat de vraag of de aansprakelijkheidsbeperking uit art. 8:983 lid 1 BW in overeenstemming is met art. 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens is bepaald (hierna: art. 1 EP) en of een beroep op de limiet in dit geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.

M. de Vries, Over de weigering expertisekosten te vergoeden van niet-ingeschreven experts, Aansprakelijkheid, Verzekering Schade 2019/5, afl. 1.
Op 28 november 2018 heeft de Rechtbank Gelderland (een nog niet gepubliceerd) vonnis gewezen in een zaak waarin de verzekeraar weigerde de expertisekosten van de verzekerde te betalen. Aan de orde lijkt daarmee te zijn een oordeel over de door die verzekeraar in zijn polisvoorwaarden gestelde eis dat experts en dus ook de expert aan de zijde van verzekerde over wiens gemaakte kosten de casus draaide ingeschreven dient te zijn bij het Nederlands Instituut voor Register Experts (NIVRE) of een vergelijkbare brancheorganisatie. Aan die weigering legde de verzekeraar ten grondslag dat de door de verzekerde ingeschakelde expert zich niet houdt aan de Gedragscode expertiseorganisaties hetgeen met zich zou brengen dat de verzekeraar op grond van de polisvoorwaarden niet is gehouden deze kosten te vergoeden. Hoewel een uitspraak met betrekking tot deze thematiek zeer welkom was, laat zij op de materie op dit punt, zo zal in deze annotatie worden betoogd, geen licht schijnen.

M.E. Holthausen, De waarde van een strafrechtelijke uitspraak bij een beroep op de opzetclausule, Aansprakelijkheid, Verzekering Schade 2019/4, afl. 1.
Wanneer een verzekerde een strafbaar feit pleegt waarbij een derde schade lijdt, wordt er veelal een beroep gedaan op de aansprakelijkheidsverzekering van de schadeveroorzaker. In vrijwel iedere aansprakelijkheidsverzekering voor particulieren (AVP) is echter een uitsluiting voor opzettelijk veroorzaakte schade opgenomen. Als een verzekerde met betrekking tot het feit waarvoor dekking wordt gevraagd, betrokken is in een strafzaak, kan een verzekeraar daar dan zijn voordeel mee doen? In dit artikel wordt onderzocht wat de waarde van een strafrechtelijke uitspraak is bij een beroep op de opzetclausule.

M.M.R. van Ardenne-Dick, De Hoge Raad en de uitleg van opzet (opzetclausule 2000) in de aansprakelijkheidsverzekering. Op weg naar meer duidelijkheid ECLI:NL:HR:2018:601 (shaken baby), Aansprakelijkheid, Verzekering Schade 2019/3, afl. 1.
In april 2018 wees de Hoge Raad een belangrijk arrest over de uitleg van de meest recente, door het Verbond van Verzekeraars geadviseerde, opzetclausule 2000. Het beroep van AVP verzekeraar Reaal op de opzetclausule uit het Standaardpolismodel AVP 2000 is door rechtbank, hof en Hoge Raad verworpen. A-G Van Peursem concludeerde in zijn conclusie voor het arrest eveneens tot verwerping. In deze bijdrage gaat het dan ook niet zozeer om de uitkomst, die niet verrast, maar om de overwegingen die de Hoge Raad aan deze zaak wijdt.

I. Tillema, Naar een goed geolied mechanisme voor de collectieve afwikkeling van massaschade. Over claimvehikels, Engelse toestanden en het belang van een gebalanceerde kostenvergoeding, Aansprakelijkheid, Verzekering Schade 2019/2, afl. 1.
Deze bijdrage gaat over het wetsvoorstel voor een collectieve schadevergoedingsactie en de daarin opgenomen mogelijkheid tot een (eenzijdige) volledige proceskostenvergoeding. Mede in het licht van de ontwikkeling dat verschillende soorten commercile spelers actief zijn bij de afwikkeling van massaschade, bespreekt de auteur aan de hand van twee Engelse voorbeelden de mogelijke rol en gevolgen van een (volledige) kostenvergoeding. De vraag of het wetsvoorstel voldoende tegenwicht biedt aan het risico op excessieve beloningen en de complexe toetsing daarvan, beantwoordt de auteur bevestigend, maar met de nadruk op de noodzaak om hierbij goed de vinger aan de pols te houden.

Hoge Raad

Hof

Rechtbank