Naar boven ↑

Update

Nummer 19, 2019
Uitspraken van 07-05-2019 tot 13-05-2019
Redactie: Mr. H. Vorsselman, mr. drs. I. van der Zalm, mr. Y. Bosschaart en J. Stulp.

Geachte heer/mevrouw,

Bijgaand treft u een nieuwe PS Update aan. Klik hier om de pdf vanaf de website te downloaden.


Nieuws
De afgelopen week verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website.


Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de sinds de vorige nieuwsbrief verschenen uitspraken, welke zijn opgenomen onder aan deze nieuwsbrief. Wij lichten de volgende uitspraken hier voor u uit.

Advocaat-generaal: aardbevingsschade kan leiden tot een aantasting in de persoon.
Op 10 oktober 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland de Hoge Raad vragen gesteld over de aansprakelijkheid van NAM en de Staat in een zaak aangespannen door een echtpaar dat in het aardbevingsgebied boven het Groningen-gasveld woont. Het echtpaar eist onder meer vergoeding van (i) de waardevermindering van hun woonhuis en (ii) gemis van woongenot (overlast en gebruiksverlies), en daarnaast (iii) immaterile schadevergoeding. De advocaat-generaal (PS 2019-0710) adviseert met betrekking tot de immaterile schade het volgende. Bij schade door gaswinning kan in bijzondere gevallen geestelijk letsel zijn ontstaan of de veiligheid van de woning of de persoonlijke levenssfeer zodanig zijn aangetast dat fundamentele rechten zijn aangetast met rechtstreekse nadelige gevolgen voor de bewoners. Geestelijk letsel moet zijn gediagnostiseerd of naar objectieve maatstaven kunnen worden vastgesteld. Als bewijs volstaat dus niet dat de betrokkene woont in een gebied met aardbevingen, al dan niet boven een bepaalde sterkte waar fysieke schade is geleden in combinatie met een persoonlijke verklaring. Ook voor smartengeld wegens schending van een fundamenteel recht zal de eiser de aantasting van zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen, maar de aard en de ernst van de normschending kunnen in uitzonderlijke gevallen meebrengen dat de nadelige gevolgen zozeer voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon zonder verder bewijs kan worden aangenomen. Het hoogstpersoonlijke karakter van immaterile schadevergoeding hoeft niet in de weg te staan aan een min of meer forfaitaire vaststelling in geval van een structureel of massaal karakter van de schadeveroorzakende gebeurtenis(sen), aldus de advocaat-generaal. Het persbericht van rechtspraak.nl is hier te vinden.

Verplaatsen zetbank met heftruck levert gevaarzetting op.
Appellant voert als zzper in opdracht van gentimeerde schilderwerkzaamheden uit aan zijn huis. Tijdens het verplaatsen van een zetbank valt deze van de heftruck en komt op appellant terecht waardoor hij letsel oploopt. Appellant vordert in de hoofdzaak schadevergoeding nader op te maken bij staat. Het hof (PS 2019-0693) oordeelt dat op het moment dat de zetbank met behulp van de palletwagen in beweging werd gebracht, de constructie niet langer stabiel was. Er ontstond een gevaarlijke situatie, omdat de lading van de palletwagen niet gezekerd was. Vervolgens werd de situatie nog gevaarlijker op het moment dat (een deel van) de zetbank in aanraking kwam met n lepel of beide lepels van de heftruck die slechts schuin en deels onder de zetbank waren gemanoeuvreerd. Het gevaar heeft zich ook verwezenlijkt doordat de zetbank op het slachtoffer terecht is gekomen. Gentimeerde heeft onrechtmatig gehandeld en is aansprakelijk voor de geleden schade. Appellant heeft echter ook een deel eigen schuld. Van hem had verwacht mogen worden dat hij alvorens tot deze medewerking over te gaan, ook zelf was nagegaan hoe de situatie er feitelijk voor stond. Dan had hij moeten en kunnen begrijpen dat de verplaatsing van de zetbank een evident gevaarlijke operatie was. Het hof stelt de causale bijdrage van gentimeerde vast op tachtig procent en die van appellant op twintig procent. In de vrijwaringszaak beroept Klaverblad zich op uitsluiting van de dekking, omdat de schade zou zijn veroorzaakt door of met een motorrijtuig. Het hof oordeelt dat de heftruck is gebruikt als hulpmiddel, waardoor Klaverblad zich ten onrechte op de uitsluiting heeft beroepen.

Geen hoger voorschot op immaterile schadevergoeding dan toegekend door de rechtbank.
Tussen partijen heeft een handgemeen plaatsgevonden waarbij gentimeerde letsel heeft opgelopen. In incidenteel appel komt gentimeerde op tegen het door de rechtbank toegekende voorschot op de immaterile schade van 10.000 minus het reeds door de strafrechter toegekende bedrag van 2.500 (totaal dus 7.500 toegekend). Hij meent dat een bedrag van 25.000 als voorschot wel redelijk en gerechtvaardigd is. Hij wijst onder meer op de impact van de mishandeling op zijn leven, op het niet hebben kunnen emigreren naar Canada en op het niet hebben kunnen voortzetten van zijn landbouwbedrijf in Nederland. Verder wijst hij erop dat sprake is van smaad en laster van de zijde van appellant, zodat gentimeerde en zijn gezin in een sociaal isolement zijn geduwd. Het hof (PS 2019-0694) oordeelt dat de door gentimeerde genoemde argumenten mogelijk een rol spelen bij het bepalen van het definitieve bedrag aan immaterile schade in de schadestaat, maar het hof ziet in die argumenten geen aanleiding om een hoger voorschot vast te stellen.

Gedupeerden eisen schadevergoeding van de Staat voor blootstelling aan chroom-6.
Tussenarrest. Stichting Gedupeerden Gevaarlijke Stoffen en vier voormalig ambtenaren van Defensie hebben de Staat aansprakelijk gesteld voor schade die zij hebben geleden door blootstelling aan chroom-6. Zij eisen een verklaring voor recht dat de Staat aansprakelijk is wegens onrechtmatig handelen en dat de Staat aan de voormalig werknemers 9.000 per persoon betaalt, te vermeerderen met materile en immaterile schadevergoeding nader op te maken bij staat. Het hof (PS 2019-0700) verwijst de zaak naar de rol en gelast een meervoudige comparitie, omdat de Staat mogelijk aansprakelijk heeft erkend, de mogelijkheid van een minnelijke regeling moet worden onderzocht en nieuwe ontwikkelingen moeten worden besproken. Daarnaast moet wellicht de volgende prejudicile vraag aan de Hoge Raad worden gesteld: moeten appellanten, alvorens zij hun schadevordering aan de burgerlijke rechter kunnen voorleggen, de vraag naar de kwalificatie van het schadeveroorzakende feitelijk handelen van de Staat (onrechtmatig of niet?) aan de bestuursrechter voorleggen en kunnen zij in hun vordering tot beantwoording van die vraag niet bij de civiele rechter worden ontvangen?

5.000 smartengeld voor zus na overlijden broer.
Het slachtoffer is neergestoken door de verdachte die al twee dagen bij hem verbleef. In het ziekenhuis is het slachtoffer overleden aan zijn verwondingen. De zussen van het slachtoffer voegen zich als benadeelde partijen in het strafproces. Een van de zussen vordert primair immaterile schadevergoeding ter hoogte van 17.500 wegens shockschade. Subsidiair vordert zij aan immaterile schade een bedrag van 5.000. De rechtbank (PS 2019-0702) is van oordeel dat de in het dossier aanwezige stukken onvoldoende onderbouwen dat er sprake is van een psychiatrisch erkend ziektebeeld dat is ontstaan als gevolg van het ten laste gelegde feit. De rechtbank wil echter wel aannemen dat door de benadeelde partij schade is geleden van immaterile aard vanwege het psychisch lijden als gevolg van het ten laste gelegde feit, maar zal de omvang van de gevorderde schadevergoeding matigen tot een bedrag van 5.000.

Eigenaar van de boot niet aansprakelijk voor rugletsel passagier.
Als bedrijfsuitje werd een boottocht georganiseerd met een rigid inflatable boat (RIB). Na afloop bleek appellant niet van zijn stoel af te kunnen komen wegens inzakkingsfractuurtjes in de ruggenwervel. Appellant vordert een verklaring voor recht dat de eigenaar van de boot aansprakelijk is voor de geleden schade en dat Achmea de te vorderen bedragen betaalt. Het hof (PS 2019-0708) wijst de vorderingen af. Voorafgaand aan de boottocht is duidelijk gemaakt dat er een actieve lichaamshouding en een zeker incasseringsvermogen van de passagiers werd verlangd. Ook is er gewaarschuwd dat als je lichamelijke klachten had je niet mee moest varen en dat er direct gestopt zou worden als je je hand opstak. Er was sprake van een soort sport- en spelsituatie, de deelnemers wisten en stemden er ook mee in dat er enige actie op het water zou zijn. Van bijkomende omstandigheden, waarbij appellant is blootgesteld aan een groter gevaar dan waar hij op bedacht moest zijn, is niet gebleken.


Literatuur
Sinds het verschijnen van de vorige nieuwsbrief zijn verschillende signaleringen onder literatuur geplaatst. Zie ook het overzicht onderaan deze nieuwsbrief.


Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de personenschadepraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.


Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ps.updates@law.eur.nl.


Met vriendelijke groet,

Siewert Lindenbergh, Ilona van der Zalm, Janou Kempkes Moana Mellaard
PS Updates



Literatuur
Sinds het verschijnen van de vorige nieuwsbrief zijn de volgende signaleringen onder literatuur geplaatst.

S.D. Lindenbergh, Te streng detentieregime geen persoonsaantasting, annotatie bij HR 15 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:376, Nederlandse Jurisprudentie 2019/162.
Is plaatsing van een gedetineerde onder een te streng detentieregime een aantasting in de persoon in de zin van art. 6:106 onder b BW die een aanspraak op smartengeld rechtvaardigt? Die vraag is de aanleiding voor deze uitspraak. De Hoge Raad neemt tevens de gelegenheid te baat om zijn eerdere rechtspraak over art. 6:106 (voorheen lid 1) onder b BW nader uit te leggen.

Hoge Raad

Hof

Rechtbank