Naar boven ↑

Update

Nummer 22, 2019
Uitspraken van 28-05-2019 tot 03-06-2019
Redactie: Mr. H. Vorsselman, mr. drs. I. van der Zalm, mr. Y. Bosschaart en J. Stulp.

Geachte heer/mevrouw,


Bijgaand treft u een nieuwe PS Update aan. Klik hier om de pdf vanaf de website te downloaden.


Nieuws
De afgelopen week verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website.


Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de sinds de vorige nieuwsbrief verschenen uitspraken, welke zijn opgenomen onder aan deze nieuwsbrief. Wij lichten de volgende uitspraken hier voor u uit.

Overzichtsarrest met betrekking tot vordering benadeelde partij.
Strafrecht. Veroordeling voor medeplegen hennepteelt in door verdachte gehuurde woning, medeplegen diefstal elektriciteit door middel van verbreking in die woning en beschadiging woning. De Hoge Raad (PS 2019-0778) bespreekt aan de hand van zijn eerdere rechtspraak ten behoeve van de rechtspraktijk enige aandachtspunten die bij de beoordeling van de vordering van de benadeelde partij een rol kunnen spelen. Daarbij gaat de Hoge Raad nader in op het begrip rechtstreekse schade, schade die voor vergoeding aan benadeelde partij in aanmerking komt waaronder vermogensschade, immaterile schade en affectieschade en verplaatste schade, wettelijke rente, hoofdelijke aansprakelijkheid, proceskosten, beoordeling en beslissing rechter en schadevergoedingsmaatregel. Mede gelet op het grote belang dat benadeelde partijen erbij hebben op een eenvoudige wijze schadeloos gesteld te worden voor de schade die zij door een strafbaar feit hebben geleden, beoogt deze uiteenzetting ook te voorkomen dat de strafrechter vaker dan nodig gebruikmaakt van zijn bevoegdheid een benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk te verklaren omdat hij vindt dat de behandeling daarvan een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren.

Schuldverdeling bij helfte na verkeersongeval.
Deelgeschil. Verzoeker reed op een motor en heeft ernstig letsel opgelopen na een verkeersongeval met een auto. Hij verzoekt de rechtbank om te beslissen dat NBM (verzekeraar van A) hoofdelijk aansprakelijk is voor zijn geleden en nog te lijden schade. De rechtbank (PS 2019-0765) is van oordeel dat met de manoeuvre van A (links afslaan waar dit niet is toegestaan) de onrechtmatigheid van zijn handelen vaststaat. Verzoeker heeft ook in strijd met de ter plaatse geldende verkeersregels gehandeld en de schade is daarom mede het gevolg van zijn eigen handelen. Gelet op dit alles is een schuldverdeling bij helfte, derhalve een eigen schuld van vijftig procent aan de zijde van verzoeker, gerechtvaardigd. De rechtbank ziet in de gestelde en gebleken omstandigheden op grond van de billijkheid geen reden voor een andere verdeling dan de uitkomst van de beoordeling op basis van de causaliteit.

Geen immaterile schadevergoeding voor weggegooide spullen.
De verhuurder heeft spullen van de huurders weggegooid. De huurders eisen vergoeding van de spullen (o.a. elektronica, kleding en persoonlijke spullen) en 450 immaterile schadevergoeding. De kantonrechter (PS 2019-0766) wijst de vordering tot immaterile schadevergoeding af. De kantonrechter wil wel aannemen dat eisers (zeer) onaangenaam verrast waren door het feit dat de spullen waren weggegooid, en ook dat het tijd en energie gekost heeft om de verdwenen spullen opnieuw te kopen. Niet gebleken is echter dat dit ernstiger is geweest dan ergernis en meer of minder sterk psychisch onbehagen. Als geestelijk letsel kan dit niet worden gekwalificeerd. Ook kan dit niet worden gekwalificeerd als een ernstige inbreuk op de persoonlijkheidsrechten of de persoonlijke levenssfeer.

Woonstad Rotterdam niet aansprakelijk voor val over opstap.
Woonstad Rotterdam verhuurt een portiekwoning waarbij de ingang van de woning iets hoger is gelegen dan het trottoir. Appellante was op bezoek bij de bewoner van deze woning. Bij haar vertrek kwam zij ten val en brak haar linkerbeen. Ze stelt Woonstad Rotterdam aansprakelijk voor de geleden schade. Het hof (PS 2019-0768) bekrachtigt het bestreden vonnis en wijst de vordering af. Er was sprake van een betonnen opstap van gebruikelijk formaat waarbij de opstap minstens even groot was als die van een normale traptrede. Het treffen van veiligheidsmaatregelen was niet noodzakelijk, omdat het niet ongebruikelijk is om een opstap aan te brengen voor een ingang die hoger is gelegen dan het trottoir en niet is vast komen te staan dat er eerder mensen over de opstap zijn gevallen.

Ondanks directe confrontatie met neergestoken zoon geen shockschadevergoeding voor ouders.
Strafrecht. Veroordeling voor doodslag. De ouders van het slachtoffer hebben zich gevoegd als benadeelden en vorderen beiden 20.000 aan immaterile schadevergoeding. De vader heeft zich kort na het steekincident bekommerd om zijn zoon. De vader stelt dat hij derhalve direct geconfronteerd is met de ernstige gevolgen van het steekincident en hierdoor is een hevige emotionele schok teweeggebracht. Er is sprake van een posttraumatische stressstoornis met depressieve stemming. De rechtbank (PS 2019-0776) is echter van oordeel dat de benadeelde partij onvoldoende heeft gesteld om te concluderen dat sprake is van shockschade die voor vergoeding in aanmerking kan komen. Er is immers niet gebleken van geestelijk letsel voortvloeiend uit een emotionele schok die is teweeggebracht door confrontatie met het bewezen verklaarde feit of de gevolgen daarvan. De moeder van het slachtoffer voert aan dat zij kort na het steekincident ter plaatse is gekomen en haar zoon heeft gereanimeerd. Zij is derhalve direct geconfronteerd met de ernstige gevolgen van het steekincident en hierdoor is een hevige emotionele schok teweeggebracht. Er is sprake van een posttraumatische stressstoornis met depressieve stemming. De rechtbank is van echter oordeel dat de benadeelde partij onvoldoende heeft gesteld om te concluderen dat sprake is van shockschade die voor vergoeding in aanmerking kan komen. Er is immers niet gebleken van geestelijk letsel voortvloeiend uit een emotionele schok die is teweeggebracht door confrontatie met het bewezen verklaarde feit of de gevolgen daarvan. In voormelde brief van de GZ-psycholoog staat immers vermeld dat de posttraumatische stressstoornis mede is veroorzaakt door de emotionele en psychische gevolgen door het verlies van het slachtoffer.


Literatuur
Sinds het verschijnen van de vorige nieuwsbrief zijn verschillende signaleringen onder literatuur geplaatst. Zie ook het overzicht onderaan deze nieuwsbrief.


Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de personenschadepraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.


Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ps.updates@law.eur.nl.


Met vriendelijke groet,

Siewert Lindenbergh, Ilona van der Zalm, Moana Mellaard Janou Kempkes
PS Updates



Literatuur
Sinds het verschijnen van de vorige nieuwsbrief zijn de volgende signaleringen onder literatuur geplaatst.

N. Lavrijssen M. Weitering, De zelfrijdende auto en het overmachtsverweer van art. 185 WVW, Verkeersrecht 2019/64, afl. 5.
De auteur van dit artikel onderzoekt of bij een ongeval veroorzaakt door een zelfrijdende auto minder snel sprake is van een geslaagd beroep op overmacht in de zin van art. 185 WVW dan wanneer het ongeval zou zijn veroorzaakt door een reguliere auto. Een zelfrijdende auto is uitgerust met verschillende cameras en sensoren, zodat deze meer kan en wellicht ook meer hoort waar te nemen dan een menselijke bestuurder in een reguliere auto. Een andere vraag die de auteur onderzoekt is of de eigenaar of houder van een zelfrijdende auto regres kan nemen op de producent van de zelfrijdende auto op grond van art. 6:185 BW als een beroep op overmacht faalt.

A. Kolder, Kwalitatieve aansprakelijkheid voor gebrekkige zaken, gevaarlijke stoffen en dieren: het bedrijfsbegrip van art. 6:181 BW, AVS 2019/17, afl. 5.
De auteur bespreekt art. 6:181 BW. Dit artikel doet in geval van bedrijfsmatig gebruik van gebrekkige roerende zaken (art. 6:173 BW) en opstallen (art. 6:174 BW), gevaarlijke stoffen (art. 6:175 BW) en dieren (art. 6:179 BW) een kwalitatieve aansprakelijkheid rusten op degene die het desbetreffende bedrijf uitoefent. Echter, niet alleen typische bedrijven maar ook andersoortige organisaties bedienen zich in het kader van hun activiteiten van zaken, stoffen en dieren. Wat is in relatie tot art. 6:181 BW de positie van bijvoorbeeld beroepsbeoefenaren, de overheid, ziekenhuizen, onderwijsinstellingen, stichtingen en verenigingen? De auteur tracht duidelijkheid te bieden over de hoedanigheid van de op grond van art. 6:181 BW aansprakelijke.

Hoge Raad

Hof

Rechtbank

Tuchtcolleges

Uitspraken zonder ECLI