Naar boven ↑

Update

Nummer 23, 2019
Uitspraken van 04-06-2019 tot 11-06-2019
Redactie: Mr. H. Vorsselman, mr. drs. I. van der Zalm, mr. Y. Bosschaart en J. Stulp.

Geachte heer/mevrouw,

Bijgaand treft u een nieuwe PS Update aan. Klik hier om de pdf vanaf de website te downloaden.


Nieuws
De afgelopen week verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website.


Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de sinds de vorige nieuwsbrief verschenen uitspraken, welke zijn opgenomen onder aan deze nieuwsbrief. Wij lichten de volgende uitspraken hier voor u uit.

Gedwongen gescheiden wonen is een aantasting in de persoon.
Aansprakelijkheid verhuurder voor de schade die de ontruimde huurder heeft geleden door de onrechtmatige ontruiming en door het feit dat de verhuurder de woning niet meer ter beschikking kan stellen. Appellanten vorderen als vergoeding voor immaterile schade een bedrag van 4.000. Ter onderbouwing van deze vordering hebben zij gesteld dat zij door de gedwongen ontruiming van de woning een tijd gescheiden hebben moeten wonen. De kantonrechter heeft in het tussenvonnis geoordeeld dat het gezin door de ontruiming uit elkaar is gedreven en dat deze inbreuk op het gezinsleven is te beschouwen als een aantasting in de persoon op andere wijze zoals bedoeld in artikel 6:106 lid 1 sub b BW, zodat recht kan bestaan op een schadevergoeding. De kantonrechter heeft ter zake de geleden immaterile schade een vergoeding van 100 per maand, dus in totaal 2.000, passend geacht. In aanmerking genomen dat in dit geval beide appellanten slachtoffer zijn en dat het niet gaat om gederfd woongenot maar om het daarmee samenhangende noodzakelijke gescheiden wonen, acht het hof (PS 2019-0795) de door de kantonrechter toegekende vergoeding van 100 per maand te laag. Het hof zal schattenderwijs een vergoeding van 3.000 toekennen, hetgeen neerkomt op 150 per maand ( 75 per persoon per maand) gedurende afgerond twintig maanden.

Brandwonden door het zitten op een emmer met ovenreiniger.
Werkgeversaansprakelijkheid. Verzoekster is een werknemer van de toko Lekker Suriname. Werkneemster heeft ernstige brandwonden opgelopen aan haar onderlichaam (billen en dijen) doordat zij tijdens haar werk op een plastic emmer met ovenreiniger was gaan zitten. Zij is in het ziekenhuis aan haar derdegraadsbrandwonden geopereerd en heeft huidtransplantaties ondergaan. Werkneemster stelt werkgever aansprakelijk voor het arbeidsongeval. Zij vordert 10.000 aan schadevergoeding als voorschot. De kantonrechter (PS 2019-0793) acht het voorshands bewezen dat het ongeval heeft plaatsgevonden tijdens de uitoefening van haar werkzaamheden en dat de brandwonden zijn ontstaan door de ovenreiniger. De kantonrechter laat Lekker Suriname conform hun bewijsaanbod toe tot het tegenbewijs.

Ouders van schutter Alphen aan den Rijn civielrechtelijk aangesproken.
Deze zaak heeft betrekking op het schietincident dat plaatsvond in winkelcentrum De Ridderhof in Alphen aan den Rijn. Appellanten bevonden zich destijds allen in het winkelcentrum. Zij houden de ouders van de schutter aansprakelijk, en spreken tevens de aansprakelijkheidsverzekeraar van de ouders aan. De grieven klagen onder meer dat de rechtbank voor de beoordeling van de vorderingen tegen de ouders er ten onrechte van uit is gegaan dat appellanten de ouders alleen (zuiver) nalaten verwijten in verband met het schietincident. Appellanten verwijten de ouders tevens onrechtmatige gevaarzetting. Een andere grief richt zich tegen het oordeel van de rechtbank dat op de ouders geen bijzondere zorgplicht of aansprakelijkheid rustte jegens de schutter. Alle grieven falen en het hof (PS 2019-0804) bekrachtigt het vonnis van de rechtbank.

Whiplashklachten in causaal verband met verkeersongeval?
Eiser vordert onder meer van verzekeraar ASR 546.133 netto wegens verlies aan verdiencapaciteit en 12.000 voor vergoeding van smartengeld. Eiser legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat hij kort na het verkeersongeval klachten, bestaande uit hoofd- en nekpijnklachten, duizeligheid, geheugen- en concentratieproblemen en ernstige vermoeidheidsklachten, ontwikkelde. Wat partijen in de kern verdeeld houdt, ziet op de vraag of de klachten en de beperkingen die eiser stelt te ondervinden, zijn aan te merken als ongevalsgevolg waardoor eiser niet meer in staat was het faillissement van zijn bedrijf af te wenden. De rechtbank (PS 2019-0794) komt tot het oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn vermoeidheidsklachten het gevolg zijn van het ongeval, mede gezien deskundigenonderzoek dat stelt dat de vermoeidheid mede onderhouden lijkt te worden door een inactief levenspatroon met excessief veel slapen. Als smartengeld acht de rechtbank 5.000 billijk, hetgeen reeds door voorschotten van ASR is vergoed. De vorderingen worden afgewezen.

Deelgeschil leent zich niet voor bewijslevering ten aanzien van uiteenlopende verhalen.
Deelgeschil. Verzoekster heeft zich in het verzoekschrift op het standpunt gesteld dat zij van de trap in de sportschool is gevallen als gevolg van het uitbreken van de trapleuning. Deze zat volgens verzoekster al een tijdje los en hierover is door haar en andere leden al eerder geklaagd. De sportschool heeft betwist dat de trapleuning los zat en heeft ook betwist dat er een ongeval heeft plaatsgevonden op de trap. Volgens de sportschool dreigde verzoekster van de trap te vallen, werd ze hierdoor boos en heeft ze vervolgens zelf de trapleuning losgetrokken. Om vast te stellen of verzoekster daadwerkelijk van de trap is gevallen, zal bewijslevering noodzakelijk zijn in de vorm van het horen van getuigen en/of een nadere (medische) onderbouwing. Naar het oordeel van de kantonrechter (PS 2019-0792) weegt om die reden de investering in tijd, geld en moeite die met de beslissing in dit deelgeschil gepaard zou gaan, niet op tegen het (thans ook niet bekende) belang van de vordering.


Literatuur
Sinds het verschijnen van de vorige nieuwsbrief zijn verschillende signaleringen onder literatuur geplaatst. Zie ook het overzicht onderaan deze nieuwsbrief.


Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de personenschadepraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.


Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ps.updates@law.eur.nl.


Met vriendelijke groet,

Siewert Lindenbergh, Ilona van der Zalm, Moana Mellaard Janou Kempkes
PS Updates



Literatuur
Sinds het verschijnen van de vorige nieuwsbrief zijn de volgende signaleringen onder literatuur geplaatst.

E.R. de Jong, Urgenda en de beoordeling van macro-argumenten, Maandblad voor Vermogensrecht 2019/04.
Het Urgenda-arrest en de daarin spelende vraagstukken zijn illustratief voor wat genoemd kan worden het publieke leven van het civiele aansprakelijkheidsrecht. Centraal in de idee van dit publieke leven van het aansprakelijkheidsrecht is dat een civiele procedure, al dan niet beoogd, verandering(en) teweeg kan brengen in de manier waarop zowel private als publieke actoren omgaan met maatschappelijke vraagstukken en kwesties van publiek belang. Een specifieke procedure kan, met andere woorden, allerlei partij-overstijgende macro-effecten hebben. Bij macro-effecten gaat het om de effecten van een rechterlijke beslissing voor niet bij het geding betrokken partijen (lees: derden). Dit kunnen zowel juridische als niet-juridische effecten zijn. Een voorbeeld van een niet-juridisch macro-effect is dat naleving van de Urgenda-norm, althans in de huidige vorm, waarin de Staat voor 2020 25% CO2 -uitstootreductie dient te bewerkstelligen ten opzichte van het uitstootniveau van 1990, evident gevolgen heeft voor onder meer het Nederlandse energiebeleid.

D.F.H. Stein, Verjaring van schadevergoedingsvorderingen bij voortdurende onrechtmatige daden, Nederlands Tijdschrift voor Burgerlijk Recht 2019/11, afl. 4, p. 61-72.
De regels over verjaring van schadevergoedingsvorderingen wegens onrechtmatige daad maken dat de schuldeiser zijn vordering na enig tijdsverloop niet langer kan afdwingen. Deze regels zijn vooral toegesneden op gevallen waarin de onrechtmatige daad is beperkt tot n moment. Het komt echter met enige regelmaat voor dat een onrechtmatige daad zicht over een langere tijdsperiode uitstrekt. In dit artikel gaat de auteur in op de vraag naar het startpunt van de verjaringstermijnen bij dergelijke 'voortdurende onrechtmatige daden', aan de hand van het recentelijk gewezen arrest Parkeergarage Zandvoort .Daarbij beperkt Stein zich tot de verjaring van schadevergoedingsvorderingen uit onrechtmatige daad.

Hoge Raad

Hof

Rechtbank

Uitspraken zonder ECLI