Naar boven ↑

Update

Nummer 27, 2019
Uitspraken van 02-07-2019 tot 15-07-2019
Redactie: Mr. H. Vorsselman, mr. drs. I. van der Zalm, mr. Y. Bosschaart en J. Stulp.

Geachte heer/mevrouw,

Bijgaand treft u een nieuwe PS Update aan. Klik hier om de pdf vanaf de website te downloaden.


Annotatie
Graag wijzen wij u op de volgende verschenen annotatie:

Annotatie van S.M.P. (Suzanne) van Reedt Dortland bij Rechtbank Amsterdam 4 april 2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:2441: Uitgangspunt is dat partijen in beginsel aan de uitkomsten van een gezamenlijk expertiserapport gehouden zijn. Onder welke omstandigheden kunnen partijen niet aan een gezamenlijke rapportage worden gehouden?
Een benadeelde zelfstandige, die in 2009 bij een verkeersongeval betrokken was, heeft rugletsel opgelopen. Er wordt onderzocht wat de re-integratiemogelijkheden zijn. Aan de arbeidsdeskundige is eenzijdig door de benadeelde een aanvullende vraag voorgelegd over wat hij had kunnen verdienen. Hierop baseert de benadeelde zijn verlies van arbeidsvermogen. De rechtbank (PS 2019-0624) oordeelt dat de aansprakelijke partij niet gebonden is aan de uitkomsten van de gezamenlijke rapportage op dit punt. Het rapport kan op dit punt niet als gezamenlijk worden bestempeld volgens de rechtbank. Deze uitspraak laat goed zien op welke gronden een gezamenlijk rapport van tafel kan worden geveegd. De annotatie bij deze uitspraak leest u hier.


Nieuws
De afgelopen week verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website.

Reactie op de motie van de leden Leijten en Lodders over letselschadevergoedingen.

Verbond verbaasd over rekenrente-uitspraak door Rechtbank Zeeland-West-Brabant.


Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de sinds de vorige nieuwsbrief verschenen uitspraken, welke zijn opgenomen onder aan deze nieuwsbrief. Wij lichten de volgende uitspraken hier voor u uit.

Rechtbank neemt conceptrichtlijn van De Letselschade Raad als uitgangspunt bij vaststellen rekenrente.
Een hardloopster heeft ernstig letsel opgelopen toen zij van achter werd aangereden door een auto. Ze verzoekt bij de berekening van de toekomstige schade uit te gaan van het percentage rendement en inflatie overeenkomstig de conceptrichtlijn Rente en Inflatie. De WAM-verzekeraar van de auto stelt zich op het standpunt dat de percentages in de richtlijn te negatief en niet goed onderbouwd zijn. Daarnaast voert de verzekeraar aan dat De Letselschade Raad de richtlijn nog niet heeft aangenomen wegens ernstige kritiek en onvoldoende draagvlak. De rechtbank (PS 2019-0924) oordeelt dat de percentages genoemd in de richtlijn juist zijn. Volgens de rechtbank is het onvoldoende gemotiveerd betwist dat de cijfers waarop de percentages gebaseerd zijn niet kloppen. Hierbij is van belang dat het grootste deel van de schade geleden wordt voor de pensioengerechtigde leeftijd en dat wegens de periodieke afname van de ineens uitgekeerde schadevergoeding de rente in de beginperiode na de kapitalisatie in hoge mate bepalend is voor de vraag of de schade aan het eind van de looptijd is gedekt, zodat een zeer lange looptijd niet zonder meer een hoge rente rechtvaardigt. Het verzoek wordt toegewezen.
Met dank aan Laumen Expertise voor het delen van deze uitspraak.

Smartengeld van 130.000 voor zeer ernstig letsel na schietincident.
Schadebegroting na gewelddadig schietincident. Het hof (PS 2019-0900) stelt vast dat het gaat om zeer ernstig en invaliderend letsel, dat appellant 1 op jonge leeftijd heeft getroffen en een langdurige opname in een ziekenhuis en revalidatiefaciliteit noodzakelijk heeft gemaakt, hem veel pijn en leed heeft bezorgd, maar ook in een sociaal isolement heeft gestort. Hij zal levenslang aan een rolstoel gekluisterd blijven en is van anderen afhankelijk. Dit rechtvaardigt dan ook een zeer hoog smartengeld. Daaraan doet onvoldoende af, uit een oogpunt van rechtsgelijkheid, dat in andere gevallen, waar ook sprake is van zeer ernstig letsel, belangrijk lagere bedragen zijn toegekend dan de rechtbank hier heeft gedaan. Alles afwegend acht het hof 130.000 aan smartengeld in dit geval passend. Het hof neemt in aanmerking dat appellant 2, op 25-jarige leeftijd, is beschoten, met een mes gestoken, geschopt en anderszins mishandeld, met ernstig letsel tot gevolg. Hij heeft ruim anderhalve maand in het ziekenhuis gelegen, veel pijn gehad en is nog geruime tijd onder behandeling van een psychiater geweest. Hij heeft een (lichte) blijvende beperking aan zijn voet en hij kan niet meer boksen op hetzelfde niveau als voorheen, terwijl hij dat altijd met veel plezier deed. Voorts is van belang dat het hier gaat om opzettelijk toegebracht letsel. Het hof begroot in die situatie, mede gelet op hetgeen in andere zaken is toegewezen en de geldontwaarding, de immaterile schade op 25.000.

Smartengeld na verkrachting bij De Esch.
Een 18-jarige met een aanzienlijke ontwikkelingsachterstand heeft een studente met een opgerold T-shirt geprobeerd te wurgen en met zijn vingers haar verkracht en zeer ernstig inwendig letsel aangericht (scheuren in de schaamlip, vaginawanden en de bilnaad met een slagaderlijke bloeding in de schede tot gevolg), waaraan de studente had kunnen overlijden. Bij de beoordeling van de hoogte van de immaterile schade neemt de rechtbank (PS 2019-0907) mee dat de benadeelde partij een buitenlandse studente was die in Nederland verbleef voor haar studie. Deze hele ervaring was daardoor extra traumatisch, omdat ze de taal niet sprak en haar familie niet in de buurt was. Het letsel is bovendien toegebracht op een plek die voor vrouwen, en zeker voor jonge meisjes, zeer intiem is. Ondanks dat die letsels lichamelijk zijn hersteld, blijft bij haar de wetenschap dat die plaats voor altijd beschadigd is. Dat geldt ook voor de zorg dat het letsel in de toekomst nog zou kunnen leiden tot complicaties of problemen, bijvoorbeeld in een toekomstige relatie of bij een zwangerschap. Het gevorderde bedrag van 50.000 immaterile schadevergoeding wordt toegewezen.

Schipper voor 75 procent aansprakelijk voor schade van passagier.
Passagier van speedboot loopt ernstig hoofdletsel op bij doorvaart onder stalen brug. Het hof (PS 2019-0917) oordeelt dat het te snel varen in combinatie met het achterwege laten van een waarschuwing voldoende is voor het oordeel dat de schipper aansprakelijk is voor het ongeval en de gevolgen daarvan. De passagier heeft ook eigen schuld, hij wist dat de schipper te veel gedronken had hetgeen hem er niet van weerhield mee te varen. Ook is de passagier kort voor ze de brug zouden passeren omhoog gekomen in zijn stoel en heeft zich omgedraaid waardoor hij geen zicht meer had op de brug. Het risico dat zijn hoofd tegen de brug zou komen is hierdoor vergroot en het risico was kenbaar aan hem, zijn alcoholconsumptie en de snelheid van de boot doen niets af aan het causaal verband of de toerekenbaarheid. Het hof waardeert de causale bijdrage van het gedrag van de schipper en dat van de passagier als gelijk van gewicht. Wel acht het hof een billijkheidscorrectie op zijn plaats wegens het zeer ernstig en blijvend letsel van de passagier (levenslang rolstoelgebonden, communiceert door middel van een spraakcomputer en heeft ook bij dagelijkse handelingen hulp nodig). Het gedrag van de passagier heeft aanzienlijk bijgedragen aan het ontstaan van het ongeval, maar kan niet als roekeloos worden aangemerkt. Het hof acht de schipper aansprakelijk voor 75 procent van de schade van de passagier. Het hof stelt partijen nog in de gelegenheid zich uit te laten over de aansprakelijkheidslimiet (art. 8:983 BW) en verwijst de zaak naar de rol.

Vergoeding shockschade nabestaanden na steekpartij.
Veroordeling voor doodslag en poging tot doodslag op vader en zoon. De stiefdochter, partner en zoon van de overleden vader voegen zich als benadeelde partij. De stiefdochter vordert 15.000 wegens shockschade. De partner vordert 15.000 wegens shockschade en 74.321,02 wegens gederfd levensonderhoud. De zoon vordert 15.000 wegens shockschade en 2.500 wegens letselschade. Het hof (PS 2019-0918) overweegt ten aanzien van de vorderingen tot shockschade dat de zoon, terwijl hij zelf zwaargewond was, de verdachte in bedwang heeft kunnen houden tot de politie arriveerde. De partner en stiefdochter bevonden zich in de woning en waren direct getuige van het gevecht en het noodlottig gevolg daarvan. Alle drie zijn zij gediagnosticeerd met een posttraumatische stressstoornis. De vorderingen tot vergoeding van shockschade worden toegewezen. Ten aanzien van het gederfd levensonderhoud overweegt het hof dat de partner afhankelijk was van het slachtoffer, de vordering wordt toegewezen. Ten aanzien van de letselschade acht het hof het voldoende aannemelijk dat de gestelde schade is geleden, ook deze vordering wordt toegewezen.


Literatuur
Sinds het verschijnen van de vorige nieuwsbrief zijn verschillende signaleringen onder literatuur geplaatst. Zie ook het overzicht onderaan deze nieuwsbrief.


Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de personenschadepraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.


Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ps.updates@law.eur.nl.


Met vriendelijke groet,

Siewert Lindenbergh, Ilona van der Zalm, Moana Mellaard Janou Kempkes
PS Updates



Literatuur
Sinds het verschijnen van de vorige nieuwsbrief zijn de volgende signaleringen onder literatuur geplaatst.

M.A. Loth, Logica of ervaring?, Aansprakelijkheid, Verzekering Schade 2019/15.
In het algemeen is verjaring een proportioneel middel voor redelijke doeleinden, zoals de particuliere belangen van de gedaagde om zich te kunnen verweren tegen stellingen die na zo lange tijd moeilijk weerlegbaar zijn, en het algemene belang van de rechtszekerheid en een integere rechtsbedeling die op betrouwbare feiten berust. De hakbijl van de verjaring is dan ook een geoorloofd instrument om te voorkomen dat de rechter zich moet buigen over oude tot stokoude zaken waardoor die belangen in het geding komen, tenzij deze beperking de kern van het recht op toegang tot het recht raakt.

N. van Tiggele-van der Velde, Terug op de agenda: het verlangen de verzekeraar te straffen voor het verloop van de schadeafhandeling, Aansprakelijkheid, Verzekering Schade 2019/16.
Met het opstellen van en het aanbieden aan een aantal Kamerleden van het zogenoemde zwartboek over de Gedragscode Behandeling Letselschadezaken (GBL) is door het tv-programma Radar in de media opnieuw aandacht gevraagd voor zaken waaruit blijkt dat gedupeerden ervaren dat (bij de afwikkeling van letselschadezaken, toev. NvT) het financile belang van de verzekeraar vooropstaat en niet het belang van de mens, het letselschadeslachtoffer in kwestie. Door de Kamerleden Van Nispen (SP) en Kuiken (PvdA) is daarop een tiental Kamervragen gesteld. Met het stellen van de bedoelde vragen is de wens om de verzekeraar te kunnen straffen voor een eventueel verwijtbare schadeafhandeling terug op de (publieke) agenda.

P. Klein Gunnewiek L. Homan, Het voorlopig deskundigenbericht, PIV-Bulletin 2019/2, p. 5-11.
De wettelijke bepalingen rondom het voorlopig deskundigenbericht zijn vastgelegd in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, in de artikelen 202 t/m 207. Het doel van een voorlopig deskundigenbericht is het vergaren en veiligstellen van bewijs en om de (proces)kansen (beter) te kunnen inschatten.

J.B.M. Vranken, annotatie bij Hoge Raad 23 november 2018, ECLI:NL:HR:2018:2160 [Onrechtmatige overheidsdaad. Zorgvuldigheid. Raad voor de Rechtspraak.], Nederlandse Jurisprudentie 2019/247, afl. 28.
De auteur bespreekt drie aansprakelijkheidsprocedures. Het hof en Hoge Raad hebben laten zien dat ongegrond is de vrees van het Tweede Kamerlid of rechters wel objectief kunnen oordelen over een collega die van leugens wordt beschuldigd wanneer ook de Raad het voor die collega opneemt. De toenmalige voorzitter van de Raad had dit in zijn antwoord al voorspeld. Hij voegde eraan toe dat indien al van het optreden van de Raad enige invloed uitgaat, die eerder voor de Raad ongunstig is. De auteur is geneigd hem ook in deze voorspelling te volgen. De omstandigheid dat de Raad voor zijn mensen moet staan en niet al bij een nog niet bewezen beschuldiging afstand moet nemen, weegt voor hof en Hoge Raad duidelijk minder zwaar, althans in 2006, twee jaar na het begin van de procedure. Het blijft echter wringen en botsen, vindt de auteur.

Hof

Rechtbank

Antillen