Naar boven ↑

Update

Nummer 28, 2019
Uitspraken van 16-07-2019 tot 29-07-2019
Redactie: Mr. H. Vorsselman, mr. drs. I. van der Zalm, mr. Y. Bosschaart en J. Stulp.

Geachte heer/mevrouw,


Bijgaand treft u een nieuwe PS Update aan. Klik hier om de pdf vanaf de website te downloaden.


Nieuws
De afgelopen week verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website.


Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de sinds de vorige nieuwsbrief verschenen uitspraken, welke zijn opgenomen onder aan deze nieuwsbrief. Wij lichten de volgende uitspraken hier voor u uit.

Identificatie in het mortuarium en shockschade.
Ongeval waarbij fietser met hoofd en bovenlichaam onder een rijdende vuilniswagen is gekomen. Het hof (PS 2019-0968) gaat in op het confrontatievereiste. De zichtbare gevolgen van de zeer ernstige verwondingen met name aan het (op meerdere plaatsen gebroken) hoofd waren ten tijde van de identificatie in het mortuarium nog steeds aanwezig. Het hof acht het aannemelijk dat deze gevolgen, in combinatie met hetgeen appellanten onder meer aan de hand van camerabeelden van het begin van het ongeval en de in het strafdossier opgenomen verklaringen van de getuigen omtrent het ongeval hebben vernomen, een hevige emotionele schok bij appellanten teweeg hebben gebracht. Het enkele feit dat het (rechtstreeks) waarnemen van het ongeval zelf of het waarnemen van het slachtoffer direct na het ongeval liggend op straat, mogelijk nog ingrijpender zal zijn geweest dan het waarnemen van het lichaam in het mortuarium (nadat zij was gewassen en opgebaard) doet daaraan niet af.

Psychisch letsel na meemaken ongeval collega.
Verzoeker is als machineoperator betrokken geraakt bij een arbeidsongeval. Hij bediende een machine, waar zijn collega met zijn ringvinger in bekneld is geraakt. De collega heeft het topje van deze ringvinger verloren door het ongeval. Twee weken na dit ongeval heeft verzoeker zich ziek gemeld. Verzoeker stelt dat hij psychisch letsel heeft overgehouden aan het ongeval door de confrontatie met de collega die zijn hand uit de machine haalde, met een grote hoeveelheid bloed die uit zijn handschoen stroomde. Voor deze schade is de werkgever SAB aansprakelijk, omdat het ongeval kon gebeuren doordat de werkinstructies bij de machine niet zagen op de veiligheid van de werknemers. De kantonrechter (PS 2019-0964) oordeelt als volgt. De machine voldeed niet aan de wettelijke eisen, daarvoor is SAB verantwoordelijk. In dit geval is de collega fysiek gewond geraakt. Verzoeker is blootgesteld aan het gewond raken van zijn collega, wat weer het gevolg was van de onveilig werkende en door verzoeker bediende machine. Onder deze omstandigheden moet worden aangenomen dat de gevolgen die deze confrontatie voor verzoeker had, in samenhang met het feit dat verzoeker de machine bediende, in elk geval mede het gevolg zijn van het feit dat de machine onveilig was, voor rekening van SAB moeten worden gebracht. SAB is dus aansprakelijk.

Vergoeding shockschade ter hoogte van 40.000.
Strafrecht. Veroordeling voor verkrachting, vrijheidsberoving, gekwalificeerde doodslag en mishandeling. Het slachtoffer verdween tijdens een fietstocht, ruim twee weken later werd zij gevonden in het bos. De nabestaanden (vader, moeder, broer) vorderen ieder voor zich onder meer een vergoeding voor shockschade ter hoogte van 40.000. Het hof (PS 2019-0949) wijst de vorderingen toe. Zij hebben eerst lange tijd in onzekerheid geleefd omtrent haar lot en zijn nadat zij is gevonden geconfronteerd met de ernstige gebeurtenissen die tot haar dood hebben geleid. Daarbij komt nog dat er uitgebreide media-aandacht is voor de zaak waardoor de nabestaanden voortdurend met details uit het dossier worden geconfronteerd. Alle drie hebben zij als gevolg van de gepleegde feiten een posttraumatische stressstoornis. Ook is door de benadeelde partijen gevraagd om toewijzing van affectieschade. Het hof verklaart de vorderingen niet-ontvankelijk, omdat het feit plaatsvond voor inwerkingtreding van de wet die vergoeding van affectieschade mogelijk maakt.

Ongebruikelijke begroting vordering benadeelde partij.
Strafrecht. Poging tot doodslag op predikant. De vordering strekt gedeeltelijk tot vergoeding van nog niet ingetreden en periodiek terugkerende schade. Anders dan gebruikelijk is, is die schade niet begroot door deze op een peildatum te kapitaliseren. De advocaat van de benadeelde partij heeft in reactie hierop toegelicht dat voor deze wijze van begroten is gekozen om het strafproces niet op een onevenredige wijze te belasten met een contante waardeberekening van die posten. Daarbij heeft de advocaat naar voren gebracht dat de toekomstige schade op een zeer bescheiden wijze is begroot. De raadsman van de verdachte heeft te kennen gegeven in deze wijze van begroten geen aanleiding te zien zich alsnog te verzetten tegen toewijzing van de desbetreffende onderdelen van de vordering. Naar het oordeel van het hof (PS 2019-0965) is aannemelijk dat de gestelde toekomstige schade inderdaad op een zeer bescheiden wijze is begroot. De desbetreffende onderdelen van de vordering komen het hof dan ook, mede in het licht van het welwillende standpunt van de verdediging daarover, niet onrechtmatig of ongegrond voor en zijn naar het oordeel van het hof daarom toewijsbaar.

Hardhandige arrestatie.
Na een melding van omwonenden bij de politie dat er een kinderstem om hulp zou hebben geroepen in een gebouw, heeft de politie met een aan de buitenzijde van de deur bevindende sleutelbos zich toegang verschaft tot dat gebouw en eiseres en een man slapend en naakt aangetroffen. Eiseres heeft hysterisch gereageerd, een politieambtenaar geslagen en is gearresteerd en afgevoerd naar het bureau. Eiseres stelt dat onrechtmatig jegens haar gehandeld is, waardoor zij immaterile schade heeft opgelopen. Het onrechtmatig handelen bestaat volgens haar erin dat er inbreuk is gemaakt op het privleven van eiseres, dat het escaleren van de situatie te wijten is aan gedaagde, dat zij is geslagen door een politieagent en dat het aankleden na de aanhouding onvoldoende zorgvuldig is geweest. De kantonrechter (PS 2019-0962) oordeelt dat gegeven de aard van de ontvangen melding gerechtvaardigd is dat het pand is binnengevallen. Het dossier bevat geen aanwijzingen over (excessief) politiegeweld. Het escaleren is aan eiseres deels zelf te wijten. Aan eiseres is de gelegenheid geboden zich aan te kleden, zij is deels gekleed door vrouwelijke agenten en onder de gegeven omstandigheden kon van de aanwezige agenten niet worden verlangd dat zij eiseres beter hadden aangekleed en haar lichaam hebben bedekt dan zij hebben gedaan. De vordering wordt afgewezen.

Toewijzing vergoeding shockschade na overlijden schoonzoon.
Strafrecht. Veroordeling voor doodslag op cafhouder. De schoonvader van het slachtoffer vordert onder meer 30.000 wegens shockschade. Het hof (PS 2019-0947) acht een bedrag van 20.000 billijk. Hierbij is vooral gelet op de omstandigheden dat hij getuige was van de steekpartij, bloed uit het lichaam van het slachtoffer spoot, deze voor zijn ogen is overleden en de steekpartij plaatsvond in zijn werkplaats. Daarnaast heeft hij ten gevolge van het misdrijf ernstige psychische klachten (PTSS en depressie). De partner van het slachtoffer vordert onder meer affectieschade ter hoogte van 60.000 ten behoeve van haar twee kinderen. Het hof wijst dit niet toe, omdat de wet voor 1 januari 2019 geen grond bood voor vergoeding van affectieschade.


Literatuur
Sinds het verschijnen van de vorige nieuwsbrief zijn verschillende signaleringen onder literatuur geplaatst. Zie ook het overzicht onderaan deze nieuwsbrief.


Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de personenschadepraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.


Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ps.updates@law.eur.nl.


Met vriendelijke groet,

Siewert Lindenbergh, Femke Ruitenbeek-Bart, Janou Kempkes Moana Mellaard
PS Updates



Literatuur
Sinds het verschijnen van de vorige nieuwsbrief zijn de volgende signaleringen onder literatuur geplaatst.

W.H. Vellinga, annotatie bij Hoge Raad 9 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:536 [Toewijzing vordering benadeelde partij en oplegging schadevergoedingsmaatregel in buitenlands geld.], Nederlandse Jurisprudentie 2019/263, afl. 29.
De Hoge Raad oordeelt dat een ontnemingsmaatregel dient te worden opgelegd in euros nog niet betekent dat dat ook geldt voor de schadevergoedingsmaatregel. De vordering van de benadeelde partij, die aan oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ten grondslag pleegt te liggen en doorgaans de hoogte van die maatregel bepaalt, kan, aldus de Hoge Raad, immers ook in ander geld dan in Nederlandse valuta worden toegewezen. Bovendien betekent voldoening van een dergelijke vordering dat door voldoening in buitenlands geld ook de daarmee corresponderende schadevergoedingsmaatregel komt te vervallen. Volgens de auteur is toch niet ieder omrekeningsprobleem hiermee de wereld uit.

G. Boogaard R.J.B. Schutgens, Na ons de zondvloed? Over de Urgenda-zaak en het beginsel van constitutionele hoffelijkheid bij de oplegging van dwangsommen aan de Staat, Overheid Aansprakelijkheid 2019/21.
De Urgenda-rechtspraak heeft nationaal en internationaal veel commentaren uitgelokt, maar over de juridische kanten van de uitvoerbaarheid van deze rechtspraak is minder geschreven. In dit artikel gaan de auteurs in op de praktische betekenis van de overweging van zowel rechtbank als gerechtshof dat hun uitspraken uitvoerbaar bij voorraad zijn. Kunnen aan de Staat en andere overheden dwangsommen worden opgelegd om de uitvoering van een rechterlijke uitspraak zeker te stellen, en zo ja hoe kan of moet die dwangsom er dan uitzien? De auteurs bespreken in dit verband het hoffelijkheidsbeginsel: van de overheid wordt verwacht dat zij rechterlijke uitspraken ook zonder de dreiging met dwangsommen stipt uitvoert.

J. van de Klashorst, annotatie bij Gerechtshof Amsterdam 16 april 2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:1301, Jurisprudentie Aansprakelijkheid 2019/112.
Deze zaak gaat over een valpartij in een toiletgebouw van een benzinestation. Op de dag van de valpartij is het regenachtig weer. De toiletjuffrouw is rond 18:15 uur naar huis gegaan. Rond 20:00 uur bezoekt een man het toiletgebouw. De vloer van het toiletgebouw is op dat moment nat en daardoor glad. De man komt ten val en loopt een gecompliceerde breuk op aan zijn enkel. Tussen partijen staat vast dat de gladheid van de vloer de val heeft veroorzaakt. De man stelt het benzinestation aansprakelijk voor de schade die hij lijdt: primair op grond van art. 6:174 BW en subsidiair op grond van art. 6:162 BW. De deelgeschilrechter stelt de man in het ongelijk. De bodemrechter acht zich aan deze beslissing gebonden, maar stelt hoger beroep open van de in het deelgeschil gegeven beslissing. De man probeert daarom nu zijn gelijk te halen bij het hof. Het arrest is met name interessant voor zover het ziet op de vraag of er sprake is van een gebrekkige opstal zoals bedoeld in art. 6:174 BW. De auteur beperkt zich bij de bespreking van het arrest daarom hiertoe.

E.W. Bosch, annotatie bij Rechtbank Den Haag 16 april 2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:3830, Jurisprudentie Aansprakelijkheid 2019/113.
Opnieuw wordt in deelgeschil de vraag voorgelegd of een ontvangen voordeel verrekend mag worden met de schade van het slachtoffer. Deze vraag is eerder beantwoord voor uitkeringen uit een ongevallenverzekering of uit een door een zzper zelf afgesloten arbeidsongeschiktheidsverzekering. Nu wordt deze vraag voorgelegd over een door de werkgever verschuldigde transitievergoeding.

P. Mead, Brexit and Tourism, Verkeersrecht 2019/116.
Do English Claimants have access to rights under EU law after departure from the European Union (Brexit)? This article describes the possible consequences for cross-border litigation in the field of tourism and personal injury (covering package holiday claims; cross-border tort claims; road traffic accident claims; direct claims against insurers). The article briefly summarises how EU law will apply after exit from the EU, and describes the rules which will come into force on exit day in the areas under discussion.

Hoge Raad

Hof

Rechtbank

Uitspraken zonder ECLI