Naar boven ↑

Update

Nummer 29, 2019
Uitspraken van 30-07-2019 tot 12-08-2019
Redactie: Mr. H. Vorsselman, mr. drs. I. van der Zalm, mr. Y. Bosschaart en J. Stulp.

Geachte heer/mevrouw,

Bijgaand treft u een nieuwe PS Update aan. Klik hier om de pdf vanaf de website te downloaden.

Aankomend evenement
Graag wijzen wij u op het symposium over compensatie van misdrijfschade op 24 september 2019. Dit evenement wordt georganiseerd door Erasmus School of Law in samenwerking met het Ministerie van Justitie en Veiligheid en het Schadefonds Geweldsmisdrijven. Hoe liggen op het vlak van de misdrijfschade de verhoudingen tussen solidariteit, verzekering en verhaal? Doel van het symposium is om het vraagstuk te belichten vanuit verschillende invalshoeken. De middag wordt ingeleid door prof. mr. S.D. Lindenbergh, hoogleraar Privaatrecht. Vervolgens vinden interactieve workshops plaats rond drie thema's: solidariteit, verzekering en aansprakelijkheid.

Aanmelden kan via de volgende link: https://www.eur.nl/esl/evenementen/compensatie-van-misdrijfschade-2019-09-24


Annotatie
Annotatie van Y. (Yoni) Bosschaart bij Rechtbank Den Haag 17 april 2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:4183: Veroordeling voor mishandeling onvoldoende voor geslaagd beroep op de opzetclausule?
In een uitspraak van 17 april 2019 heeft de Rechtbank Den Haag (PS 2019-0681) zich uitgelaten over de vraag of een strafrechtelijke veroordeling voor mishandeling voldoende is voor een geslaagd beroep op de opzetclausule. De rechtbank past in deze uitspraak het door de Hoge Raad in het Shaken Baby-arrest geformuleerde beslismodel toe en maakt gebruik van de in dit beslismodel opgenomen correctiemogelijkheid. De rechtbank komt tot het oordeel dat de in vrijwaring opgeroepen verzekeraar geen geslaagd beroep kan doen op de opzetclausule. In deze annotatie staat de vraag centraal of terecht gebruik is gemaakt van de correctiemogelijkheid.


Nieuws
De afgelopen week verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website.


Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de sinds de vorige nieuwsbrief verschenen uitspraken, welke zijn opgenomen onder aan deze nieuwsbrief. Wij lichten de volgende uitspraken hier voor u uit.

Schadevergoeding voor minderjarige na fysieke bejegening zorginstelling.
Minderjarige was in dagbehandeling bij het Robertshuis. Ondanks dat het het personeel van het Robertshuis niet was toegestaan de minderjarige vast te pakken of vast te houden, is dit toch gebeurd. De voogdes van de minderjarige vordert schadevergoeding voor zichzelf (wegens gemaakte kosten) en voor de minderjarige (wegens geestelijk letsel door ontoelaatbare fysieke bejegening). De rechtbank oordeelt dat het Robertshuis de toepasselijke norm dat niet fysiek mag worden bejegend, heeft overtreden, dus dat sprake is van tekortkoming (art. 6:74 BW). In beginsel is het Robertshuis dus verplicht de daaruit voortvloeiende schade te vergoeden, tenzij sprake is van overmacht. De rechtbank (PS 2019-0985) bespreekt tien verschillende momenten, van deze is er vijfmaal terecht en vijfmaal onterecht fysiek ingegrepen. De rechtbank kent de minderjarige een immaterile schadevergoeding van 1.000 toe, omdat hij bij het Robertshuis zeer regelmatig lichamelijk gefixeerd is geweest, waarbij hem pijn is gedaan en hij zich angstig heeft gevoeld. De vordering van de voogdes zelf is onvoldoende onderbouwd en wordt afgewezen.

Wie is verantwoordelijk voor de piste?
Gentimeerde heeft een ski-ongeval gehad in het skigebied Kleine Scheidegg, Grindelwald Zwitserland. Bij een bepaald punt gaat de piste om een huis met een bocht naar links, in plaats daarvan is gentimeerde rechtdoor geskied en van de piste afgevallen. Hij heeft letsel opgelopen in de vorm van een dwarslaesie, een verbrijzelde knie, een kneuzing van de long en een gebroken borstbeen. Hij stelt Jungfraubahnen aansprakelijk voor de geleden (im)materile schade en arbeidsvermogensschade. Gentimeerde legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat hij als consument een overeenkomst heeft gesloten met Jungfraubahnen betreffende het gebruik van de skipistes. In hoger beroep is gesteld en met een deskundigenverklaring onderbouwd dat de overeenkomst die gentimeerde heeft gesloten naar Zwitsers recht als een vervoersovereenkomst wordt aangemerkt. Het kopen van een skipas geeft enkel het recht gebruik te maken van het aanbod tot transport in het skigebied (de transport- en kabelbanen). Het skigebied zelf en de pistes zijn voor iedereen toegankelijk, met of zonder skipas. De verplichting om zorg te dragen voor de veiligheid binnen het skigebied zou naar Zwitsers recht een secundaire verplichting zijn, die voortvloeit uit de transportovereenkomst. Het hof (PS 2019-0993) stelt partijen in staat zich uit te laten over de kwalificatie van de rechtsverhouding en de bevoegdheid van de Nederlandse rechter.


Literatuur
Sinds het verschijnen van de vorige nieuwsbrief zijn verschillende signaleringen onder literatuur geplaatst. Zie ook het overzicht onderaan deze nieuwsbrief.


Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de personenschadepraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.


Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ps.updates@law.eur.nl.


Met vriendelijke groet,

Siewert Lindenbergh, Femke Ruitenbeek-Bart, Janou Kempkes Moana Mellaard
PS Updates


Literatuur
Sinds het verschijnen van de vorige nieuwsbrief zijn de volgende signaleringen onder literatuur geplaatst.

T.F. Walree, Eigen schuld van de betrokkene bij een onrechtmatige verwerking van zijn persoonsgegevens, Weekblad voor Privaatrecht, Notariaat en Registratie 2019, afl. 7246.
In de optiek van de auteur verdient eigen verantwoordelijkheid meer aandacht. De betrokkene kan namelijk zelf bijdragen aan het veroorzaken of vergroten van de schade. Hij kan bijvoorbeeld (extra) schade hebben doordat hij niet onmiddellijk zijn wachtwoord wijzigt, terwijl de verwerkingsverantwoordelijke dit nadrukkelijk adviseert. Indien de schade mede een gevolg is van een omstandigheid die aan de benadeelde kan worden toegerekend, is er sprake van eigen schuld. Hierdoor kan op grond van artikel 6:101 lid 1 BW de vergoedingsplicht van de aansprakelijke partij worden verminderd of zelfs in zijn geheel vervallen.

R. Hoving, Deskundigen aanspreken op fouten. Wat zijn de mogelijkheden om (vermeende) fouten van gerechtelijke deskundigen aan de kaak te stellen? Expertise en Recht 2019/4.
Gerechtelijk deskundigen kunnen fouten maken. Aan deze fouten kunnen consequenties worden verbonden in de zaak waarin de deskundige is ingeschakeld, zoals de uitsluiting van het deskundigenrapport van het bewijs. Daarnaast kunnen deskundigen strafrechtelijk, civielrechtelijk en tuchtrechtelijk aansprakelijk worden gesteld voor de gemaakte fouten. In deze bijdrage bespreekt de auteur onder welke voorwaarden deskundigen aansprakelijk kunnen worden gesteld. Ook staat hij stil bij de wenselijkheid van de civielrechtelijke en tuchtrechtelijke aansprakelijkheid, aangezien deze vormen van aansprakelijkheidsstelling niet vanzelfsprekend zijn.

M. Visser, Wie of wat is een deskundige? Een uitwerking van een rechtsgebied overstijgende definitie van het deskundigenbegrip. Expertise en Recht 2019/4.
In het verleden zijn verschillende pogingen gedaan om tot een definitie van het begrip deskundige te komen. Ondanks die pogingen kent tot op heden geen van de drie grote rechtsgebieden een definitie van het begrip deskundige. In dit artikel doet de auteur een voorstel voor een definitie van het begrip deskundige die in alle rechtsgebieden kan worden gebruikt. Hij betoogt dat het hanteren van een eenduidige uniforme, materile definitie van het begrip deskundige een aantal voordelen oplevert ten opzichte van de huidige praktijk.

R. van Arkel C.M.I. Huijts, De mogelijkheden van de gediscrimineerde werknemer, ArbeidsRecht 2019, afl. 8/9.
In de Nederlandse rechtspraak wordt relatief weinig geoordeeld over de vraag of een werknemer wordt gediscrimineerd, terwijl de wet en de (Europese) rechtspraak de werknemer vergaande bescherming en mogelijkheden bieden. Onbekend maakt onbemind? In deze bijdrage maken de auteurs inzichtelijk hoe het wettelijke stelsel de werknemer tegen discriminatie beschermt. Daarnaast gaan zij in op de routes die de werknemer kan volgen om deze bescherming in te roepen en welke route het meest kans op succes biedt.

M.R. Hebly, Begroting van immaterile schade: over de betekenis van de duur van het lijden bij blijvend en bij dodelijk letsel, Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade 2019, afl. 2.
In deze bijdrage analyseert de auteur de betekenis van de duur van het lijden bij begroting van immaterile schade in verband met blijvend letsel en wegens dodelijk letsel. Volgens de Hoge Raad is de duur van het lijden een omstandigheid die de rechter bij de begroting van het smartengeld in het bijzonder dient mee te wegen, maar in de literatuur wordt opgemerkt dat de betekenis van deze factor niet steeds duidelijk is. De auteur geeft in deze bijdrage de stand van zaken in de rechtspraak en in de Nederlandstalige literatuur weer en biedt een nadere analyse van de betekenis van de duur van het lijden.

F.M. Ruitenbeek-Bart, De verhaals(on)mogelijkheden van de WAM-verzekeraar bij (joy)rijden zonder rijbewijs, Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade 2019, afl. 2.
In krap een halfjaar tijd deed het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden uitspraak in twee vergelijkbare zaken, waarin sprake was van joyriding door een jeugdig familielid van de verzekeringnemer en waarbij de betrokkene reed zonder (geldig) rijbewijs. In beide zaken trachtte de WAM-verzekeraar van het betrokken voertuig de aan derde-benadeelden gedane uitkeringen te verhalen. Een belangrijk verschil: de ene verzekeraar richtte zich tot zijn eigen verzekerde, de andere verzekeraar richtte zich tot de joyrider. Aan de hand van de beide arresten belicht de auteur in deze bijdrage de verhaalsmogelijkheden van een WAM-verzekeraar in geval van joyriden zonder (geldig) rijbewijs.

J.H.G. Verweij-Hoogendijk, Verzekeren in gezinsverband, Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade 2019, afl. 2.
In deze bijdrage staat de auteur stil bij de wijze waarop verzekeraars in hun polissen omgaan met nieuwe gezinsverhoudingen. De polissen van opstalverzekeringen, inboedelverzekeringen en aansprakelijkheidsverzekeringen voor particulieren van zestien verzekeringsmaatschappijen zijn hiervoor onderzocht. Ook wordt aandacht besteed aan regresuitsluitingen ten aanzien van gezinsleden.

J. Kruiswijk Jansen, Directe actie als de verzekerde rechtspersoon niet meer bestaat: uitzondering op meldingsplicht geldt volgens de Hoge Raad voor alle schades, Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade 2019, afl. 2.
Op 1 februari 2019 heeft de Hoge Raad de reikwijdte van de uitzondering op het meldingsvereiste voor een beroep op de directe actie van artikel 7:954 BW verduidelijkt. Volgens lid 2 van artikel 7:954 BW is voor een beroep op de directe actie niet nodig dat de schade door de aansprakelijke verzekerde aan de aansprakelijkheidsverzekeraar is gemeld, als de verzekerde een rechtspersoon was die heeft opgehouden te bestaan. In alle andere gevallen kan de directe actie alleen worden uitgeoefend als de schade door de verzekeringnemer of verzekerde wl is gemeld bij de aansprakelijkheidsverzekeraar. In het onderhavige arrest stond ter discussie of dit voor alle schades geldt of alleen voor de zogenoemde long tail-schades: schades die zich pas (na lange tijd) manifesteren nadat een rechtspersoon heeft opgehouden te bestaan.

R. Rijnhout T. Rotscheid, Misgelopen woongenot en vergoeding van materile schade, Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade 2019, afl. 2.
Op 1 maart 2017 wees de Rechtbank Noord-Nederland vonnis in een zaak die ging over de vergoeding van immaterile schade en de vergoeding van vermogensschade in de zin van het gemis van het onstoffelijk voordeel, zijnde gederfd woongenot, ten gevolge van aardbevingen ontstaan door gaswinning door de Nederlandse Aardolie Maatschappij. In deze annotatie concentreren de auteurs zich uitsluitend op laatstgenoemde schadepost. Ondanks dat het vonnis ruim twee jaar oud is, zijn de vragen die het oproept nog zeer actueel. Zo is recentelijk door de Rechtbank Noord-Nederland in een andere zaak hierover een prejudicile vraag voorgelegd aan de Hoge Raad.

S.D. Lindenbergh, Smartengeld wegens spanning, frustratie, ergernis en (ander) onbehagen, Nederlands Tijdschrift voor Burgerlijk Recht 2019, afl. 6.
Met het arrest van 15 maart 2019 heeft de Hoge Raad kleur gegeven aan de aantasting van de persoon op andere wijze in artikel 6:106 onder b BW. Daaronder valt niet alleen naar objectieve maatstaven vastgesteld geestelijk letsel, maar kunnen afhankelijk van de aard en ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan ook gevallen worden begrepen waarin de gevolgen minder (geobjectiveerd) ernstig zijn. In deze bijdrage verkent de auteur hoe deze restcategorie van persoonsaantastingen moet worden geduid, wat er zoal onder kan vallen, en waarin begrenzingen kunnen worden gevonden.

Hoge Raad

Hof

Rechtbank

Antillen