Update
Geachte heer/mevrouw,
Bijgaand treft u een nieuwe PS Update aan. Klik hier om de pdf vanaf de website te downloaden.
Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de sinds de vorige nieuwsbrief verschenen uitspraken, welke zijn opgenomen onder aan deze nieuwsbrief. Wij lichten de volgende uitspraken hier voor u uit.
Strafrecht. Toekenning shockschadevergoedingen aan nabestaanden van vermoorde broer van kroongetuige, ondanks ontbreken van (bewijs van) geestelijk letsel in de vorm van psychiatrisch ziektebeeld.
De verdachte in deze zaak wordt veroordeeld voor moord op de broer van een kroongetuige in een zaak omtrent een reeks liquidaties in Amsterdam en Utrecht. De rechtbank (PS 2019-0073) verdeelt tien benadeelde partijen (negen familieleden van het slachtoffer en n werknemer van het slachtoffer, die getuige is geweest van de moord) in drie categorien. Aan elk van de benadeelde partijen wordt een shockschadevergoeding toegekend, hoewel bewijs van geestelijk letsel in de vorm van een psychiatrisch ziektebeeld in de meeste gevallen ontbreekt. De rechtbank overweegt hiertoe dat sprake is van zeer uitzonderlijke omstandigheden, die maken dat er evident sprake is van ernstig geestelijk letsel dat de aanwezigheid van een (niet nader onderbouwd) psychiatrisch erkend ziektebeeld veronderstelt. Deze bijzondere omstandigheden komen er voornamelijk op neer dat de nabestaanden van het slachtoffer vanwege het acute gevaar voor hun eigen leven uit hun sociale omgeving zijn weggehaald en daardoor onvoldoende in de gelegenheid zijn geweest om zich te laten diagnosticeren of behandelen. De toe te wijzen vergoedingen variren van 5.000 tot 12.500.
Eigenaar/verhuurder van huis met vijver niet aansprakelijk voor letselschade van peuter die in vijver belandt na te zijn ontsnapt aan toezicht ouders.
Een peuter van 19 maanden oud ontsnapt aan het toezicht van zijn ouders en komt in de vijver in de voortuin van een verderop gelegen woning terecht. Door langdurig zuurstofgebrek is de peuter ernstig verstandelijk, lichamelijk en visueel gehandicapt geraakt. De ouders van de peuter stellen de eigenaar/verhuurder van de woning met de vijver aansprakelijk. De rechtbank (PS 2019-0074) wijst aansprakelijkheid, zowel op grond van artikel 6:174 BW als van artikel 6:162 BW, van de hand. Geabstraheerd van de context met een peuter die niet onder toezicht staat, wordt het hebben van de vijver naar verkeersopvattingen niet als gevaarzettend of maatschappelijk onzorgvuldig gekwalificeerd. Het enkele feit dat zon vijver niet beveiligd is, maakt dan ook niet dat de vijver niet voldoet aan de eisen die men daaraan onder de gegeven omstandigheden mag stellen. Dat neemt niet weg dat de onderhavige vijver destijds voor de peuter wel een gevaarlijke situatie opleverde, maar dat zou ook hebben gegolden voor andere op zichzelf genomen ongevaarlijke zaken die hij tegen had kunnen komen en in welk verband hem een ongeval had kunnen overkomen.
Vordering van 65-jarige man die stelt in 1964-1965 seksueel te zijn misbruikt door een pater van het Kleinseminarie van de Heilige Geest is verjaard; beroep op verlengde verjaringstermijn alleen mogelijk in gevallen die uitzonderlijk zijn in verjaringsrechtelijke zin.
Een inmiddels 65-jarige man stelt in het schooljaar 1964-1965 seksueel te zijn misbruikt door een pater van het Kleinseminarie van de Heilige Geest te Weert en heeft de Nederlandse Provincie van de Congregatie van de Heilige Geest aansprakelijk gesteld voor de gevolgen hiervan wegens onrechtmatige daad. De Congregatie doet een beroep op verjaring. Eiser doet een beroep op het arrest van de Hoge Raad van 28 april 2000 waarin de Hoge Raad oordeelde over de (verlengde) verjaringstermijn bij mesothelioomslachtoffers. Naar het oordeel van de rechtbank (PS 2019-0081) volgt uit dit arrest van de Hoge Raad echter niet dat in dit geval een beroep op verjaring naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Uit de genoemde arresten blijkt immers dat een dergelijk beroep alleen aan de orde kan zijn in een uitzonderlijk geval in verjaringsrechtelijke (en dus niet in feitelijke) zin. Daarvan is sprake indien toepassing van het verjaringsrecht zou leiden tot het op enig moment tenietgaan van een vordering die in wezen pas na dat moment volledig zou ontstaan. Een dergelijke situatie is hier niet aan de orde. In dit geval zijn op het moment dat het seksueel misbruik heeft plaatsgevonden zowel de verweten onrechtmatige daad als de daaruit voortvloeiende schade ontstaan. In beginsel waren derhalve op dat moment alle elementen aanwezig die nodig zijn voor het in rechte kunnen instellen van een vordering uit onrechtmatige daad. De rechtbank wijst de vordering af op grond van verjaring.
Immaterile schadevergoeding ( 50.000) voor 11-jarig meisje dat na seksueel misbruik abortus heeft moeten ondergaan en shockschadevergoeding ( 15.000) voor haar moeder.
Een 11-jarig meisje is na seksueel misbruik ongewenst zwanger geworden en heeft na ruim zeventien weken zwangerschap een abortus ondergaan. Benadeelde partijen in de strafprocedure zijn het meisje en haar moeder. In het strafvonnis zijn de vorderingen van de benadeelde partijen slechts gedeeltelijk toegewezen: 10.000 immaterile schadevergoeding aan het meisje en 2.500 shockschadevergoeding aan de moeder. In het onderhavige hoger beroep (PS 2019-0082) wijst het hof, opnieuw rechtdoende, 40.000 ( 50.000 minus de reeds toegewezen 10.000) immaterile schadevergoeding toe aan het meisje en 12.500 ( 15.000 minus de reeds toegewezen 2.500) shockschadevergoeding toe aan haar moeder, die op zeer indringende wijze met de zwangerschap van haar minderjarige dochter is geconfronteerd, onder andere door bij de echo aanwezig te zijn en haar dochter te begeleiden bij het maken van de keuze om tot abortus over te gaan, als gevolg waarvan de moeder lijdt aan PTSS.
Nieuws
De afgelopen week verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website.
Literatuur
Sinds het verschijnen van de vorige nieuwsbrief zijn verschillende signaleringen onder literatuur geplaatst. Zie ook het overzicht onderaan deze nieuwsbrief.
Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de personenschadepraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.
Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ps.updates@law.eur.nl.
Met vriendelijke groet,
Siewert Lindenbergh, Ilona van der Zalm Merel van den Heuvel
PS Updates
Literatuur
Sinds het verschijnen van de vorige nieuwsbrief zijn de volgende signaleringen onder literatuur geplaatst.
A. Klaassen, Invloed van verzekerden bij zorgverzekeraars, Nederlands Juristenblad 2019/4, afl. 1.
Het wetsvoorstel Wet verzekerdeninvloed Zvw lijkt op twee gedachten te hinken door aspecten van zeggenschap en medezeggenschap te verenigen in een inspraakregeling. Worden in het wetsvoorstel wel de juiste keuzes gemaakt om de invloed van verzekerden te versterken?
R. de Bock, Mijnbouwschade in Groningen. Waar is de civiele rechter?, Nederlands Juristenblad 2019/3, afl. 1.
Het is zorgelijk dat de civiele rechter tot nu toe nauwelijks een rol heeft gespeeld bij aardbevingsschade. De civiele rechtspraak heeft haar maatschappelijke taak hier duidelijk niet goed vervuld. Zij kan nu eenmaal niet achterover leunen en afwachten wie zich bij haar meldt, maar zal zich moeten inspannen om uit te dragen dat zij een effectieve voorziening biedt aan gedupeerden van aardbevingsschade. De civiele procedure zal daarnaast op zon manier moeten worden vormgegeven, dat de civiele rechtsgang voor burgers en bedrijven daadwerkelijk minder kostbaar en complex en daarmee toegankelijker wordt. Het is alleen de vraag of de civiele rechter nog de kans krijgt om zich te rehabiliteren als het gaat om aardbevingsschade. In het conceptwetsvoorstel Instituut Mijnbouwschade Groningen wordt aardbevingsschade namelijk geheel weggehaald bij de civiele rechter. Is daarmee de rol van de civiele rechter in het aardbevingsdossier uitgespeeld?
J.H.G. Verweij-Hoogendijk, annotatie bij Rechtbank Limburg 20 juni 2018, ECLI:NL:RBLIM:2018:5753 [Aansprakelijkheid in gezinsverband. DNA-onderzoek. Onrechtmatige daad moeder.], Jurisprudentie Aansprakelijkheid 2018/176, afl. 10.
In de onderhavige zaak vordert de zoon op grond van onrechtmatige daad de kosten van een DNA-onderzoek die hij heeft moeten maken nu zijn moeder jarenlang had gezwegen over het feit dat zijn juridische vader niet zijn biologische vader was. De zoon stelt zich op het standpunt dat hij vanwege het zwijgen van de moeder kosten heeft moeten maken om zijn werkelijke afkomst te kunnen achterhalen. De rechtbank oordeelde dat de moeder inderdaad onrechtmatig had gehandeld door hierover te zwijgen en door geen gegevens te verstrekken over de vermoedelijke biologische vader. De rechtbank wijst de vordering echter af omdat naar haar oordeel het causale verband ontbreekt tussen het zwijgen van de moeder en de schade die de zoon stelt te hebben geleden. Immers, indien de moeder wel had verteld wie (naar alle waarschijnlijkheid) de biologische vader was, dan had de zoon hoe dan ook kosten moeten maken om bevestigd te krijgen dat de vermoedelijke vader daadwerkelijk de biologische vader was. Ook indien de moeder eerder had laten weten wie de biologische vader was, hadden volgens de rechtbank dezelfde kosten moeten worden gemaakt.
De uitspaak is kort en bondig en geeft niet veel inzicht in de wijze waarop het proces is gevoerd en welke argumenten er precies zijn aangevoerd. Toch roept deze uitspraak een tweetal vragen op, namelijk voor wiens rekening de kosten van een DNA-onderzoek (berhaupt) dienen te komen en of in een geval als het onderhavige sprake kan zijn van ander nadeel dan vermogensschade dat voor vergoeding in aanmerking komt.
E.W. Bosch, annotatie bij Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 4 september 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:7969 [Deelgeschil. Kwalitatieve aansprakelijkheid voor dieren. Bezit. Houderschap.], Jurisprudentie Aansprakelijkheid 2018/176, afl. 10.
De keuze van de wetgever om de bezitter kwalitatief aansprakelijk te laten zijn voor de schade die wordt veroorzaakt door de eigen energie van het dier, is mede ingegeven door de rechtspositie van gelaedeerde. Achterliggende gedachte is dat de bezitter een gemakkelijker op te sporen persoon is, voor wie het ook als een voor de hand liggende maatregel kan worden beschouwd zich tegen het risico van deze aansprakelijkheid te verzekeren. Bauw merkt op dat de bezitter van een dier vaak ook de eigenaar zal zijn (het baasje) en tevens degene die het dier verzorgt. Dat het aanwijzen van de bezitter, ook wanneer er geen sprake is van gebruik in de uitoefening van een bedrijf, de nodige voeten in de aarde kan hebben, blijkt uit de onderhavige uitspraak. Centraal staat de vraag wie de bezitter was van het paard, waar de verzorgster van het paard beweerdelijk vanaf viel.
E.J. Wervelman, annotatie bij Hoge Raad 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1800 [Arbeidsongeschiktheidsverzekering. Prejudicile vragen (art. 392 Rv). Consumentenrecht. Oneerlijk beding Richtlijn 93/13/EEG.], Jurisprudentie Aansprakelijkheid 2018/176, afl. 10.
De Hoge Raad heeft met dit arrest een einde gemaakt aan een reeds jarenlang voortslepende discussie over de uitleg van een alleszins gebruikelijke bepaling in particuliere arbeidsongeschiktheidsverzekeringen die inhoudt dat de verzekeraar het recht heeft om de mate van arbeidsongeschiktheid vast te stellen aan de hand van door haar aan te wijzen deskundigen. Ik acht het dan ook, alleen al uit oogpunt van rechtszekerheid, een verstandige keuze van de Rechtbank Den Haag om de Hoge Raad daarover prejudicile vragen te stellen. Dat die beslissing nuttig was blijkt ook wel uit de vele tientallen paginas tellende Conclusie van A-G Hartlief van 6 juli 2018 (ECLI:NL:PHR:2018:788). Zowel in, als buiten rechte hebben arbeidsongeschiktheidsverzekeraars en de belangenbehartigers van hun verzekerden jarenlang gediscussieerd over het antwoord op de vragen waarover de Hoge Raad thans heeft geoordeeld. Dat biedt duidelijkheid en brengt partijen dan ook gelukkig verder ten aanzien van hetgeen zij met deze polisvoorwaarde contractueel met elkaar zijn overeengekomen: het vaststellen van de mate van arbeidsongeschiktheid teneinde te kunnen bepalen of, en zo ja in hoeverre, een verzekerde recht heeft op uitkering krachtens de polis.
P.J. klein Gunnewiek, annotatie bij Rechtbank Oost-Brabant 12 september 2018, ECLI:NL:RBOBR:2018:4414 [Gebrekkige zaak. Gebrekkige opstal. OSVO.], Jurisprudentie Aansprakelijkheid 2018/171, afl. 10.
In deze gerechtelijke procedure stond (primair) centraal de vraag of een sit-up (een in de buitenlucht en voor publiekelijk gebruik geplaatst fitnessapparaat) gebrekkig was in het kader van art. 6:173 BW (zaak) of art. 6:174 BW (opstal). Het was aan de rechtbank om te oordelen of sprake was van een gebrek, in die zin dat de betreffende zaak/opstal niet voldeed aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mocht stellen. Het gebrek moet een (bijzonder) gevaar opleveren voor personen of zaken. In het kader van deze noot wil ik het juridisch kader nog iets uitbreiden. Hoewel in deze zaak niet aangevoerd, althans dat blijkt niet uit het vonnis, kan het zijn dat een fitnessapparaat in de buitenlucht ook moet voldoen aan de bepalingen van het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen (WAS). Daarvan is sprake als het fitnessapparaat op een terrein staat met een of meerdere onder het WAS vallende speeltoestellen.
F.M. Ruitenbeek-Bart, annotatie bij Hoge Raad 20 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1806 [Anonieme strafvervolging. Slachtofferrechten in het strafproces. Aanvullende rechtsbescherming.], Jurisprudentie Aansprakelijkheid 2018/169, afl. 10.
In deze kortgedingprocedure hebben de nabestaanden van Mitch Henriques zich tot de civiele rechter gewend in een poging om de strafrechtelijk vervolgde agenten die betrokken waren bij zijn fatale aanhouding uit de anonimiteit te halen. De strafrechter heeft uit veiligheidsoverwegingen voor de betrokken agenten en hun gezinnen tot anonieme vervolging besloten. De wens van de nabestaanden om toch kennis te kunnen nemen van hun identiteit, opdat zij hun rechten als slachtoffer adequaat kunnen uitoefenen, werd door de strafrechter niet gehonoreerd. De nabestaanden hebben zich vervolgens in kort geding tot de civiele rechter gewend en gevorderd de Staat te bevelen om de personalia van de betrokken agenten aan hen (of hun advocaat) vrij te geven. Deze civiele route brengt de nabestaanden echter geen soelaas: het gevraagde bevel werd door het Gerechtshof Den Haag niet gegeven (arrest van 4 juli 2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:1931). De Hoge Raad laat die beslissing in stand. Wel komt de Hoge Raad tot die slotsom via een (iets) andere route dan het hof. De zaak roept allerlei interessante vragen op die het overdenken waard zijn, met name over de rechtspositie van benadeelden in het strafproces. In deze annotatie concentreer ik mij evenwel op het aspect dat ook in het arrest van de Hoge Raad centraal staat, te weten: welke rol is hier voor de civiele rechter weggelegd?
R.A. Hebly D.A. Pronk, annotatie bij Rechtbank Amsterdam 24 augustus 2018, ECLI:NL:RBAMS:2018:6180 [Aansprakelijkheid. Gevaarzetting. Bewijsvermoeden. Gebrekkige zaak.], Jurisprudentie Aansprakelijkheid 2018/197, afl. 10.
In deze annotatie zal ik op twee aspecten van deze zaak ingaan. Het eerste aspect betreft het bewijs van de toedracht van het ongeval. Ondanks dat onduidelijk is waardoor het ijzeren doel is komen te vallen, komt de kantonrechter tot een inhoudelijk oordeel omtrent aansprakelijkheid op grond van art. 6:162 BW. Het tweede aspect betreft de vraag in hoeverre het ijzeren doel in een casus als de onderhavige (ook) kan worden gekwalificeerd als een gebrekkige zaak in de zin van art. 6:173 BW.
S.D. Lindenbergh, annotatie bij Hoge Raad 13 april 2018, ECLI:NL:HR:2018:601 [Aansprakelijkheidsverzekering. Opzetclausule Standaardpolismodel AVP 2000; uitleg en maatschappelijke betekenis; ruimte voor maatwerk; Hoge Raad doet zaak zelf af.], Nederlandse Jurisprudentie 2018/463, afl. 51/52.
Dit arrest beoogt duidelijkheid te geven over uitleg van de opzetclausule in aansprakelijkheidsverzekeringen voor particulieren (AVP). De aanleiding is een betreurenswaardige gebeurtenis: een vader heeft in een vlaag van verstandsverbijstering zijn baby bij de oksels gepakt en door elkaar geschud, hetgeen heeft geleid tot ernstig hersenletsel bij het kind (shaken baby-syndroom). De vader had uiteraard niet het opzet om zijn kind letsel, laat staan ernstig hersenletsel, toe te brengen. Was hier niettemin sprake van opzet in de zin van de opzetclausule, zodat dekking onder de aansprakelijkheidsverzekering is uitgesloten? Het is een lang en complex arrest, dat geen eenvoudig toepasselijke regel, maar een soort gelaagd beslismodel biedt. De Hoge Raad heeft uitdrukkelijk een poging gedaan om met dit arrest de praktijk te bedienen, maar is daarin volgens mij ik licht dat hierna toe niet geslaagd. Integendeel: de praktijk lijkt met dit arrest opnieuw van de regen in de drup beland, omdat de beoogde duidelijkheid niet is verschaft.
J.L. Smeehuijzen, annotatie bij Hoge Raad 26 januari 2018, ECLI:NL:HR:2018:108 [Stuiting verjaring door rechtsgeldige erkenning verzekeraar. Onderhandelingen verzekeraar met benadeelde over schadeafwikkeling; vertegenwoordigingsbevoegdheid verzekeraar? Voorschotbetalingen; stuiting lopende verjaring door erkenning verzekeraar? Eisen.], Nederlandse Jurisprudentie 2018/461, afl. 51/52.
Een werknemer glijdt tijdens zijn werk uit in de wasstraat van zijn werkgever. De aansprakelijkheidsverzekeraar erkent namens de werkgever aansprakelijkheid in 2001. De stuitende werking van die erkenning staat vast. Halverwege 2005 is de schade tot en met 2004 definitief afgewikkeld en wordt voor de te lijden schade tot juli 2008 een voorschot betaald. In september 2008 is nogmaals een voorschot betaald. Het gaat in deze zaak om de vraag of die voorschotbetalingen stuitende werking hebben. De werkgever stelt zich op het standpunt dat de werknemer niet mocht vertrouwen op de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de verzekeraar (art. 3:61 lid 2 BW) en dat geen sprake is van stuitingdoor erkenning (art. 3:318 BW).
G. Tertoolen, De strijd tegen de smartphone in het verkeer, Verkeersrecht ANWB 2018/168, afl. 12.
De smartphone is niet meer weg te denken uit ons leven. Kijk eens rond op een station, een terrasje of een willekeurig plein waar mensen lopen; vrijwel iedereen is connected. Dit heeft voor- en nadelen. Enerzijds beleven we er veel plezier aan en ontdekken we continu nieuwe werelden dankzij onze kleine zakcomputer. Anderzijds kunnen we steeds minder zonder en verhoogt het ons algemene stressniveau. De afhankelijkheid van de smartphone leidt er toe dat (te) veel mensen ook wanneer zij aan het verkeer deelnemen hun smartphone niet met rust kunnen laten. Dit zorgt voor afleiding en kan leiden tot ongelukken. Dit artikel gaat over de nadelige rol van de smartphone in het verkeer. Vanuit de theorie van voorgenomen gedrag (theory of planned behavior) wordt verklaard waarom de smartphone in het verkeer massaal wordt gebruikt en tevens wordt vanuit deze theorie een scenario aangeboden om de smartphone uit het verkeer te bannen.
Hof
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch Juridische advieswerkzaamheden door gepensioneerd advocaat, aanvankelijk onbezoldigd maar later op grond van overeenkomst van opdracht tegen loon. Dat de door de adviseur gestelde tariefafspraak is gemaakt, is niet komen vast te staan. Bepaling van ‘het op de gebruikelijke wijze berekende loon of, bij gebreke daarvan, een redelijk loon’ in de zin van artikel 7:405 lid 2 BW. In dit geval € 75 exclusief btw per uur. De adviseur heeft onvoldoende aangetoond dat zoveel uren voor vergoeding in aanmerking komen dat hij naast de ontvangen voorschotten nog recht heeft op een aanvullende betaling. 15-01-2019
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch Een 11-jarig meisje is na seksueel misbruik ongewenst zwanger geworden en heeft na ruim zeventien weken zwangerschap een abortus ondergaan. Benadeelde partijen in de strafprocedure zijn het meisje en haar moeder. In strafvonnis zijn vorderingen van de benadeelde partijen slechts gedeeltelijk toegewezen: € 10.000 immateriële schadevergoeding aan het meisje en € 2.500 shockschadevergoeding aan moeder. In onderhavige hoger beroep wijst het hof, opnieuw rechtdoende, € 40.000 (€ 50.000 minus de reeds toegewezen € 10.000) immateriële schadevergoeding toe aan het meisje en € 12.500 (€ 15.000 minus de reeds toegewezen € 2.500) shockschadevergoeding toe aan haar moeder, die op zeer indringende wijze met de zwangerschap van haar minderjarige dochter is geconfronteerd, onder andere door bij de echo aanwezig te zijn en haar dochter te begeleiden bij het maken van de keuze om tot abortus over te gaan, als gevolg waarvan de moeder lijdt aan PTSS. 15-01-2019
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch Procesrecht. Uitzondering op de hoofdregel dat een zaak na vernietiging van een eindvonnis niet mag worden terugverwezen naar de rechter in eerste aanleg. De rechter heeft het verzet tegen het verstekvonnis ten onrechte wegens een vermeende termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard. Dit betreft een geval waarin de rechter in eerste aanleg op louter processuele gronden niet aan een inhoudelijke behandeling van de zaak is toegekomen (vergelijk de maatstaf van HR 11 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BK0857). Daarom is in dit geval een uitzondering op het terugverwijsverbod op zijn plaats. 08-01-2019
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Strafrecht. Veroordeling vanwege een gewelddadige woningoverval op twee hoogbejaarde broers, waarbij beide broers lichamelijk en psychisch letsel opliepen. De beide broers zijn inmiddels overleden, maar hebben hun laatste levensjaar moeten leven met gevoelens van angst en onveiligheid. Nabestaanden hebben namens de benadeelde partijen de vorderingen tot schadevergoeding in hoger beroep gehandhaafd. Toewijzing immateriële schadevergoedingen ad € 8.500 en € 3.000, waarbij het hof heeft gelet op de gevolgen die de delicten voor de benadeelde partijen hebben gehad in de tijd dat zij hebben geleefd na afloop van de overval. 21-12-2018
- Gerechtshof Amsterdam Strafrecht. Veroordeling voor poging tot doodslag door voor een basisschool een man die zojuist zijn zoon naar school had gebracht zonder kenbare aanleiding meermalen zeer hard tegen diens hoofd te schoppen. Slachtoffer heeft hieraan een gebroken neus, een hersenschudding, verschillende aangezichtletsels en psychische klachten overgehouden. Hof wijst immateriële schadevergoeding gedeeltelijk (€ 8.000) toe aan slachtoffer, waarbij het vooral heeft gelet op de ingrijpende en excessieve aard van het handelen van de verdachte, de gevolgen voor de benadeelde partij en de omstandigheid dat de benadeelde partij zich in het ziekenhuis heeft moeten laten opnemen en onder behandeling heeft moeten stellen van verschillende medisch specialisten en dat de tandheelkundige behandeling van de benadeelde partij nog altijd niet tot een einde is kunnen komen. 20-12-2018
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Advocaat die cliënt heeft bijgestaan terwijl deze in voorarrest zat op grond van een strafrechtelijke verdenking, heeft deze cliënt niet goed voorgelicht over het verschil in financiële consequenties van het ontvangen van rechtsbijstand als betalende cliënt vergeleken met de rechtsbijstand op basis van een toevoeging. Voorts heeft de advocaat zijn cliënt niet gewezen op de mogelijkheid van het aanvragen van een tweede toevoeging voor extra uren, waar hij dit wel had moeten doen. Dit geldt zeker tegen de achtergrond van (thans) artikel 18 van de Gedragsregels 2018 voor de advocatuur, waarmee de advocaat bekend hoorde te zijn. Er is dan ook sprake van dwaling zijdens de cliënt bij het aangaan van de overeenkomst met zijn advocaat. Volgt vernietiging overeenkomst (bekrachtiging bestreden vonnis, zij het op andere gronden). 11-12-2018
- Gerechtshof Den Haag Rechtsbijstand van FNV valt niet onder het toepassingsbereik van de Richtlijn 87/344/EEG. Grieven tegen dat oordeel treffen geen doel. Loonvordering van werkneemster wordt tevens afgewezen, nu zij er niet van uit had mogen gaan dat het uitblijven van een reactie op haar verzoek om het ouderschapsverlof te beëindigen, inhield dat FNV instemde met dat verzoek. 11-12-2018
- Gerechtshof Amsterdam In deze zaak, die in de kern draait om het disfunctioneren van een belastingadviseur (recht op transitievergoeding, geen recht op billijke vergoeding), stelt de werkgever een eisvermeerdering in die ziet op vergoeding van schade die de werkgever lijdt ten gevolge van de weigering van geïntimeerde om mee te werken aan het verhaal van loonkosten tijdens diens arbeidsongeschiktheid, die het gevolg is van een geïntimeerde overkomen motorongeval. Werkgever is echter niet-ontvankelijk in zijn vermeerdering van eis, nu de verzochte schadevergoeding geen verband houdt met het ontbindingsverzoek. 04-12-2018
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Verzoek tot het alsnog bevelen van een voorlopig getuigenverhoor toegewezen in zaak waarin moeder van uit huis geplaatste kinderen overweegt een procedure tegen Jeugdbescherming en/of het Leger des Heils aanhangig te maken. Verzoekster heeft voldoende duidelijk gemaakt wat de aard is van de vordering en welke concrete relevante feiten en omstandigheden zij nog wenst te onderzoeken in een voorlopig getuigenverhoor. Doel van voorlopig getuigenverhoor is om te kunnen vaststellen of sprake is geweest van onrechtmatige gedragingen door medewerkers van Jeugdbescherming en/of het Leger des Heils die betrokken waren bij de uithuisplaatsing van de kinderen van verzoekster. Meer concreet gaat het om de vraag of de besluiten die Jeugdbescherming en het Leger des Heils in dat verband hebben genomen op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen. Verzoekster behoeft dan ook informatie ten aanzien van de wijze waarop de door Jeugdbescherming en/of het Leger des Heils genomen besluiten feitelijk tot stand zijn gekomen. 27-11-2018
- Gerechtshof Den Haag Strafrecht. Veroordeling voor verkrachting waarbij de verdachte met de medeverdachte afwisselend geslachtsgemeenschap met het slachtoffer heeft gehad. Het slachtoffer werd bij haar nek vastgehouden en er werd een hand op haar mond gelegd. Het slachtoffer heeft niet alleen gevoelens van angst en onveiligheid overgehouden aan het misdrijf, maar lijdt bovendien onder de sociale gevolgen binnen de Eritrese gemeenschap in Nederland en voelt zich uitgestoten uit die gemeenschap. Toewijzing € 10.000 immateriële schadevergoeding aan slachtoffer. 03-07-2018
- Gerechtshof Den Haag Strafrecht. Veroordeling voor verkrachting waarbij de verdachte met de medeverdachte afwisselend geslachtsgemeenschap met het slachtoffer heeft gehad. Het slachtoffer werd bij haar nek vastgehouden en er werd een hand op haar mond gelegd. Het slachtoffer heeft niet alleen gevoelens van angst en onveiligheid overgehouden aan het misdrijf, maar lijdt bovendien onder de sociale gevolgen binnen de Eritrese gemeenschap in Nederland en voelt zich uitgestoten uit die gemeenschap. Toewijzing € 10.000 immateriële schadevergoeding aan slachtoffer. 03-07-2018
Rechtbank
- Rechtbank Limburg Een inmiddels 65-jarige man stelt in het schooljaar 1964-1965 seksueel te zijn misbruikt door een pater van het Kleinseminarie van de Heilige Geest te Weert en heeft de Nederlandse Provincie van de Congregatie van de Heilige Geest aansprakelijk gesteld voor de gevolgen hiervan wegens onrechtmatige daad. De Congregatie doet een beroep op verjaring. Eiser doet een beroep op het arrest van de Hoge Raad van 28 april 2000 waarin de Hoge Raad oordeelde over de (verlengde) verjaringstermijn bij mesothelioomslachtoffers. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit dit arrest van de Hoge Raad echter niet dat in dit geval een beroep op verjaring naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Uit de genoemde arresten blijkt immers dat een dergelijk beroep alleen aan de orde kan zijn in een uitzonderlijk geval in verjaringsrechtelijke (en dus niet in feitelijke) zin. Daarvan is sprake indien toepassing van het verjaringsrecht zou leiden tot het op enig moment tenietgaan van een vordering die in wezen pas na dat moment volledig zou ontstaan. Een dergelijke situatie is hier niet aan de orde. In dit geval zijn op het moment dat het seksueel misbruik heeft plaatsgevonden zowel de verweten onrechtmatige daad als de daaruit voortvloeiende schade ontstaan. In beginsel waren derhalve op dat moment alle elementen aanwezig die nodig zijn voor het in rechte kunnen instellen van een vordering uit onrechtmatige daad. De rechtbank wijst de vordering af op grond van verjaring. 16-01-2019
- Rechtbank Oost-Brabant Aantasting eer en goede naam van een bekende Nederlander door in de media het voornemen bekend te maken een sekspop van haar op de markt te brengen. Toe te wijzen schadevergoeding (art. 6:106 sub b BW) wordt door de rechtbank vastgesteld op € 2.000. Rechtbank houdt bij de vaststelling rekening met de mate waarin eiseres is getroffen (de pop is niet daadwerkelijk op de markt gebracht), de verwijtbaarheid (gedaagde heeft misbruik gemaakt van de kwetsbare positie waarin eiseres na verspreiding van een seksvideo verkeerde, uitsluitend met het doel om zijn eigen commerciële belang en publicitaire doel te dienen), de aansprakelijkheid (gedaagde heeft opzettelijk de publiciteit gezocht, terwijl hij zich minstens had moeten realiseren dat dit ten koste zou gaan van de eer en goede naam van eiseres) en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend (voor de verspreiding van de (plas)seksvideo van eiseres is aan eiseres € 30.000 immateriële schadevergoeding toegekend, maar toen was sprake van een aanmerkelijk grovere inbreuk op haar rechten dan in dit geval. In met deze zaak vergelijkbare gevallen zijn bedragen van € 5.000 en € 3.000 toegewezen). 16-01-2019
- Rechtbank Amsterdam Strafrecht. Veroordeling voor moord op de broer van een kroongetuige. Rechtbank verdeelt tien benadeelde partijen (negen familieleden van het slachtoffer en één werknemer van het slachtoffer, die getuige is geweest van de moord) in drie categorieën. Aan elk van de benadeelde partijen wordt een shockschadevergoeding toegekend, hoewel bewijs van geestelijk letsel in de vorm van een psychiatrisch ziektebeeld in de meeste gevallen ontbreekt. Rechtbank overweegt hiertoe dat sprake is van zeer uitzonderlijke omstandigheden, die maken dat er evident sprake is van ernstig geestelijk letsel dat de aanwezigheid van een (niet nader onderbouwd) psychiatrisch erkend ziektebeeld veronderstelt. Vergoedingen variëren van € 5.000 tot € 12.500. 10-01-2019
- Rechtbank Rotterdam Zaak tegen gemeente Rotterdam en voormalig gemeenteraadslid. Sabah Duitsland vordert een verklaring voor recht dat haar artikelen waarin zij over een voormalig gemeenteraadslid en diens (vermeende) opinie over de politieke situatie in Turkije heeft geschreven, niet onrechtmatig waren. Vordering afgewezen. De rechtbank acht de berichten op het punt van de banden met de Gülen-beweging, die het voormalig gemeenteraadslid in dat verband aanduiden als verrader, gelet op het grote belang van persvrijheid, de onwenselijkheid van het aan banden leggen van het aan een groter publiek berichten over een maatschappelijk zeer relevant onderwerp en de omstandigheid dat het hier gaat om de opvattingen van een zittend politicus, niet onrechtmatig jegens het voormalig gemeenteraadslid, noch jegens de gemeenteraad. Wel onrechtmatig acht de rechtbank de beweringen die gedaan worden over de betrokkenheid van het voormalig gemeenteraadslid bij strafbare feiten (zoals de vermelding dat hij de imam voor Nederland van FETÖ zou zijn). Deze beweringen zijn feitelijk niet onderbouwd en zijn functie brengt niet mee dat het voormalig gemeenteraadslid niet-onderbouwde beschuldigingen van strafbare feiten als hier aan de orde zou moeten accepteren. 09-01-2019
- Rechtbank Noord-Nederland Peuter met de leeftijd van 19 maanden ontsnapt aan het toezicht van zijn ouders en komt in de vijver in de voortuin van een verderop gelegen woning terecht. Door langdurig zuurstofgebrek is de peuter ernstig verstandelijk, lichamelijk en visueel gehandicapt geraakt. De eigenaar/verhuurder van de woning wordt door de ouders van het kind aansprakelijk gesteld. De rechtbank wijst aansprakelijkheid, zowel op grond van artikel 6:174 BW als van artikel 6:162 BW, van de hand. Toepassing Kelderluik-criteria. Geen onrechtmatige daad. Geabstraheerd van de context met een peuter die niet onder toezicht staat, wordt het hebben van de vijver naar verkeersopvattingen niet als gevaarzettend of maatschappelijk onzorgvuldig gekwalificeerd. 09-01-2019
- Rechtbank Gelderland Strafrecht. Veroordeling voor mensenhandel en dwang. Verdachte heeft, verspreid over verschillende periodes tussen mei 2010 en begin 2018, een verstandelijk beperkt echtpaar ertoe gebracht te dulden dat hij in hun woning verbleef en bewerkstelligd dat de man en diens vrouw boodschappen voor hem deden, zijn was deden en zijn hond verzorgden. Rechtbank overweegt dat een verklaring van een ‘Zorgcoördinator slachtoffers mensenhandel’ niet volstaat als bewijs van geestelijk letsel en dat het persoonlijke karakter van het recht op vergoeding van immateriële schade als bedoeld in artikel 6:106 lid 1 BW niet zonder meer toelaat een immateriële schadevergoeding gelijkelijk over beide benadeelde partijen te verdelen. Rechtbank schat de schade die niet in vermogensschade bestaat, voor zover deze is ontstaan door de beperking van de bewegingsvrijheid en de beslissingsvrijheid van elk der beide benadeelde partijen, desondanks op een bedrag van € 4.000 per slachtoffer. 02-01-2019
- Rechtbank Rotterdam Partijen twisten over de toedracht van een arbeidsongeval op een scheepswerf en de omstandigheden die daarbij een rol hebben gespeeld. Het verstrekken van een bewijsopdracht verhoudt zich niet met de aard van de deelgeschilprocedure. De door werknemer gevorderde verklaring voor recht afgewezen. 28-12-2018
- Rechtbank Rotterdam Deelgeschil. Buitengerechtelijke kosten die worden gevorderd in deze zaak omtrent verkeersaansprakelijkheid voldoen niet aan de dubbele redelijkheidstoets. Verzoeker had moeten onderbouwen waarom de opgevoerde tijdsbesteding aan correspondentie en telefoon noodzakelijk is geweest en ook de kosten die zien op literatuurstudie, het raadplegen van een juridische databank en bespreking met een kantoorgenoot kunnen niet worden gevorderd, (mede) omdat sprake is van een relatief eenvoudige zaak. 28-12-2018
- Rechtbank Gelderland Strafrecht. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot moord op zijn ex-vriendin en aan een poging tot doodslag op haar moeder en stiefvader, door hen allen meerdere keren met een schroevendraaier te steken. De slachtoffers hebben hierdoor steekwonden opgelopen die potentieel dodelijk zijn geweest. Toewijzing immateriële schadevergoedingen ad € 5.000 aan moeder (slachtoffer 1), € 10.000 aan vader (slachtoffer 2) in verband met de door hem opgelopen blijvende gehoorschade en € 5.000 aan ex-vriendin (slachtoffer 3). Het minderjarige zoontje van slachtoffer 3 en verdachte is getuige geweest van de steekpartij waarbij hij zelf geen lichamelijk letsel heeft opgelopen, maar wel zijn vader zijn moeder, opa en oma heeft zien neersteken. Toewijzing € 5.000 shockschadevergoeding aan zoontje. 21-12-2018
- Rechtbank Midden-Nederland In een burengeschil wordt onder andere verwijdering van een taxushaag gevorderd, op grond van het argument dat de haag schade kan toebrengen omdat deze haag giftig is voor mens en dier. Rechtbank oordeelt dat dit te algemeen is gesteld. Niet is onderbouwd dat de haag ook daadwerkelijk gevaar veroorzaakt in de nabije omgeving. Rechtbank acht voldoende aannemelijk dat nabij de taxushaag geen kinderen spelen en geen vee graast. Dit vindt ook steun in de situatie ter plaatse: achter de taxushaag ligt op het perceel van de buren een greppel/slootje en daarachter staat ook nog een schutting in de wei. Dat vee en/of kinderen zich begeven in de nabijheid van de taxushaag is daardoor onwaarschijnlijker. De taxushaag hoeft dan ook niet te worden verwijderd. 21-12-2018
- Rechtbank Rotterdam Deelgeschil. Verzoek vergoeding buitengerechtelijke kosten afgewezen. De gemachtigde heeft niet expliciet gesteld dat belangenbehartiging wordt beëindigd als facturen niet worden voldaan. De discussie over de bevoorschotting zal dan ook geen breekpunt zijn in het onderhandelingstraject. Daarnaast schiet een deelgeschil dat enkel wordt ingesteld voor een oordeel over de buitengerechtelijke kosten het doel van de deelgeschilprocedure voorbij. 20-12-2018
- Rechtbank Rotterdam Strafrecht. Veroordeling voor poging tot moord door ex-vriendin in haar eigen huis met een mes te lijf te gaan toen zij onder de douche stond, na de hele nacht in een bergruimte in de slaapkamer van een zoon van het slachtoffer te hebben liggen wachten totdat het slachtoffer alleen thuis zou zijn. Toewijzing € 15.000 immateriële schadevergoeding aan het slachtoffer. 20-12-2018
- Rechtbank Rotterdam Werkgeversaansprakelijkheid. Causaal verband tussen door werknemer verrichte laswerkzaamheden voor werkgeefster en longemfyseem aangetoond door deskundigenrapport. Voorschot van € 25.000 aan schadevergoeding toegewezen. 20-12-2018
- Rechtbank Den Haag Verzoeker meent als verdachte te zijn aangemerkt in een strafrechtelijk onderzoek waarbij de Staat (het OM, de FIOD en de Belastingdienst) jegens hem onrechtmatig heeft gehandeld en hem daarbij onder andere immateriële schade heeft toegebracht. Hij verzoekt een voorlopig getuigenverhoor teneinde bewijs te verzamelen voor deze (naar hij stelt) onrechtmatige daad. De vragen of de werkwijze van de Staat, met name de onderlinge uitwisseling van informatie, al dan niet op rechtmatige wijze heeft plaatsgevonden en of de Staat verzoeker als verdachte aan een strafbaar feit heeft mogen aanmerken, zijn juridische vragen en lenen zich in principe niet voor het houden van een voorlopig getuigenverhoor. Daarnaast heeft in het strafrechtelijk onderzoek op verschillende momenten reeds een rechterlijke toetsing plaatsgevonden. Het horen van getuigen met als doel te achterhalen of eventueel sprake is van ongegronde vermoedens leidt tot een fishing expedition, waarvoor een voorlopig getuigenverhoor niet is bedoeld. 13-12-2018
- Rechtbank Midden-Nederland Polisvoorwaarde in arbeidsongeschiktheidsverzekering waarin is bepaald op welke wijze de verzekeraar de arbeidsongeschiktheid vaststelt, is geen oneerlijk beding als bedoeld in Richtlijn 93/133/EEG. Daarmee volgt de rechtbank het arrest van de Hoge Raad van 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1800 (zie PS 2018-0773). Dat het HvJ EU hierover nog geen oordeel heeft uitgesproken, is naar het oordeel van de rechtbank geen reden om het oordeel van de Hoge Raad daarover niet te volgen. Wel is het in deze zaak het geval dat de mate van arbeidsongeschiktheid door ASR tot op heden is gebaseerd op de uitval in uren, zonder dat daar een medische beoordeling aan ten grondslag is gelegd. De rechtbank verzoekt een medisch deskundige daarom om de arbeidsongeschiktheid van eiseres, die lijdt aan chronische myelide leukemie, te onderzoeken. 07-12-2018
- Rechtbank Den Haag Eiser was een van de verdachten in een strafzaak (‘Pesata’) omtrent illegale vastgoedhandel, hypotheekfraude en witwassen. Eiser is tijdens het strafrechtelijk onderzoek onder andere in bewaring en in verzekering gesteld. Vervolgens is eiser door de strafrechter vrijgesproken. Eiser stelt de Staat aansprakelijk voor het verlies van zijn ambt, zijn notariskantoor en zijn eer en goede naam en vordert schadevergoeding (€ 1.855.136) van de Staat, bestaande uit inkomensschade, goodwillschade, pensioenschade en immateriële schade. De rechtbank betrekt het Begaclaim-arrest (HR 13 oktober 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV6956) bij haar beoordeling en concludeert dat het beroep van eiser op de in voormeld arrest geformuleerde b-grond (indien achteraf blijkt van het ongefundeerd zijn van de verdenking waarop dat optreden berustte en hij aldus ten onrechte als verdachte is aangemerkt) slaagt en dat dus sprake is van een onrechtmatige overheidsdaad. De rechtbank acht zich thans echter onvoldoende voorgelicht om de schade van eiser te begroten. Volgt verwijzing naar de rol. 14-11-2018