Naar boven ↑

Update

Nummer 32, 2019
Uitspraken van 03-09-2019 tot 09-09-2019
Redactie: Mr. H. Vorsselman, mr. drs. I. van der Zalm, mr. Y. Bosschaart en J. Stulp.

Geachte heer/mevrouw,


Bijgaand treft u een nieuwe PS Update aan. Klik hier om de pdf vanaf de website te downloaden.


Annotatie
Annotatie van D. (Danille) van Gastel bij Rechtbank Den Haag 19 december 2018,
ECLI:NL:RBDHA:2018:16139: Onvoldoende bewijs dat schade is opgelopen tijdens uitoefening werkzaamheden.
Werkgeversaansprakelijkheid. In deze deelgeschilprocedure verzoekt werkneemster te bepalen dat haar werkgever aansprakelijk is voor de (letsel)schade die zij meent te hebben opgelopen als gevolg van een arbeidsongeval op 19 november 2014. Er zijn verschillende getuigenverklaringen afgelegd. De rechtbank (PS 2019-0547) oordeelt dat niet vast is komen te staan dat werkneemster in de uitoefening van haar werkzaamheden schade heeft opgelopen.
In deze annotatie zal de auteur eerst het juridisch kader schetsen. Vervolgens gaat zij in op de feiten en omstandigheden van de zaak en op het oordeel van de rechtbank. Zij sluit af met haar visie op de beoordeling van de rechter.


Nieuws
De afgelopen week verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website.


Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de sinds de vorige nieuwsbrief verschenen uitspraken, welke zijn opgenomen onder aan deze nieuwsbrief. Wij lichten de volgende uitspraken hier voor u uit.

Valpartij op parkeerterrein.
Deelgeschil. MartiniPlaza exploiteert een evenementencentrum. Tegenover de hoofdingang van het gebouw bevindt zich een parkeerterrein. Verzoeker is, terwijl hij in het donker achteruitlopend aanwijzingen voor het parkeren aan zijn echtgenote gaf, vijftig centimeter vanaf een opstaande rand gevallen. Hij heeft letsel aan zijn voet opgelopen. Verzoeker stelt MartiniPlaza aansprakelijk voor de materile en immaterile schade en verzoekt een verklaring voor recht daartoe. Het gaat in deze zaak om het antwoord op de vraag of sprake is van een gebrekkige opstal waarvoor MartiniPlaza als bedrijfsmatige gebruiker aansprakelijk is dan wel of zij aansprakelijk is uit hoofde van onrechtmatige daad. De rechtbank (PS 2019-1045) oordeelt dat MartiniPlaza een bedrijfsmatige gebruiker van een opstal is. De rechtbank is van oordeel dat de parkeersituatie niet als een gebrekkige opstal in de zin van artikel 6:174 BW kan worden aangemerkt, althans dat de wijze van inrichting van het parkeerdek ter plaatse geen gevaarzettende situatie in het leven heeft geroepen die leidt tot aansprakelijkheid op grond van artikel 6:162 BW. In het algemeen kan van een voetganger op een parkeerterrein worden verwacht dat hij rekening houdt met afscheidingen die aanwezig zijn op het parkeerterrein voor begrenzing van onder meer parkeervakken alsmede op afscheidingen die aanwezig zijn tussen het parkeerterrein en de omliggende omgeving voor begrenzing van het parkeerterrein. Het verzoek wordt afgewezen.

Geen strafrechtelijk opzet betekent niet dat geen sprake kan zijn van civielrechtelijk opzet.
Er heeft een aanrijding plaatsgevonden tussen de auto van gentimeerde en een fietser. De fietser is ten val gekomen en heeft als gevolg daarvan schade geleden. Zijn bekken is gebroken. Univ heeft als WAM-verzekeraar van gentimeerde deze schade aan de fietser vergoed. Gentimeerde is strafrechtelijk veroordeeld voor het overtreden van de Wegenverkeerswet. In dit geding vordert Univ veroordeling van gentimeerde tot betaling van een bedrag van 25.000. Daartoe voert Univ aan dat gentimeerde de schade met opzet aan de fietser heeft veroorzaakt en dat zij daarom op grond van de toepasselijke verzekeringsvoorwaarden gerechtigd is de uitkering aan de fietser en de gemaakte kosten op gentimeerde te verhalen. Dat in de strafrechtelijke procedure geen opzet is vastgesteld, betekent niet dat in deze civielrechtelijke procedure niet kan worden vastgesteld dat sprake is van het opzettelijk en wederrechtelijk handelen of nalaten door gentimeerde. Of daarvan sprake is moet naar objectieve maatstaven worden beoordeeld aan de hand van de aard van de gedraging in het licht van de omstandigheden waaronder deze is verricht, aldus het hof (PS 2019-1058). Een strafrechtelijke vervolging of veroordeling voor een opzetdelict is, anders dan gentimeerde ingang wil doen vinden, niet vereist voor het aannemen van een opzettelijk verrichte en wederrechtelijke gedraging die objectief bezien gericht is op het doen ontstaan van letsel of zaakschade. Gentimeerde wordt in het ongelijk gesteld.

Werkgever kan niet door verzekeraar worden aangesproken.
Verzekeringsrecht. Aan werknemer van gedaagde is een arbeidsongeval overkomen terwijl hij bij een derde tewerk was gesteld. De verzekeraar van de derde heeft voorschotten op schadevergoeding voldaan aan de werknemer. De verzekeraar spreekt gedaagde als hoofdelijk medeschuldenaar aan. Gedaagde beroept zich erop dat zij medeverzekerde is, zodat de verzekeraar ingevolge het bepaalde in artikel 7:962 lid 3 BW geen vordering op haar heeft. Gedaagde beroept zich op een contractueel vervalbeding. Dit beroep gaat niet op omdat de vordering niet binnen de vervaltermijn is ontstaan. Gedaagde beroept zich op exoneratiebedingen die zij met de derde is overeengekomen. Anders dan de verzekeraar heeft gesteld is dit beroep niet onaanvaardbaar als bedoeld in artikel 6:248 BW. De werkgever kan niet worden aangesproken, aldus de rechtbank (PS 2019-1046).


Literatuur
Sinds het verschijnen van de vorige nieuwsbrief zijn verschillende signaleringen onder literatuur geplaatst. Zie ook het overzicht onderaan deze nieuwsbrief.


Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de personenschadepraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.


Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ps.updates@law.eur.nl.


Met vriendelijke groet,

Siewert Lindenbergh, Ilona van der Zalm Janou Kempkes
PS Updates



Literatuur
Sinds het verschijnen van de vorige nieuwsbrief zijn de volgende signaleringen onder literatuur geplaatst.

E.C.M. Esveld, Affectieschade gedekt?, Aansprakelijkheid, Verzekering Schade 2019/24.
Sinds begin dit jaar hebben naasten en nabestaanden recht op vergoeding van affectieschade. Dit artikel biedt inzicht in de huidige dekking van affectieschade door first-partyverzekeringen en onderzoekt daarnaast de vraag of een behoorlijke verzekering op grond van de artikel 7:611 BW-jurisprudentie deze schade behoort te dekken.

C.B.M.C. Zegveld, De rechtvaardiging voor een netwerkaansprakelijkheid in de zorg, Aansprakelijkheid, Verzekering Schade 2019/22.
Zorgaanbieders participeren steeds vaker in zorgnetwerken die aan specifieke patintengroepen zorg verlenen binnen een bepaalde regio. Juist als gevolg van onvoldoende afstemming en samenwerking tussen deze zorgaanbieders kan de patint (gezondheids)schade lijden. Het is dan niet altijd duidelijk wie de patint hiervoor aansprakelijk kan stellen. Het netwerk is geen juridisch begrip en het aansprakelijkheidsrecht kent geen figuren die aansluiten bij het netwerk. De introductie van een centrale netwerkaansprakelijkheid biedt mogelijk een oplossing. Dit artikel ziet op de verdere legitimering van deze nieuwe risicoaansprakelijkheid. Hiervoor wordt aansluiting gezocht bij de ratio achter de buitencontractuele en contractuele risicoaansprakelijkheden die het huidige recht kent.

R.H.M. Pierik, Past een vaccinatieplicht binnen het EVRM-regime?, Tijdschrift voor Gezondheidsrecht 2019/04.
Al jaren daalt in Nederland de vaccinatiegraad, waardoor ziekten als mazelen en de bof opnieuw dreigen de kop op te steken. Om dit tegen te gaan zijn recent in de Nederlandse politiek twee meer verplichtende maatregelen voorgesteld. Dit artikel analyseert de juridische mogelijkheden en onmogelijkheden van deze voorstellen, met name in de context de van de grondrechten waarmee ze zouden kunnen botsen: artikel 2 EVRM (recht op leven), artikel 8 EVRM (onaantastbaarheid van het lichaam) en/of artikel 9 EVRM: (vrijheid van godsdienst en levensovertuiging) en het daaruit volgende Nederlandse gelijkebehandelingsrecht.

N. Vellinga, Zelfrijdende autos en aansprakelijkheidsrisicos voor wegbeheerders, Nederlands Juristenblad 2019/1749.
Zelfrijdende voertuigen, die volledig zonder menselijk ingrijpen van A naar B rijden, zijn niet meer weg te denken uit ons toekomstbeeld. In het kader van tests zijn wereldwijd al vele miljoenen kilometers door (deels) zelfrijdende voertuigen (autos, vrachtwagens) afgelegd. Momenteel zit er vaak nog een mens achter het stuur om in te grijpen indien nodig, maar uiteindelijk zal de mens out of the loop geplaatst worden. De juridische uitdagingen die deze ontwikkeling met zich brengt krijgen in toenemende mate aandacht. Vragen rond verkeerswetgeving en aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door deze voertuigen staan daarbij in het middelpunt.

Hof

Rechtbank

Centrale Raad van Beroep

Uitspraken zonder ECLI