Naar boven ↑

Update

Nummer 34, 2019
Uitspraken van 17-09-2019 tot 23-09-2019
Redactie: Mr. H. Vorsselman, mr. drs. I. van der Zalm, mr. Y. Bosschaart en J. Stulp.

Geachte heer/mevrouw,

Bijgaand treft u een nieuwe PS Update aan. Klik hier om de pdf vanaf de website te downloaden.


Nieuws
De afgelopen week verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website.

Longartsen in Nederland melden de eerste gevallen van een onbekende longziekte bij gebruikers van de elektronische sigaret.

De specialist ouderengeneeskunde die verdacht werd van onzorgvuldige euthanasie op een demente patinte is ontslagen van alle rechtsvervolging.


Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de sinds de vorige nieuwsbrief verschenen uitspraken, welke zijn opgenomen onder aan deze nieuwsbrief. Wij lichten de volgende uitspraken hier voor u uit.

De politie is aansprakelijk voor de schade die is ontstaan bij de schietpartij Alphen aan den Rijn.
Het hof oordeelde eerder dat de politie aansprakelijk is voor de schietpartij. Daartegen heeft de politie cassatieberoep ingesteld. Dat beroep heeft de Hoge Raad (PS 2019-1123) verworpen. De Hoge Raad heeft beslist dat de gedupeerden vanwege het feit dat de politie het verlof voor de vuurwapens niet had mogen verlenen, recht op schadevergoeding hebben. Het hof had dit recht beperkt tot alleen letselschade en overlijdensschade. De Hoge Raad heeft beslist dat de politie aansprakelijk is voor materile en immaterile schade. Aan het relativiteitsvereiste is voldaan: de overtreden norm uit de Wet wapens en munitie beoogt niet alleen de veiligheid van de samenleving in algemene zin te bevorderen, maar ook om te voorkomen dat individuele burgers het slachtoffer worden van vuurwapenbezit dat niet verantwoord is in de hier bedoelde zin.

Letselschadebureau schendt zorgplicht.
Letselschadebureau heeft patinten bijgestaan die complicaties hebben gehad na een maagbandoperatie. Het bureau werkte op basis van no cure no pay. Eiseres heeft onder begeleiding en advies van een letselschadejurist van dit bureau een schikking getroffen met het ziekenhuis voor een bedrag van 5.000. Van een letselschadejurist mag worden verwacht dat hij zich in hoge mate inspant om tot een rele schadevergoeding te komen. De rechtbank (PS 2019-1103) is van oordeel dat het letselschadebureau tekort is geschoten in deze zorgplicht. Voor de bepaling van de schade die eiseres door de tekortkoming van het letselschadebureau heeft geleden, zal de kans moeten worden geschat op een hogere schadevergoeding als het letselschadebureau zich beter had ingespannen. Rechtbank stelt partijen in de gelegenheid zich uit te laten over de vraag hoe de kans op een beter resultaat kan worden vastgesteld. Het risico op het ontbreken van bewijs omtrent de kans op een beter resultaat ligt niet zonder meer bij eiseres (art. 6:97 BW).

Huurgeschil waarin huurder immaterile schadevergoeding vordert van verhuurder wegens onveiligheidsgevoelens door ligging woning in het Groningse aardbevingsgebied.
In eerste aanleg heeft appellante immaterile schadevergoeding van verhuurder Marenland gevorderd tot een bedrag van 2.500. De kantonrechter heeft de vorderingen afgewezen. Het hof (PS 2019-1104) oordeelt dat de door appellante overgelegde medische bescheiden erop duiden dat zij serieuze psychische klachten heeft gehad als gevolg van aardbevingsproblematiek. Op voet van artikel 7:208 BW kan appellante van Marenland schadevergoeding vorderen als zij schade heeft geleden die het gevolg is van een gebrek aan het gehuurde en het gebrek aan het gehuurde is toe te rekenen. Voor zover deze schade het gevolg is van gevoelens van onveiligheid die de aardbevingen hebben opgeroepen, oordeelt het hof dat zowel het zich voordoen van aardbevingen als de omstandigheid dat de woning destijds niet aardbevingsbestendig gebouwd is, niet aan Marenland is toe te rekenen en dat Marenland niet aansprakelijk kan worden gehouden. Het hof wijst appellante erop dat het haar vrijstaat om zelf de NAM dan wel de Staat aan te spreken voor vergoeding van de door haar gestelde immaterile schade.

Begroting immaterile schade Arubaanse letselschadezaak.
Eiser heeft als passagier van een bus van Arubus letsel opgelopen doordat de buschauffeur met hoge snelheid over een verkeersplateau reed. Zijn letsel bestaat uit een inzakkingsbreuk bij zijn tweede lendenwervel. Eiser vordert 45.000 aan immaterile schadevergoeding. Met Arubus is het gerecht (PS 2019-1111) van oordeel dat de hoogte van de immaterile schadevergoeding dient te worden vastgesteld op basis van de standaarden die binnen het Koninkrijk gelden, nu het ongeval zich in Aruba heeft voorgedaan. Voor het bepalen van de hoogte van de immaterile schade worden uitgegaan van een blijvende invaliditeit van zeven procent. Uitgaande van de aard en de ernst van het letsel en soortgelijk letsel, zoals opgenomen in de Smartengeldgids, acht het gerecht het billijk een bedrag aan immaterile schadevergoeding toe te kennen van 6.100. Het toe te wijzen bedrag van 6.100 wordt in euros en niet in Arubaanse florijn toegewezen, omdat Aruba anders dan Nederland geen sociaal vangnet kent in geval van (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid en in Nederland voor het bepalen van de immaterile schadevergoeding daarmee wel rekening wordt gehouden.

Ziekenhuis niet aansprakelijk voor tandletsel door operatie.
Eiser is in verband met een dubbelzijdige liesbreuk geopereerd in het ziekenhuis van gedaagde. Bij de screening heeft een anesthesioloog een notitie gemaakt, waarop staat: mocht er tijdens ingreep tandletsel ontstaan dan zal deze door het ziekenhuis vergoed worden. Tijdens deze operatie is bij de intubatie schade aan het gebit van eiser ontstaan. Eiser stelt dat het ziekenhuis op grond van artikel 7:462 BW aansprakelijk is en vordert een vergoeding van de tandartskosten. Anders dan eiser op de notitie baseert, is het gerecht (PS 2019-1112) van oordeel dat de anesthesioloog niet bevoegd is om gedaagde te binden, dat blijkt immers nergens uit. Anesthesioloog heeft gehandeld als van een redelijk ervaren en redelijk bekwaam anesthesioloog kan worden verwacht. Om die reden dient de vordering van eiser te worden afgewezen.

Overlijdensschade die eiseres (moeder) lijdt schade als gevolg van het derven van levensonderhoud doordat overleden zoon niet meer bijdraagt in gemeenschappelijke huishouding.
Deelgeschil. Kort voor zijn overlijden had de zoon een baan gevonden in Nederland. Is er voldaan aan de voorwaarden van artikel 6:108 lid 1 sub d BW? De rechtbank (PS 2019-1113) kan niet vaststellen dat de zoon van verzoekster voor het ongeval een bijdrage aan de gemeenschappelijke huishouding met verzoekster heeft geleverd of dat in de toekomst zou gaan doen. Hiervoor zijn onvoldoende concrete aanwijzingen in de door verzoekster in het geding gebrachte stukken te vinden. De rechtbank is voorts van oordeel dat ook niet is voldaan aan het tweede vereiste van artikel 6:108 lid 1 sub d BW. Verzoekster ontvangt na het overlijden van haar zoon een Ziektewetuitkering, zodat er geen sprake meer van is dat de huishouding moet worden gedaan in combinatie met een baan. Het verzoek wordt afgewezen.


Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de personenschadepraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.


Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ps.updates@law.eur.nl.


Met vriendelijke groet,

Siewert Lindenbergh, Ilona van der Zalm, Janou Kempkes Moana Mellaard
PS Updates

Hoge Raad

Hof

Rechtbank

Antillen