Naar boven ↑

Update

Nummer 35, 2019
Uitspraken van 24-09-2019 tot 30-09-2019
Redactie: Mr. H. Vorsselman, mr. drs. I. van der Zalm, mr. Y. Bosschaart en J. Stulp.

Geachte heer/mevrouw,


Bijgaand treft u een nieuwe PS Update aan. Klik hier om de pdf vanaf de website te downloaden.


Nieuws
De afgelopen week verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website.


Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de sinds de vorige nieuwsbrief verschenen uitspraken, welke zijn opgenomen onder aan deze nieuwsbrief. Wij lichten de volgende uitspraken hier voor u uit.

Hoge Raad over procedurele aspecten deelgeschilprocedure.
Hoger beroep tegen deelgeschilbeschikking. De Hoge Raad (PS 2019-1128) ziet aanleiding ten overvloede nog het volgende te overwegen. Het hof heeft in deze zaak de in de deelgeschilbeschikking uitgesproken kostenveroordeling vernietigd en een nieuwe kostenveroordeling uitgesproken. Een en ander verdraagt zich niet met de regeling van artikel 1019bb Rv en artikel 1019cc Rv. Deze regeling houdt in dat hoger beroep tegen een deelgeschilbeschikking is uitgesloten. Daarop wordt uitsluitend een uitzondering gemaakt indien op de deelgeschilprocedure een procedure ten principale volgt. Artikel 1019cc lid 2 Rv bepaalt dat aan een veroordeling van een van partijen in een deelgeschilbeschikking in de procedure ten principale geen verdergaande betekenis toekomt dan wanneer zij zou zijn opgenomen in een tussen partijen gewezen vonnis in kort geding. Dit brengt mee dat de rechter in een eventueel volgende (of intussen aanhangig gemaakte) procedure ten principale niet aan zodanige veroordeling gebonden is en dat die veroordeling haar werking verliest indien in de procedure ten principale in het dictum een andere beslissing wordt gegeven over de desbetreffende vordering.

Werkgeversaansprakelijkheid jegens vrijwilliger.
Deelgeschil. Op de bouwplaats van Rottinghuis werkt personeel van het timmerbedrijf BNL. Verzoeker, die een Wajong-uitkering heeft, verrichtte af en toe op vrijwillige basis klussen voor BNL. Verzoeker is vanaf een eerste verdieping naar beneden gevallen bij het verwijderen van een plaat en heeft letsel aan zijn heup, elleboog en voorhoofd. Verzoeker stelt dat Rottinghuis en BNL op grond van artikel 7:658 lid 1 jo. lid 4 BW alsmede op grond van artikel 7:611 BW als werkgever hoofdelijk aansprakelijk zijn voor geleden en nog te lijden schade. De kantonrechter is de bevoegde rechter voor een vordering op de voet van artikel 7:658 lid 4 BW. Daarmee is naar het oordeel van de kantonrechter (PS 2019-1131) tevens de bevoegdheid van de kantonrechter gegeven om in deze deelgeschilprocedure kennis te nemen van het verzoek. Naar het oordeel van de kantonrechter kan de aansprakelijkheid van Rottinghuis en BNL voor de schade van verzoeker in het onderhavige geval niet op artikel 7:611 BW worden gebaseerd, wegens het ontbreken van een reguliere arbeidsovereenkomst. Artikel 7:658 lid 4 BW leent zich voor toepassing indien de persoon die buiten dienstbetrekking werkzaamheden verricht, voor de zorg van zijn veiligheid (mede) afhankelijk is van degene voor wie hij die werkzaamheden verricht. In deze deelgeschilprocedure is de aansprakelijkheid van Rottinghuis en BNL niet komen vast te staan, bij gebrek aan bewijs omtrent de opdracht en de instructies.

Verlies arbeidsinkomsten na medische fout.
Deelgeschil. De vraag speelt of, en zo ja, in hoeverre, verzoekster vanwege een medische fout (foutieve toediening via katheter) schade zal lijden door verlies van toekomstige inkomsten uit arbeid. Daartoe dient een vergelijking van de feitelijke inkomenssituatie na het ongeval met de hypothetische situatie waarin het ongeval is weggedacht te worden gemaakt. Bij deze vergelijking komt het aan op de redelijke verwachting omtrent toekomstige ontwikkelingen. De redelijke verwachting dat verzoekster haar carrire in het basisonderwijs (met uitzicht op managementtaken) zou hebben hervat is naar het oordeel van de rechtbank (PS 2019-1133) niet aannemelijk gemaakt. Partijen zijn verdeeld over de mate waarin verzoekster vanwege de schade in haar zelfredzaamheid wordt beperkt. In de Letselschade Richtlijn Zelfwerkzaamheid wordt de mate waarin een benadeelde wordt beperkt uitgedrukt in een vast percentage van 25, 50 of 100. Op grond van de overgelegde deskundigenberichten bepaalt de rechtbank de mate waarin verzoekster is beperkt op 100 procent.

Productaansprakelijkheid producent voor MoM-heupprotheses.
Twee clusters zaken. Bij ieder van eisers zijn Metal-on-Metalheupprotheses (MoM-heupprotheses) geplaatst die zijn geproduceerd en/of in het verkeer gebracht door Biomet. Eisers hebben Biomet aansprakelijk gesteld op grond van productaansprakelijkheid. Daartoe stellen zij, voor zover thans nog relevant, dat door frictie tussen de onderdelen van de MoM-heupprothese deeltjes (chroom en) kobalt vrijkomen die in de bloedbaan en in de weefsels terechtkomen en aldus voor gezondheidsklachten zorgen. De rechtbank (PS 2019-1130) zal deskundigen benoemen om voorlichting te verschaffen omtrent de vraag of, en zo ja, vanaf welk moment, het ten tijde van het in het verkeer brengen op grond van de stand van de wetenschappelijke en technische kennis mogelijk was het bestaan van het gebrek te ontdekken. Onder het gebrek verstaat de rechtbank in dit verband dat dergelijke deeltjes in niet te verwaarlozen hoeveelheden vrijkomen, in de bloedbaan/weefsels terechtkomen en gezondheidsschade veroorzaken. Verder stelt de rechtbank vragen over het ontwikkelingsrisico.

Deskundigenbericht shockschade.
Na deskundigenbericht over shockschade oordeelt de rechtbank dat de dader tegenover de ouders en broer van het slachtoffer aansprakelijk is uit hoofde van onrechtmatige daad. De rechtbank (PS 2019-1144) neemt op basis van deskundigenrapporten aan dat uit de directe confrontatie van de ouders en de broer met de ernstige gevolgen van het handelen van de dader geestelijk letsel is voortgevloeid. Tevens vaststelling dat op dit moment niet langer gesproken kan worden van het bestaan van geestelijk letsel. Toewijzing gevorderde en onweersproken vergoeding van immaterile schade en een aantal kostenposten. Gevorderde en weersproken vergoeding verlies aan verdienvermogen ouders, schattenderwijs, gedeeltelijk toegewezen. Tevens conform tussenvonnis kosten begrafenis (art. 6:108 BW) toegewezen.


Literatuur
Sinds het verschijnen van de vorige nieuwsbrief zijn verschillende signaleringen onder literatuur geplaatst. Zie ook het overzicht onderaan deze nieuwsbrief.


Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de personenschadepraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.


Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ps.updates@law.eur.nl.


Met vriendelijke groet,

Siewert Lindenbergh, Ilona van der Zalm Janou Kempkes
PS Updates


Literatuur
Sinds het verschijnen van de vorige nieuwsbrief zijn de volgende signaleringen onder literatuur geplaatst.

D.G.J. Sanderink, Positieve verplichtingen als redders van het klimaat, Tijdschrift voor Constitutioneel Recht 2019, afl. 1, p. 64-69.
In deze bijdrage gaat auteur in op de stelling De uitleg die het gerechtshof Den Haag in Urgenda geeft aan positieve verplichtingen onder het EVRM is niets bijzonders. Sanderink onderschrijft deze stelling, omdat die naar zijn mening in overeenstemming is met vaste rechtspraak van het EHRM over de toepassing van artikel 2 en artikel 8 in omgevingsgerelateerde situaties. Wel bijzonder is dat het hof de positieve verplichtingen onder artikel 2 en artikel 8 EVRM toepast op klimaatverandering en aldus op een gevaar met mondiale oorzaken en gevolgen. De situaties die tot dusver in de rechtspraak van het EHRM aan de orde zijn geweest betreffen gevaarlijke situaties die zich voordeden in een min of meer afgebakend geografisch gebied.

E.G.A. van der Werf, De zaak Urgenda op weg naar de Hoge Raad, Tijdschrift voor Constitutioneel Recht 2019, afl. 1, p. 70-75.
In deze bijdrage gaat auteur in op de stelling De uitleg die het gerechtshof Den Haag in Urgenda geeft aan positieve verplichtingen onder het EVRM is niets bijzonders. Auteur is het met deze stelling niet eens. Het is de eerste keer dat een rechter zich op grond van bepalingen uit het EVRM uitspreekt over het klimaatbeleid. Het hof geeft daarbij volgens Van der Werf een te verstrekkende uitleg aan de bepalingen uit het EVRM.

G.G.J.A. Knoops, De zorgplicht van de Staat: doorwerking naar de strafrecht- en letselschadepraktijk, ANWB Verkeersrecht 2019/142.
De Nederlandse Staat is als overheid en als werkgever verantwoordelijk voor de veiligheid van zijn defensiepersoneel. De zorgplicht van de overheid bestaat enerzijds hieruit dat de overheid is gebonden aan algemene beginselen van behoorlijk bestuur, zoals de beginselen van zorgvuldigheid en evenredigheid. Daarnaast dient de overheid zich als werkgever te houden aan de eisen van goed werkgeverschap. Onderdeel van dit goed werkgeverschap van de overheid voor defensiepersoneel is het toezicht op een veilige werkomgeving. Anders dan de meeste andere werkgevers heeft de overheid bovendien de taak wet- en regelgeving te ontwerpen die bepaalde vereisten bevat voor de veiligheid van militairen; zij is tevens verantwoordelijk voor de handhaving, uitvoering en naleving van deze wet- en regelgeving. De Staat is daarmee anders dan bijvoorbeeld een rederij zowel beleidsmaker als normadressaat.

T.H.M. van Wechem, Leren exonereren: een aantal gezichtspunten ten aanzien van het contractueel reguleren van aansprakelijkheid, Contracteren 2019, afl. 3, p. 89-99.
In deze bijdrage bespreekt Van Wechem de rol die exoneraties in b2b-verhoudingen spelen en formuleert hij regels die bij het opstellen van een goede exoneratiebepaling van nut kunnen zijn. De auteur wijst op het belang van het juridisch (logistiek) kwalificeren van de overeenkomst, de vraag of de schadeplicht voortvloeit uit een temporeel of kwalitatief ten achter blijven en op de uitleg van exoneraties. Onderzocht wordt ook of toetsing van het beding aan de beperkende werking van de redelijkheid veel verschilt van de norm onredelijk bezwarend uit art, 6:233 sub a Burgerlijk Wetboek en de omstandigheden die in de rechtspraak een rol spelen bij de beantwoording van de vraag of een exoneratie terzijde moet worden gesteld. Van Wechem concludeert dat niet op voorhand te voorspellen is of een exoneratiebeding de rechterlijke toets kan doorstaan. Wel is zijn indruk dat de hoofdregel is dat een exoneratiebeding houdbaar is en dat alleen bij atypische omstandigheden een beroep op het beding niet zal worden toegestaan.

J.P.M. van Beers, Aansprakelijkheid voor integriteitsonderzoeken: enkele lessen uit een Schiedams onderzoek, De Gemeentestem 2019/102, afl. 7492, p. 506-512.
In dit artikel gaat de auteur aan de hand van voormeld Schiedams onderzoek in op de gerechtelijke procedures waarmee de bij het integriteitsonderzoek betrokken (rechts)personen rekening moeten houden. Aan de hand van het Schiedams onderzoek komen de diverse rechtsingangen voor de aan het integriteitsonderzoek onderworpen personen aan de orde en worden vervolgens het kort geding en de bodemprocedure besproken. Ten slotte gaat Van Beers in op de procedure waarin het onderzoeksbureau als aansprakelijk gestelde partij de gemeente als opdrachtgever in vrijwaring oproept. Het Schiedams integriteitsonderzoek is in 2011 opgeleverd. Ruim acht jaar later draait de procedurele molen nog steeds. Welke lessen kunnen uit het Schiedams onderzoek worden getrokken?

F.C. van der Jagt-Vink, Schadevergoeding onder de Algemene Verordening Gegevensbescherming, Maandblad voor Vermogensrecht 2019, afl. 7/8, p. 286-292.
In dit artikel onderzoekt de auteur in hoeverre de mogelijkheden om bij een schending van de privacywetgeving schadevergoeding te vorderen, worden versterkt door de komst van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Zal de AVG gaan leiden tot een stortvloed van privacyclaims of is het effect van de nieuwe wetgeving in de praktijk beperkt? Is hier sprake van een gamechanger?

Hoge Raad

Hof

Rechtbank