Naar boven ↑

Update

Nummer 36, 2019
Uitspraken van 01-10-2019 tot 07-10-2019
Redactie: Mr. H. Vorsselman, mr. drs. I. van der Zalm, mr. Y. Bosschaart en J. Stulp.

Geachte heer/mevrouw,


Bijgaand treft u een nieuwe PS Update aan. Klik hier om de pdf vanaf de website te downloaden.


Nieuws
De afgelopen week verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website.


Annotatie
Graag wijzen wij u op de volgende verschenen annotatie.

Annotatie mr. Y. (Yoni) Bosschaart: Aansprakelijkheidslimiet bij aansprakelijkheid personenvervoerder.
In een uitspraak van 26 juni 2018 heeft het Gerechtshof Amsterdam zich uitgelaten over de aansprakelijkheid van een personenvervoerder jegens een reiziger die ernstig en blijvend letsel heeft opgelopen. Het gerechtshof heeft partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de gevolgen van een recent arrest van de Hoge Raad over de aansprakelijkheidslimiet voor de onderhavige zaak. In deze annotatie wordt ingegaan op de aansprakelijkheid van de personenvervoerder, het beroep op eigen schuld (in het bijzonder de billijkheidscorrectie) en het standpunt van appellant dat de aansprakelijkheidslimiet moet worden doorbroken dan wel buiten toepassing moet worden gelaten. Dit onderwerp staat centraal in de annotatie bij Gerechtshof Amsterdam 26 juni 2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:5153 (PS 2019-0917). De annotatie bij deze uitspraak leest u hier.


Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de sinds de vorige nieuwsbrief verschenen uitspraken, welke zijn opgenomen onder aan deze nieuwsbrief. Wij lichten de volgende uitspraken hier voor u uit.

Deelgeschilrechter over te hanteren rente en inflatie (incl. verwijzing naar conceptrichtlijn).
Verzoeker vindt dat bij de afwikkeling van de letselschade van [A] niet gerekend kan worden met de in de praktijk en de jurisprudentie in het verleden vaak gehanteerde 6-om-3 benadering; een rendement van 6% en een inflatie van 3% zou niet reel zijn. Er moet volgens verzoeker worden uitgegaan van een risicovrij beleggingsprofiel en vindt dat de percentages die genoemd zijn in het Concept van de Richtlijn Rente en Inflatie van De Letselschade Raad uit juli 2017 beter aansluiten bij een risicovrij beleggingsprofiel. ASR vindt dat een rente van 6% en een inflatie van 3% ook in dit geval gehanteerd moet worden. Volgens ASR moet in ieder geval niet aangesloten worden bij de conceptrichtlijn; deze is nooit in werking getreden en kan alleen al daarom niet als uitgangspunt gelden. De deelgeschilrechter (PS 2019-1161) zal in de hierna volgende overwegingen over de in deze zaak te hanteren rente- en inflatiepercentages uitsluitend overwegingen betrekken die zien op de uitgangspunten voor het normeren van die percentages en geen argumenten die zien op een al dan niet bestaand of verondersteld draagvlak voor normering daarvan door de betrokken partijen in de letselschadepraktijk.
De rechtbank vindt het evident dat in de huidige economische tijden een rendement van 6% voor een particulier niet realistisch is. De situatie dat een rendement van 6% niet of niet eenvoudig haalbaar genoemd kan worden bestaat feitelijk al langer. Naar het oordeel van de deelgeschilrechter heeft ASR niet, maar in ieder geval niet voldoende, onderbouwd waarom de systematiek van het begroten van rendement en inflatie zoals gehanteerd in de rapporten die verzoeker ten grondslag heeft gelegd aan het verzoek niet plausibel zou zijn en vastgehouden zou moeten worden aan een benadering die op dit moment evident onjuist lijkt te zijn. De rechtbank komt tot de conclusie dat het rendement en de inflatie geldt zoals deze staan in het Concept van de Richtlijn Rente en Inflatie van De Letselschade Raad, aldus dat de rente de eerste vijf jaar 1,3% bedraagt, de daaropvolgende vijftien jaar 2,2% en vanaf twintig jaar na kapitalisatiedatum 3,6% tot aan de einddatum en te bepalen dat de inflatie in diezelfde perioden respectievelijk 1,5%, 1,6% en 1,9% bedraagt. Daarbij moet worden aangetekend dat de systematiek die ten grondslag ligt aan het verzoek in de tijd gezien dynamisch is. Dat brengt met zich dat als partijen tot kapitalisatie overgaan op een tijdstip dat meer dan een jaar na het geven van deze beschikking ligt, zij met inachtneming van de achterliggende systematiek opnieuw de betrokken percentages moeten vaststellen.

Deelgeschilprocedure als pressiemiddel.
Deelgeschil. Een zelfstandige (verzoeker) raakt betrokken bij een verkeersongeval. Hij had geen arbeidsongeschiktheidsverzekering en hij heeft niet kunnen achterhalen welk voertuig was betrokken bij het ongeval. Verzoeker heeft het Waarborgfonds aansprakelijk gesteld. Tegen het Waarborgfonds heeft de advocaat van verzoeker gedreigd om een deelgeschil te starten als het Waarborgfonds voor een bepaalde datum geen aansprakelijkheid zou erkennen. In dit deelgeschil wordt verzocht om voor recht te verklaren dat het Waarborgfonds aansprakelijk is voor de materile en immaterile schade van verzoeker. De kantonrechter (PS 2019-1155) volgt het Waarborgfonds in haar stelling dat (het dreigen met) een deelgeschilprocedure niet is bedoeld om een wederpartij onder druk te zetten om aansprakelijkheid te erkennen of in ieder geval te bewegen een schaderegeling versneld op te starten. In deze zaak is de kantonrechter niet gebleken van enige vertraging in het proces van beoordeling door het Waarborgfonds van de schadeclaim. Verzoeker heeft het middel van de deelgeschilprocedure in deze fase van het schaderegelingsproces prematuur ingezet.

Gevaarzetting door hond los te laten lopen?
Letselschade. Eiser (hardloper) is ten val gekomen en heeft een dubbele beenbreuk opgelopen nadat zijn hond schrok van de hond van verweerder. De hond liep los, ondanks de aanlijnplicht die ter plaatse geldt. Eiser baseert zijn vordering op artikel 6:162 BW. De aanlijnplicht strekt niet ter bescherming tegen de door eiser geleden schade. De rechtbank (PS 2019-1157) past het Kelderluik-arrest toe. Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende onderbouwd dat met het los achter verweerder aan rennen van de border collie een dusdanig concreet en groot gevaar ontstond dat het veroorzaken van dit gevaar, zonder het treffen van veiligheidsmaatregelen, onaanvaardbaar was. Daarbij geldt dat van iemand, die een hond aan een riem uitlaat, in beginsel verwacht mag worden dat deze steeds voldoende in staat is om zich staande te houden en die hond in bedwang te houden, ook als die hond een plotselinge prikkel krijgt waardoor hij aan de lijn trekt, of dat nu een plotseling geluid is, het verschijnen van een langsrennende kat of een voorbijvliegende vogel, of een andere onvoorziene gebeurtenis. Vordering wordt afgewezen.

Besluit verzekeraars om niet meer te communiceren met Schade 24 niet in strijd met Gedragscode Behandeling Letselschade.
Schade 24 heeft als schadebehandelaar namens gedupeerden contact met verzekeraars. Bij die contacten is aan de zijde van (een medewerker van) Schade 24 sprake geweest van verbaal ontoelaatbaar gedrag (schreeuwen, intimideren, vloeken, discrimineren en belediging). Verzekeraars hebben er als goed werkgever belang bij dat haar werknemers in de contacten met de belangenbehartigers van gedupeerden worden gevrijwaard van onaanvaardbare bejegeningen. De door Schade 24 gedaagde verzekeraars hebben daarom, zoals door hen ook al eerder aangekondigd, in redelijkheid kunnen besluiten om de zakelijke contacten met Schade 24 onherroepelijk te verbreken. Dit besluit is niet in strijd met het bepaalde in de Gedragscode Behandeling Letselschade. De vordering de verzekeraars te gebieden de communicatie met Schade 24 te hervatten wordt afgewezen door de rechtbank (PS 2019-1166).

Geestelijk letsel door onrechtmatig handelen arbodienst?
Eiser betoogt dat ADD niet als een redelijk bekwame en redelijk handelende arbodienst heeft gehandeld en derhalve aansprakelijk is voor zijn materile en immaterile schade. Eiser vordert 2.500 wegens psychische beschadiging. ADD heeft onrechtmatig gehandeld, maar de immaterile schade komt niet voor vergoeding in aanmerking. Eiser heeft niet gesteld, laat staan onderbouwd dat sprake is van aan de hand van objectieve maatstaven vast te stellen geestelijk letsel, waardoor hij in zijn persoon is aangetast. Van een door het handelen van ADD veroorzaakt, in de psychiatrie erkend ziektebeeld is bijvoorbeeld niet gebleken. Wellicht ten overvloede, aldus de rechtbank (PS 2019-1156) wordt nog overwogen dat eventueel geleden schade mogelijk ook veroorzaakt kan zijn door het conflict met de werkgever. Dat kan echter niet zonder meer aan ADD worden toegerekend.


Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de personenschadepraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.


Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ps.updates@law.eur.nl.


Met vriendelijke groet,

Siewert Lindenbergh, Ilona van der Zalm Janou Kempkes
PS Updates

Hoge Raad

Hof

Rechtbank

Uitspraken zonder ECLI