Naar boven ↑

Update

Nummer 38, 2019
Uitspraken van 15-10-2019 tot 21-10-2019
Redactie: Mr. H. Vorsselman, mr. drs. I. van der Zalm, mr. Y. Bosschaart en J. Stulp.

Geachte heer/mevrouw,


Bijgaand treft u een nieuwe PS Update aan. Klik hier om de pdf vanaf de website te downloaden.


Nieuws
De afgelopen weken verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website. Wij lichten de volgende nieuwsitems hier voor u uit.

Van Toorenburg (CDA) vraagt staatssecretaris Broekers-Knol (Justitie) om de hulpverlening aan nabestaanden na een moord te verbeteren.

Rechtspraak voor afsplitsen vorderingen schadevergoedingen in strafrecht.


Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de sinds de vorige nieuwsbrief verschenen uitspraken, welke zijn opgenomen onder aan deze nieuwsbrief. Wij lichten de volgende uitspraken hier voor u uit.

Bijna drie miljoen euro schadevergoeding voor slachtoffers terroristische aanslag Amsterdam CS.
Strafrecht. Terroristische aanslag op Amsterdam CS. Verdachte heeft twee Amerikaanse toeristen neergestoken op Amsterdam CS. Dat verdachte niet meer dan twee slachtoffers heeft kunnen maken, is te danken aan het snelle handelen van politiemannen. Ondanks dat verdachte snel was uitgeschakeld, zijn de gevolgen voor de toeristen en hun echtgenotes zeer zwaar. Het ene slachtoffer heeft een partile dwarslaesie opgelopen en zal niet meer zelfstandig kunnen lopen. Het andere slachtoffer kan een van zijn handen mogelijk permanent niet goed meer gebruiken door een zenuwbeschadiging. Gelet op de ernstige gevolgen die de aanslag op de slachtoffers heeft gehad, wordt aan hen een schadevergoeding toegekend van bijna drie miljoen euro. Hiervan is ruim n miljoen ter vergoeding van het verlies van arbeidsvermogen, toekomstige schade meegenomen. Voor medische kosten en aanpassingen aan het huis wordt 250.000 schadevergoeding toegekend. De schadepost van 1,3 miljoen euro voor toekomstige materile schade acht de rechtbank (PS 2019-1221) eveneens voldoende onderbouwd. Aan het slachtoffer met de dwarslaesie wordt 200.000 immaterile schadevergoeding toegekend, aan het andere slachtoffer 25.000. Aan de echtgenoot van het slachtoffer met de dwarslaesie komt 15.000 ter vergoeding van shockschade toe. De gestelde letselschade als een gevolg van de miskraam acht de rechtbank medisch onvoldoende onderbouwd.

QALY-methode niet relevant voor berekening smartengeld.
Na een bedrijfsongeval heeft verzoeker vingers aan zijn rechterhand verloren. De rechtbank (PS 2019-1220) wijst het verzoek tot het houden van een voorlopig deskundigenbericht door een rechtseconoom over toepassing van de zogenoemde QALY-methode bij het vaststellen van smartengeld als niet ter zake dienend af. Conform vaste jurisprudentie dient de rechter de vergoeding voor immaterile schade naar billijkheid vast te stellen. Hij mag daarbij rekening houden met alle omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verzoeker niet inzichtelijk gemaakt op welke wijze een berekening op grond van de QALY-methodiek als relevante factor in het licht van de hiervoor genoemde toetsingsmaatstaf aan de begroting van de immaterile schadevergoeding kan bijdragen. De QALY-methode is immers niet ontwikkeld voor en afgestemd op het begroten van dit soort schades, maar heeft tot doel de doelmatigheid van medische behandelingen te kunnen beoordelen. Naar het oordeel van de rechtbank gaat verzoeker er daarbij aan voorbij dat bij de begroting van immaterile schadevergoeding juist de gevolgen van het letsel in het concrete geval voorop staan.
Met dank aan Stichting PIV voor het publiceren van deze uitspraak.

Begroting overlijdensschade naar Oostenrijks recht.
De rechtbank (PS 2019-1214) constateert dat beide partijen de toekomstige schade gekapitaliseerd willen zien. Hierbij is van belang dat naar Oostenrijks recht bij de vaststelling in het kader van een prognose met toekomstige ontwikkelingen in de inkomens- en uitkeringssituatie rekening moet worden gehouden, welke prognose nooit absolute zekerheid biedt, maar een schets moet zijn van de toekomstige ontwikkelingen zoals deze naar gelang de gewone gang van zaken te verwachten is. Het fictieve verloop, het overlijden weggedacht, moet worden geplaatst tegenover de werkelijke situatie. Om de schade vanwege gederfde onderhoudsbijdrage te kunnen berekenen, moet worden vastgesteld welk deel van het vrij besteedbaar gezinsinkomen ten tijde van het overlijden voor ieder gezinslid afzonderlijk beschikbaar was, dus ter dekking van de behoeften van de afzonderlijke gezinsleden werd verbruikt. Het verlies aan zelfwerkzaamheid moet worden bepaald aan de hand van de kosten van uitvoering van deze werkzaamheden door professionele krachten, welke kosten in de regel zullen moeten worden geschat door de rechter. Verdisconteren van de kans dat eiser hertrouwt met een nieuwe partner acht de rechtbank niet aan de orde. De rechtbank acht de door de DNB gehanteerde Ultimate Forward Rate voor het berekenen van de rekenrente op een lange termijn een beter uitgangspunt dan de slechts op het gebruik in de letselschadepraktijk gestoelde 6%. Bevel tot deskundigenonderzoek.


Literatuur
Sinds het verschijnen van de vorige nieuwsbrief zijn verschillende signaleringen onder literatuur geplaatst. Zie ook het overzicht onderaan deze nieuwsbrief.


Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de personenschadepraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.


Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ps.updates@law.eur.nl.


Met vriendelijke groet,

Siewert Lindenbergh, Ilona van der Zalm Janou Kempkes
PS Updates



Literatuur
Sinds het verschijnen van de vorige nieuwsbrief zijn de volgende signaleringen onder literatuur geplaatst.

A. Schijns, Voorstel Innovatiewet Strafvordering. Misdrijfslachtoffers van klapluik naar valluik, Nederlands Juristenblad 2019/34, p. 2502-2505.
Het consultatievoorstel voor de Innovatiewet Strafvordering voorziet in de wettelijke regeling van een aantal voor de strafrechtspraktijk relevante onderwerpen, vooruitlopend op het komende nieuwe Wetboek van Strafvordering. In dit artikel wordt ingegaan op n onderdeel van dat voorstel, de vordering van de benadeelde partij in het strafproces. Als het voorstel bewaarheid wordt ontstaan onaanvaardbare verschillen in rechtspositie tussen vorderingsgerechtigden. Een keuze die zulke ingrijpende gevolgen heeft voor slachtoffers van misdrijven, verdient een open debat en afweging van alle betrokken belangen.

J.P. Dikker, Heerst er in het onderwijs een claimcultuur?, Ars Aequi 2019, afl. 10, p. 765-774.
In deze bijdrage onderzoekt de auteur of er in het onderwijs van een claimcultuur kan worden gesproken. Dat doet hij aan de hand van een beschrijving van de rechtsbescherming van onderwijsdeelnemers en een inventarisatie van de meest voorkomende vorderingen die tegen onderwijsinstellingen worden ingesteld. Geconcludeerd wordt dat ouders, leerlingen en studenten in alle sectoren van het onderwijs, zowel binnen de onderwijsinstelling als daarbuiten, een behoorlijke rechtsbescherming hebben. Mocht er onvermoed toch een claimcultuur in het onderwijs heersen, dan is dat niet bezwaarlijk omdat het recht op toegang tot de rechter voor onderwijsdeelnemers essentieel is.

R.V. Montulet, De (mogelijke) bescherming door de verzekeraar aan slachtoffers van geweldsmisdrijven, Aansprakelijkheid, Verzekering Schade 2019/30.
Ondanks de verschillende pogingen hen tegemoet te komen, is het voor een aantal slachtoffers van geweldsmisdrijven niet of slechts beperkt mogelijk hun schade te verhalen. In dit artikel staat centraal de mogelijke bescherming van geweldsmisdrijfslachtoffers binnen het verzekeringsrecht en de rol die verzekeraars daarin (kunnen) hebben.

P. Oskam, Struikelen over buitengerechtelijke kosten, PIV-Bulletin 2019, afl. 3, p. 5-8.
Het bereiken van overeenstemming over de omvang van de door de benadeelde gevorderde buitengerechtelijke kosten vormt in letselschadezaken een niet te onderschatten hindernis. Kort door de bocht geldt dat de verzekeraar zich regelmatig afvraagt of het maken van de kosten wel nodig was en of de in rekening gebrachte tijd werkelijk is besteed, terwijl het gehanteerde uurtarief te hoog is. Aan de andere kant is de belangenbehartiger van het slachtoffer, die voor zijn inkomen vaak grotendeels afhankelijk is van de vergoeding van buitengerechtelijke kosten, van mening dat er (te) moeilijk wordt gedaan over het uitbetalen daarvan. Zo ontstaat een moeilijk te doorbreken strijd die niet zelden wordt gedomineerd door wantrouwen over en weer en onaangename discussies.

R. Meelker, Smartengeld wegens onrechtmatige schadeafwikkeling (2), PIV-Bulletin 2019, afl. 3, p. 9-13.
In PIV-Bulletin 2019/1 besprak de auteur het arrest van hof Arnhem-Leeuwarden van 11 december 2018. Hierin veroordeelde het hof Aegon tot betaling van 10.000 euro aan smartengeld wegens onrechtmatige schadeafwikkeling. De auteur gaat in op kanttekeningen gegeven bij dit arrest in een noot en kritisch commentaar hierop. De auteur spreekt vervolgens een ander arrest, dat voor de waardering van het arrest van hof Arnhem-Leeuwarden van belang is.

B.S. Laarman, Just culture en herstelrecht in de afwikkeling van medische schade, Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade 2019, afl. 3, p. 65-83.
Sydney Dekker, bekend om zijn werk over menselijke fouten en veiligheid in hoogrisico-industrien zoals de luchtvaart en de gezondheidszorg, legt aan zijn definitie van just culture de beginselen van herstelrecht ten grondslag. Kan zijn definitie van restorative just culture behulpzaam zijn in het nadenken over de afwikkeling van medische schade? In deze bijdrage wordt onderzocht wat er vanuit een restorative of, in het Nederlands, herstelgericht perspectief te zeggen is over de afwikkeling van medische schade. Biedt restorative just culture aanknopingspunten voor een afwikkeling van medische schade die beter aansluit bij de behoeften van betrokkenen?

R.M.J.T. van Dort E.S. Groot, De redelijke verwachting ten aanzien van de rekenrente, Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade 2019, afl. 3, p. 84-93.
Bij het berekenen van toekomstschade als gevolg van letsel, komt het aan op de redelijke verwachting van alle relevante omstandigheden. De rekenrente is een van die omstandigheden. In deze bijdrage pleiten auteurs ervoor de rekenrente te laten aansluiten op de historische ontwikkelingen en actuele prognoses van de financile markten, inmiddels en langdurig gekenmerkt door lage rendementen en sombere verwachtingen. Daardoor zou de rekenrente naar hun mening in ieder geval gedurende een deel van de schadelooptijd negatief moeten zijn. Auteurs adviseren voorts om een deskundigencommissie aan te stellen die periodiek adviseert omtrent de in redelijkheid te verdisconteren rekenrente bij toekomstschade.

G. van Dijck, En medisch adviseur empirisch onderzocht, Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade 2019, afl. 3, p. 94-100.
Dit artikel doet verslag van een onderzoek waarin is getest of letselschadezaken sneller en tegen minder kosten kunnen worden afgewikkeld in een procedure met n medisch adviseur (1MA) in vergelijking met een procedure met twee medisch adviseurs (2MA). Een veldexperiment met 129 zaken die willekeurig werden toegewezen aan de 1MA- en 2MA-groep is opgezet om te testen of de procedure zou leiden tot verschillen tussen de twee procedures in termen van doorlooptijden en kosten. De resultaten laten verschillen zien tussen de twee procedures ten gunste van de 1MA-procedure, in ieder geval ten aanzien van de looptijd; het bewijs dat de 1MA-procedure met lagere kosten gepaard ging dan de 2MA-procedure is op zijn best genomen zwak. In samenhang met eerder empirisch onderzoek lijkt de conclusie vooral te zijn dat tijdwinst en kostenbesparing kunnen worden bereikt door het beperken van mogelijkheden tot extra handelingen en discussie. Dit kan met een 1MA-procedure, maar dit is geen garantie voor snellere doorlooptijden en lagere kosten.

B.A. Kuiper-Slendebroek, De Urgenda-zaak en de mogelijkheden voor internationale rechtspraak door de Nederlandse rechter in algemeen-belangacties, Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade 2019, afl. 3, p. 101-107.
Met de Urgenda-zaak is niet alleen de dialoog geopend over de betekenis van het internationale klimaatrecht, de mogelijkheden voor algemeen-belangacties op andere gebieden en de verhouding tussen de Nederlandse staatsmachten, maar komt ook de rol van de nationale rechter in het internationale recht aan bod. Via de route van het EVRM wijst de Nederlandse rechter de Staat op zijn internationale verplichtingen waaronder die van de positieve bescherming van mensenrechten en brengt hij de rechtsopvattingen van internationaal en nationaal recht op n lijn. Dit getuigt van een actieve rol van de rechter. Geplaatst in het licht van internationale ontwikkelingen en het Rookverbod-arrest biedt deze rol ook mogelijkheden voor algemeen-belangacties wanneer de normen uit internationale verdragen in het concrete geval rechtstreeks toegepast kunnen worden door de rechter.

Hoge Raad

Hof

Rechtbank