Naar boven ↑

Update

Nummer 4, 2019
Uitspraken van 22-01-2019 tot 28-01-2019
Redactie: Mr. H. Vorsselman, mr. drs. I. van der Zalm, mr. Y. Bosschaart en J. Stulp.

Geachte heer/mevrouw,


Bijgaand treft u een nieuwe PS Update aan. Klik hier om de pdf vanaf de website te downloaden.


Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de sinds de vorige nieuwsbrief verschenen uitspraken, welke zijn opgenomen onder aan deze nieuwsbrief. Wij lichten de volgende uitspraken hier voor u uit.

Voetganger met paard aansprakelijk voor letsel scooterrijder na aanrijding.
Deelgeschil. Een bestuurder van een scooter is gebotst op een voetganger die met haar paard in de berm liep. De scooterrijder is op zijn gezicht gevallen en heeft als gevolg hiervan ernstig letsel opgelopen. Zo heeft hij zijn oogkassen en neus gebroken, heeft hij diverse (schaaf)wonden aan zijn gezicht en knien opgelopen, is hij een tand met wortel en al verloren, is er een tand afgebroken, is zijn zicht door botsplinters in zijn rechteroog vanaf de horizon omlaag (blijvend) beperkt tot 85% en heeft hij geen zicht meer in zijn ooghoeken. De voetganger heeft verwondingen gehad aan haar rug, stuitje en linkerringvinger. Zij ervaart nog geringe klachten van dat letsel. Er is geen sprake van overmacht aan de kant van de scooterrijder. Op grond van de causaliteitsverdeling wordt de schade verdeeld in evenredigheid met de mate waarin de aan ieder toe te rekenen omstandigheden tot de schade hebben bijgedragen. De causale verdeling wordt vastgesteld op 90% voetganger (wegens afwezigheid verlichting) en 10% scooterrijder. Vanwege de ernst van het letsel van de scooterrijder, ziet de rechtbank (PS 2019-0097) aanleiding voor toepassing van de billijkheidscorrectie naar 100% aan de kant van de voetganger. Er wordt voor recht verklaard dat verzekeraar Reaal gehouden is 100% van de schade van verzoeker te vergoeden.

Connexxion niet aansprakelijk voor aanrijding met voetganger die plots en zonder te kijken de weg overstak.
Deelgeschil. Verzoekster is als voetganger aangereden door een bus van Connexxion. Zij liep langs de weg waar de betreffende bus reed in de richting van de bushalte. Plots stak zij zonder te kijken over naar de aan de overkant gelegen bushalte. De buschauffeur heeft krachtig geremd en is voor zover hij kon (wegens een tegemoetrijdende bus) uitgeweken naar links, maar kon een aanrijding niet voorkomen. Verzoekster heeft drie weken in een kunstmatig coma gelegen en heeft aan het ongeval geheugenstoornissen, concentratieproblemen en een korter lontje overgehouden. Zij vordert een verklaring voor recht dat Connexxion aansprakelijk is voor de door haar geleden schade. De rechter (PS 2019-0092) oordeelt als volgt. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad kan een beroep op overmacht zoals bedoeld in artikel 185 WVW alleen slagen als de buschauffeur geen enkel verwijt gemaakt kan worden over zijn rijgedrag. Daarbij geldt dat hij ook rekening moest houden met eventuele fouten van andere weggebruikers. Connexxion heeft naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk gemaakt dat het ongeval te wijten is geweest aan overmacht. De rechtbank neemt daarbij de volgende omstandigheden in aanmerking. De buschauffeur reed ongeveer twintig kilometer per uur, verzoekster liep na een tijd rechtdoor te lopen plotseling en zonder om te kijken de weg op en de buschauffeur heeft geprobeerd om het ongeval te voorkomen. In druk stadsverkeer kan, anders dan verzoekster betoogt, toch moeilijk van bestuurders van motorrijtuigen worden verwacht dat zij standaard toeteren naar alle zwakkere verkeersdeelnemers die zij inhalen of dat zij stapvoets rijden rond elke bushalte. Ook de handelwijze van de buschauffeur in reactie op de plotselinge, onverwachte manoeuvre van verzoekster was passend. Hij is uitgeweken en heeft krachtig geremd. Helaas heeft de buschauffeur daarmee het ongeval niet kunnen afwenden. De rechtbank ziet echter niet in wat de buschauffeur anders of mr had moeten doen om het ongeval te voorkomen. Verzoekster kan haar schade niet op Connexxion verhalen.

Fit for free aansprakelijk voor val tijdens incidenteel bezoek aan de sportschool.
Deelgeschil. Verzoekster wilde haar zoon, die aan het sporten was bij Fit for free, gedag zeggen en heeft zich gemeld bij de receptie. Een medewerker van de sportschool heeft verzoekster toegang tot de fitnessruimte verschaft. Verzoekster liep op het looppad van de fitnessruimte toen zij haar zoon zag. Toen zij haar zoon wilde benaderen, is verzoekster ten val gekomen over de plateauverhoging. Zij is recht voorover gevallen. Het verzoek betreft het vaststellen van de aansprakelijkheid van Fit for free. De rechtbank (PS 2019-0089) oordeelt als volgt. In de fitnessruimte van een sportschool bewegen de bezoekers veelvuldig heen en weer. De aandacht van de bezoekers zal daarbij met name uitgaan naar het zich verplaatsen naar een volgend fitnessapparaat. De verhogingen in de fitnessruimte van Fit for free moeten daarbij worden betreden; daarop staat immers de fitnessapparatuur geplaatst. Fit for free kon er daarbij, als professionele organisatie, niet zonder meer van uitgaan dat de bezoekers altijd een hoge mate van oplettendheid betrachten met betrekking tot de aangebrachte verhogingen. De aandacht van de bezoekers is in de eerste plaats immers gericht op de fitnessapparaten en de beschikbaarheid daarvan. Dat brengt met zich dat aan de verhogingen, en in het bijzonder daar waar de verhoging aanvangt, de eis mag worden gesteld dat die in voldoende mate zichtbaar zijn voor de bezoekers van de sportschool, ongeacht of het frequente bezoekers betreft dan wel gaat om een incidenteel bezoek. Aan die eis is in dit geval niet voldaan. De rechtbank komt tot het oordeel dat de fitnessruimte op de plek waar verzoekster ten val is gekomen niet voldoet aan de veiligheidseisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden moet stellen en dat dus sprake is van een gebrekkige opstal. Het verzoek wordt toegewezen.


Literatuur
Sinds het verschijnen van de vorige nieuwsbrief zijn verschillende signaleringen onder literatuur geplaatst. Zie ook het overzicht onderaan deze nieuwsbrief.


Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de personenschadepraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.


Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ps.updates@law.eur.nl.


Met vriendelijke groet,

Siewert Lindenbergh, Ilona van der Zalm Janou Kempkes
PS Updates



Literatuur
Sinds het verschijnen van de vorige nieuwsbrief zijn de volgende signaleringen onder literatuur geplaatst.

G.M. van Wassenaer, Artikel 185 WVW. Naar een betere bescherming van zwakkere verkeersdeelnemers, Verkeersrecht ANWB 2019/2, afl. 1.
Eind vorige eeuw waren er zes vrouwen die als voetganger of fietser hadden deelgenomen aan het verkeer en daarbij ernstig letsel opliepen. Zij waren het die een nieuwe richting gaven aan de bescherming van zwakkere verkeersdeelnemers zoals zij. De jongere juristen zullen hun namen allang niet meer kennen. Maar deze vrouwen hebben een enorm belangrijke rol gespeeld in de rechtsontwikkeling, omdat wat hen overkwam de Hoge Raad heeft aangezet om vanuit de gedachte dat zwakkere verkeersdeelnemers beter beschermd moeten worden tegen de risicos van het gemotoriseerde verkeer de op artikel 185 WVW 1994 gebaseerde regels van billijkheidscorrectie te introduceren. Het zijn respectievelijk de 100% regel voor kinderen tot 14 jaar oud en de 50% regel voor volwassenen. Nu we ruim een kwart eeuw verder zijn, wordt het tijd eens te evalueren of de toepassing van deze regels ook vandaag de dag nog voldoende recht doet aan die beschermingsgedachte.

I. Giesen, Aansprakelijkheid, de wegbeheerder en het verkeer. Een overzicht van bewijs(last)kwesties, Verkeersrecht ANWB 2019/1, afl. 1.
In deze bijdrage schenkt de auteur binnen het ruime thema Aansprakelijkheid en het Verkeer dat wil zeggen: de reguliere verkeersaansprakelijkheid, inclusief de aansprakelijkheid van wegbeheerders aandacht aan vragen van bewijsrecht, specifiek de bewijslastverdeling.

R. Rijnhout, De dood, Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade 2018, afl. 4, p. 117-118.
Deze uitgave van TVP betreft een themanummer over de dood en aansprakelijkheid/schadevergoeding. Het themanummer valt uiteen in drie delen: schade veroorzaakt voorafgaand aan de dood, wat de dood inhoudt en voor welke schade daarna vergoeding zou moeten worden geboden.

A.M. Overheul, Angst voor de dood als schade(post), Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade 2018, afl. 4, p. 119-125.
Deze bijdrage gaat over angst voor de dood als schade(post) in het Nederlandse recht. Aanleiding hiervoor is een arrest van het Franse Cour de Cassation, waarin het Hof arrest wijst over angstvoordedood. De auteur spitst angst als schade toe op de dood, waarbij een onderscheid gemaakt wordt tussen drie verschillende situaties: het slachtoffer weet niet f hij doodgaat; het slachtoffer heeft het ongeval tegen de verwachting in overleefd en het slachtoffer weet dat hij gaat overlijden.

E. Audenaerde L. Renders, Palliatieve zorg door naasten en zorgschade, Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade 2018, afl. 4, p. 126-128.
In dit artikel geven de auteurs inzicht in wat palliatieve zorg is en hoe zij zich verhoudt tot het letsel dat centraal staat in de Handreiking Zorgschade. Zij zullen geen conclusies verbinden aan de jurisprudentie hierover, maar meer uitleg geven over wat palliatieve zorg is; of dit zorg is die gewoonlijk doornaasten van een terminaal persoon gegeven kan worden, welke rol professionals hierin gewoonlijk hebben, en wat het verschil is (of niet) met zorgschade.

J.W. De Waele, Over leven, dood en bewustzijn. Een medisch-filosofische bespiegeling, Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade 2018, afl. 4, p. 129-141.
Beslissen of iemand nog in leven is dan wel dood, is altijd een courante uitdaging binnen de geneeskunde geweest. Sinds de verbeterde reanimatietechnieken en IC-faciliteiten (met mechanische ventilatie) uit de tweede helft van de twintigste eeuw is het mogelijk geworden het leven langer aan te houden, niet tegenstaande het bewustzijn uitblijft. Wat is nu die relatie tussen leven en bewustzijn en hoe kan die ontkoppeld zijn? Wanneer is men hersendood? Wanneer spreekt men van coma, vegetatieve status of minimaal bewuste toestand en wat houdt dat fysiologisch en humaan in? Wat is de prognose in die gevallen? Welke juridische en ethische vraagtekens (denk aan orgaandonatie) brengt dit met zich mee?

S.D. Lindenbergh, Affectieschade en shockschade, onderscheid, samenloop, vooruitblik, Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade 2018, afl. 4, p. 142-147.
De invoering van het wetsvoorstel affectieschade roept een aanspraak op smartengeld in het leven voor naasten en nabestaanden. Dat roept vervolgens de vraag op hoe deze aanspraak zich verhoudt tot het recht op schadevergoeding van iemand die door confrontatie met een schokkende gebeurtenis geestelijk letsel heeft opgelopen. Daarover gaat deze bijdrage.

Denktank Overlijdensschade 2.0, Denktank Overlijdensschade 2.0, Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade 2018, afl. 4, p. 148-150.
In 2009 kwam een aantal professionals uit de letselschadebranche bij elkaar om na te denken over een nieuwe manier om de schade te berekenen bij overlijden. De oude methode was ongelooflijk ingewikkeld en ondoorzichtig. Al bij de introductie van de nieuwe methode was het de bedoeling om deze te blijven ontwikkelen en ook toepasbaar te maken op situaties waarvoor voorheen geen oplossing bestond. De nieuwe methodiek wordt inmiddels nu dus een paar jaar toegepast. Uit een evaluatie van de Denktank blijkt dat de ervaringen en berichten uit de markt positief zijn. Er wordt vrijwel niet meer gerekend volgens de oude methode. Maar ook blijkt dat er, zoals al was voorzien, behoefte is aan verdere optimalisatie en ontwikkeling. En daarom gaat de Denktank door, zij het in een wat kleinere samenstelling: de Denktank Overlijdensschade 2.0.

J.M. Tromp, Waarom het rekensjabloon van het nieuwe model moet worden aangepast, Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade 2018, afl. 4, p. 151-160.
In november 2014 is door de werkgroep Denktank Overlijdensschade een nieuwe methode gelanceerd voor de berekening van een overlijdensschade. Dat nieuwe model bestaat uit twee delen, te weten een economisch rekendeel 1, dat normatief neutraal is, en een juridisch deel 2, waarin keuzes kunnen worden gemaakt. Zo is in deel 2 discussie mogelijk met betrekking tot onder andere (1) de verrekening van tot uitkering gekomen verzekeringen, (2) de verdeling van de schade over de nabestaanden en (3) de vraag of het schadebedrag voor een minderjarig kind op een BEM1 -rekening moet worden gestort. De auteur toetst het nieuwe model aan het juridisch kader.

I. van der Zalm, Een transitievergoeding bij overlijden? Een snelle tegemoetkoming aan nabestaanden voor kosten als gevolg van het overlijden van een naaste?, Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade 2018, afl. 4, p. 161-169.
In Denemarken hebben nabestaanden recht op een zogenaamde transitievergoeding (overgangsbelb). Deze eenmalige gestandaardiseerde vergoeding is bedoeld om kort na het ongeval te voorzien in dekking van diverse uitgaven die het gevolg zijn van het overlijden. In dit artikel zal worden ingegaan op deze transitievergoeding en zal worden onderzocht of een dergelijke figuur ook van betekenis zou kunnen zijn voor het Nederlandse stelsel, nu artikel 6:108 van het Burgerlijk Wetboek (BW) niet voorziet in een dergelijke figuur.

M. Donkerlo, Smartengeld. Uitspraken van de Nederlandse rechter over de vergoeding van immaterile schade, Den Haag: ANWB 2019.
Uitspraken van de Nederlandse rechter over de vergoeding van immaterile schade.

Hof

Rechtbank

Antillen