Naar boven ↑

Update

Nummer 6, 2019
Uitspraken van 05-02-2019 tot 11-02-2019
Redactie: Mr. H. Vorsselman, mr. drs. I. van der Zalm, mr. Y. Bosschaart en J. Stulp.

Geachte heer/mevrouw,


Bijgaand treft u een nieuwe PS Update aan. Klik hier om de pdf vanaf de website te downloaden.


Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de sinds de vorige nieuwsbrief verschenen uitspraken, welke zijn opgenomen onder aan deze nieuwsbrief. Wij lichten de volgende uitspraken hier voor u uit.

Mishandelde pakketbezorger van DHL stelt dader en werkgever aansprakelijk voor het geleden letsel.
Pakketbezorger van DHL werd mishandeld door een klant die in eerste instantie de deur niet opendeed voor de bezorger, maar vervolgens naar buiten achter de bezorger aanrende om het pakket uit diens handen te trekken. De bezorger stelt dat de klant haar heeft geschopt, geslagen, haar hoofd tegen haar bestelbus heeft geslagen en plukken haar uit haar hoofd heeft getrokken. De pakketbezorger heeft letsel opgelopen bij het incident en stelt zowel de klant (gedaagde) als werkgever DHL aansprakelijk. De rechtbank (PS 2019-0141) draagt aan de bezorger op te bewijzen dat sprake is van een onrechtmatige daad van gedaagde. Met betrekking tot de werkgeversaansprakelijkheid oordeelt de rechtbank dat in ieder geval vast is komen te staan dat de pakketbezorger tijdens haar werkzaamheden letsel heeft opgelopen. Het verweer van DHL dat het incident zich voordeed in een openbare ruimte wordt gepasseerd; het begrip werkplek dient ruim te worden genterpreteerd. De rechtbank verzoekt DHL nadere stukken in het geding te brengen ter beoordeling van het antwoord op de vraag of DHL aan haar zorgverplichting heeft voldaan. De rechtbank houdt verdere iedere beslissing aan.

Misbruik van deelgeschilprocedure door met regelmaat zaken aanhangig te maken waarbij het vooral te doen is om vergoeding buitengerechtelijke kosten.
Verzoeker heeft als bestuurder van een auto letsel opgelopen bij een botsing met een andere auto. Verzekeraar Bovemij heeft een voorstel gedaan om de schadekwestie tegen finale kwijting te regelen door middel van een all-inbetaling van 5.000. De advocaat tot wie verzoeker zich heeft gewend, wees het voorstel af en heeft een tegenvoorstel gedaan van 7.000 op voorwaarde dat Bovemij de buitengerechtelijke kosten separaat en volledig vergoedt. Bovemij heeft de advocaat uitgenodigd om de schade te onderbouwen. Het contact tussen Bovemij en de advocaat is hierna gestopt. Verzoeker verzoekt een verklaring voor recht dat Bovemij de letselschadezaak adequaat afhandelt, een voorschot van 2.000 en diverse verzoeken over voldoening van de buitengerechtelijke kosten. De kantonrechter (PS 2019-0148) oordeelt dat deze deelgeschilprocedure voorbarig is. Door niet de schade te onderbouwen, maar onmiddellijk te besluiten een deelgeschilprocedure aanhangig te maken is misbruik van procesrecht gemaakt, zeker nu verzoeker daardoor Bovemij op kosten jaagt, temeer aangezien hij tevens aanspraak maakt op vergoeding van de buitengerechtelijke kosten in verband met het aanhangig maken van de onderhavige deelgeschilprocedure. Geheel ten overvloede overweegt de kantonrechter nog dat hij zich met Bovemij niet aan de indruk kan onttrekken dat de onderhavige procedure met name ten doel lijkt te hebben de door de advocaat van verzoeker gemaakte buitengerechtelijke kosten te incasseren. Veelzeggend in dit verband is dat van de ruim elf paginas die het verzoekschrift telt er ruim zes gaan over de buitengerechtelijke kosten en er geen enkele alinea gewijd wordt aan de inhoudelijke onderbouwing van de gestelde personenschade. De kantonrechter is ambtshalve ermee bekend dat het advocatenkantoor van de advocaat met enige regelmaat zaken als de onderhavige aanhangig maakt, waarbij het met name te doen is om vergoeding van de gestelde buitengerechtelijke kosten. Dit leidt tot het oordeel dat sprake is van misbruik van procesrecht.


Nieuws
De afgelopen week verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website.


Literatuur
Sinds het verschijnen van de vorige nieuwsbrief zijn verschillende signaleringen onder literatuur geplaatst. Zie ook het overzicht onderaan deze nieuwsbrief.


Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de personenschadepraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.


Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ps.updates@law.eur.nl.


Met vriendelijke groet,

Siewert Lindenbergh, Ilona van der Zalm Merel van den Heuvel
PS Updates



Literatuur
Sinds het verschijnen van de vorige nieuwsbrief zijn de volgende signaleringen onder literatuur geplaatst.

T. Hartlief, Vooruitgang in het recht, Rechtsgeleerdheid Magazijn Themis 2019, afl. 1, p. 18-25.
Wij herdenken in 2019 dat 100 jaar geleden bij ons wat tegenwoordig een prachtig staaltje rechtsvorming zou heten het licht zag, het arrest Lindenbaum/Cohen, en staan stil bij de consequenties van deze beslissing voorrecht en samenleving. Heeft het gebracht wat destijds, misschien in iets andere woorden maar toch, in eerste juichende commentaren werd aangekondigd? Is vooruitgang ons ten deel gevallen?

T.F.E. Tjong Tjin Tai, Van zorgvuldigheid naar zorgplicht: een eeuw maatschappelijke zorgvuldigheid, Rechtsgeleerdheid Magazijn Themis 2019, afl. 1, p. 26-32.
Honderd jaar geleden vernietigde de Hoge Raad het arrest van het Hof in het door Lindenbaum ingestelde cassatieberoep. De uitspraak werd door Molengraaff begroet met de woorden: Er is door ons hoogste rechtscollege zelden een arrest gewezen, waarvan zoo heilzame invloed op ons rechtsleven mag worden verwacht. Een eeuwfeest is een mooie gelegenheid om te zien of deze voorspelling is uitgekomen. Wat is er met de zorgvuldigheid gebeurd in de afgelopen honderd jaar? De auteur zal met enkele grove penseelstreken de ontwikkelingen schetsen, waarbij ik voornamelijk enkele tendensen wil aangeven.

J.W. Hoekzema F.T. Oldenhuis, Aansprakelijkheid voor zaken en opstallen: van risicoaansprakelijkheid naar een gewone toetsing aan de onrechtmatige daad, of toch niet?, Rechtsgeleerdheid Magazijn Themis 2019, afl. 1, p. 33-38.
Inmiddels laat de rechtspraak zien dat kwalitatieve aansprakelijkheden en de aansprakelijkheid uit eigen onrechtmatige daad in belangrijke mate op parallelle wijze worden ingevuld. De Hoge Raad heeft in de Wilnis-uitspraak overwogen dat de kelderluikfactoren, die een rol spelen bij de beantwoording van de vraag of in een concreet geval onrechtmatig is gehandeld, ook bij de afbakening van de aansprakelijkheid op grond van afdeling 6.3.2 BW een rol van betekenis vervullen. Het lijkt er serieus op, en dat is in de literatuur ook gesuggereerd, dat het risico-element dat de kwalitatieve aansprakelijkheid kenmerkt nog maar gering van omvang is. Dat roept de vraag op of we langzamerhand weer terug bij af zijn. Het kan echter ook zijn dat het onderscheid tussen schuld en risico in het verleden te scherp is aangezet. Is het eigenlijk wel mogelijk een duidelijke scheidslijn aan te brengen tussen kwalitatieve aansprakelijkheid en de aansprakelijkheid uit eigen onrechtmatige daad?

T. Barkhuysen M.L. Van Emmerik, Zorgplichten volgens de Hoge Raad en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens: van Lindenbaum/Cohen Via Kelderluik en neryildiz naar Urgenda?, Rechtsgeleerdheid Magazijn Themis 2019, afl. 1, p. 43-54.
De zogenoemde positieve verplichtingen die het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) sinds ruim twintig jaar inleest in diverse (klassieke) grondrechten uit het EVRM raken steeds verder uitgekristalliseerd. Ten aanzien van de nodige EVRM-rechten, zoals het recht op leven (artikel 2 EVRM) en het recht op privleven (artikel 8 EVRM) mag de burger inmiddels van zijn eigen overheid een actief optreden verlangen ter bescherming van het belang dat dat grondrecht waarborgt. Dergelijke positieve verplichtingen zijn vanzelfsprekend niet onbegrensd; zij gelden eenvoudig gezegd binnen de grenzen van het redelijke. Er zijn de nodige arresten waarin het EHRM een afwegingskader geeft voor het bepalen van de precieze omvang van dergelijke zorgplichten. In deze bijdrage gaan de auteurs op zoek naar de eventuele verwantschap tussen de zorgplichten en de door de Hoge Raad de afgelopen eeuw (sinds Lindenbaum/Cohen) ontwikkelde (ongeschreven) zorgvuldigheidsnormen.

E. Blauw e.a., Herziening gesubsidieerde rechtsbijstand, ADR en rechtsstatelijkheid. Een wegingskader, Nederlands Juristenblad 2019/200, afl. 4.
De beleidsbrief van minister Dekker heeft de vraag naar de rechtsstatelijke waarborgen die de diverse vormen en aanbieders van ADR bieden nog relevanter gemaakt dan deze al was. In dit artikel wordt niet geconcludeerd dat er al grote misstanden plaatsvinden. Ook wordt niet gepleit voor een intensieve overheidsbemoeienis met de zich in de komende jaren verder ontwikkelende markt voor geschiloplossing. Wel wordt verwacht dat er een duidelijke visie wordt ontwikkeld over de rol die de overheid zou moeten hebben en dat de overheid de vinger aan de pols houdt. In deze bijdrage geven de auteurs een aanzet voor deze visie en doen een oproep tot discussie.

Hoge Raad

Hof

Rechtbank

Antillen