Naar boven ↑

Update

Nummer 1, 2020
Uitspraken van 17-12-2019 tot 06-01-2020
Redactie: Mr. H. Vorsselman, mr. drs. I. van der Zalm, mr. Y. Bosschaart en J. Stulp.

Geachte heer/mevrouw,


Bijgaand treft u een nieuwe PS Update aan. Klik hier om de pdf vanaf de website te downloaden.


Nieuws
De afgelopen weken verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website.

Wet Afwikkeling van massaschade in een collectieve actie
Collectief naar de rechter voor schadevergoeding bij een massaschade. De nieuwe wet die massaschade afwikkelt in een collectieve actie, treedt per 1 januari 2020 in werking.


Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de sinds de vorige nieuwsbrief verschenen uitspraken, welke zijn opgenomen onder aan deze nieuwsbrief. Wij lichten de volgende uitspraken hier voor u uit.

Hoge Raad beslist over Urgenda-zaak.
Het rechterlijk bevel aan de Staat om de uitstoot van broeikasgassen door Nederland met 25 procent te verminderen voor het einde van 2020 blijft in stand. De Stichting Urgenda en de Staat vinden allebei dat de uitstoot van broeikasgassen snel moet worden verminderd, maar verschillen van mening over het tempo. Het cassatieberoep van de Staat tegen de beslissing van het hof heeft de Hoge Raad (PS 2020-0012) verworpen. De Hoge Raad heeft zijn oordeel gebaseerd op het VN-Klimaatverdrag en op de rechtsplichten van de Staat tot bescherming van het leven en het welzijn van burgers in Nederland. Die verplichtingen zijn verankerd in het EVRM. De Staat vindt dat de besluitvorming over de reductie van broeikasgassen aan de politiek is. De Grondwet schrijft echter voor dat de Nederlandse rechter de bepalingen van het EVRM toepast, aldus de Hoge Raad. Deze opdracht aan de rechter tot het bieden van rechtsbescherming is een wezenlijk onderdeel van de democratische rechtsstaat. De rechter moet immers waken over de grenzen van het recht. Dat is wat het hof in dit geval heeft gedaan, volgens de Hoge Raad. Zie hier voor het persbericht.

Laserkliniek aansprakelijk voor brandwonden.
Bij een ontharingsbehandeling in een laserkliniek heeft eiseres eerste- en tweedegraads brandwonden aan de onderbenen opgelopen. Er is sprake van littekenvorming en pigmentverandering. Er is nog geen medische eindtoestand bereikt. Eiseres stelt de kliniek aansprakelijk en vordert een verklaring voor recht dat de kliniek de geleden en nog te lijden materile en immaterile schade dient te vergoeden, met een voorschot van 2.000. De kantonrechter (PS 2020-0003) hanteert het toetsingskader voor een goed opdrachtnemer in de zin van artikel 7:401 BW, omdat geen sprake is van een geneeskundige behandelingsovereenkomst. Er is wel sprake van reflexwerking daarvan. Er bestaat geen professionele standaard voor laserbehandeling, de kantonrechter kijkt daarom naar de wijze waarop de kliniek de behandeling heeft aangeprezen en naar de keurmerken waarnaar de kliniek verwijst. De kliniek adverteert onder meer met 100% pijnloze behandeling. De kliniek is toerekenbaar tekortgeschoten. De bedingen in de overeenkomst tussen eiseres en de kliniek die het recht op schadevergoeding beperken zijn onredelijk bezwarend. Verklaring voor recht wordt toegewezen, voorschot vastgesteld op 450.

Aardbevingsschadeproblematiek voor een deel van de eisers beindigd.
Schade door aardgaswinning. Vordering tot vergoeding van vermogensschade wegens gemist woongenot en tot vergoeding van immaterile schade. Het hof (PS 2020-0009) beslist dat eisers bij wie minimaal eenmaal fysieke schade aan de woning is vastgesteld, recht hebben op vergoeding van vermogensschade vanwege gemist woongenot. Daarvoor is wel nodig dat zij eigenaar of huurder zijn van de beschadigde woning. Eisers bij wie minimaal tweemaal fysieke schade aan de woning is vastgesteld, hebben daarnaast recht op vergoeding van smartengeld. Dat smartengeld bedraagt minimaal 2.500 per persoon. De procedure wordt voor deze eisers het zijn er 65 beindigd. De precieze hoogte van de schadevergoeding waarop zij recht hebben, zal in een schadestaatprocedure worden vastgesteld. De procedure wordt voortgezet voor de eisers bij wie geen of eenmaal fysieke schade aan de woning is vastgesteld. Dat zijn er 49. Zij krijgen de gelegenheid om aan te tonen dat zij toch recht hebben op vergoeding van vermogensschade wegens gederfd woongenot en/of smartengeld. Omdat de situatie van al deze eisers verschilt, zal deze procedure dan in verschillende procedures worden gesplitst. Van 13 eisers kan nu al worden vastgesteld dat hun vorderingen niet kunnen worden toegewezen.

Werkgever checkt bandenprofiel van scooters niet zelf, voldoet niet aan zorgplicht.
Deelgeschil. Een werknemer is tijdens het bezorgen van pizzas met de scooter gevallen en heeft daarbij een wond aan haar knie en haar hoofd opgelopen. In deze deelgeschilprocedure verzoekt zij een verklaring voor recht dat haar werkgever aansprakelijk is. De rechtbank (PS 2020-0007) oordeelt als volgt. De scooters waarmee de werknemers op pad gingen om de pizzas te bezorgen zijn te beschouwen als werktuigen als bedoeld in artikel 7:658 lid 1 BW. Werkgever heeft gelijk dat het, doordat verzoekster pas ruim drie jaar na het ongeval haar aansprakelijk heeft gesteld, voor haar moeilijk is om aan te tonen dat de banden van de scooter waarmee verzoekster is gevallen niet glad waren. Maar dat wil niet zeggen dat zij niet meer zou kunnen aantonen dat zij aan haar zorgplicht heeft voldaan. Uit de toelichting van werkgever blijkt dat zij er in het algemeen voor zorgt dat mankementen worden gerepareerd, maar hieruit blijkt niet dat er aandacht is voor een zo belangrijk veiligheidsaspect als het profiel van de banden van de scooters. Dat werkgever de beoordeling van het bandenprofiel aan jonge werknemers overliet, duidt erop dat zij zich er niet voldoende van bewust was, dat zij als werkgever op dit punt een belangrijke taak had om de veiligheid van haar werknemers te waarborgen. Verklaring voor recht toegewezen.

Belangenafweging tussen recht om te weten van wie men afstamt en geheimhoudingsplicht ziekenhuis.
Eiseres stelt dat DNA-onderzoek op lichaamsmateriaal de enige (rele) mogelijkheid is om vast te stellen of degene van wie dit lichaamsmateriaal afkomstig is haar biologische vader is. Hij heeft haar nooit erkend. Deze man is in 2018 overleden. Bij onderzoek van het Erasmus MC heeft hij op verzoek van het ziekenhuis lichaamsmateriaal afgestaan. Toentertijd is toegezegd dat met zijn lichaamsmateriaal vertrouwelijk zal worden omgegaan. Het ziekenhuis beroept zich op haar geheimhoudingsplicht, onder verwijzing naar onder meer de AVG. Aan grondrechten als het recht op respect voor het privleven, het recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst en het recht op vrijheid van meningsuiting ten grondslag liggende algemene persoonlijkheidsrecht omvat mede het recht om te weten van welke ouders men afstamt. Dit recht is niet absoluut en moet wijken voor de rechten en vrijheden van anderen wanneer deze in het gegeven geval zwaarder wegen. Bij de belangenafweging speelt ook mee het recht van de man en de overige betrokken familieleden tot bescherming van hun persoonlijke levenssfeer. Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter (PS 2020-0005) moet het belang van het Erasmus MC zwaarder wegen.


Literatuur
Sinds het verschijnen van de vorige nieuwsbrief zijn verschillende signaleringen onder literatuur geplaatst. Zie ook het overzicht onderaan deze nieuwsbrief.


Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de personenschadepraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.


Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ps.updates@law.eur.nl.


Met vriendelijke groet,

Siewert Lindenbergh, Ilona van der Zalm, Janou Kempkes Moana Mellaard
PS Updates



Literatuur
Sinds het verschijnen van de vorige nieuwsbrief zijn de volgende signaleringen onder literatuur geplaatst.

J.M. Tromp, Assurance oblige!, Afwikkeling Personenschade 2019/3, p. 36-42. [LegalIntelligence / Rechtsorde*]
Als jonge kinderen ernstig en blijvend letsel oplopen, lijdt het hele gezin schade. Herstelgericht schaderegelen is dan aan de orde. Daar ligt een taak voor verzekeraars, met name ten aanzien van de zorgschade. Een voorbeeld zal worden uitgewerkt. Praktische problemen genoeg. Een nieuw dilemma dient zich aan: regelen of openhouden?

M. Spruit, De aansprakelijkheid voor dieren nader beschouwd, PIV-Bulletin 2019/4, p. 5-10. [PIV-Bulletin]
Een hond die in de nabijheid van een naderende wielrenner loopt waardoor de wielrenner ten val komt, met ernstig letsel als gevolg daarvan. Een pony die vlak vr het laatste element van een dubbelsprong stopt waardoor de ruiter voorover tegen de hindernis valt. Deze situaties vormden de aanleiding voor een tweetal uitspraken over de aansprakelijkheid voor dieren en dan met name over de vraag of het voorval binnen het bereik van artikel 6:179 BW valt. In dit artikel bespreekt de auteur eerst de aansprakelijkheid op grond van dit artikel en daarna de twee uitspraken.

A. Merkx J. Goeseije, Levensfaseplanning als toekomstbestendige ondersteuning, PIV-Bulletin 2019/4, p. 11-15. [PIV-Bulletin]
Levensfaseplanning na een ongeval is een allesomvattend en concreet plan van aanpak om met de uitdagingen om te gaan die als gevolg van letselschade optreden. Het gaat niet alleen om het faciliteren van herstel en het vergroten van zelfredzaamheid, maar het richt zich ook op de toekomst. Het gaat daarmee verder dan herstelgerichte dienstverlening.

B. Vrolijk-Jongerius, Het verwerken van medische informatie in de letselschade-praktijk vanuit het perspectief van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG), PIV-Bulletin 2019/4, p. 16-21. [PIV-Bulletin]
Uit de genoemde zaken lijkt voorzichtig opgemaakt te kunnen worden dat het verwerken van de (bijzondere) persoonsgegevens zoals wij dit binnen de letselschadebranche gewend zijn, niet tot problemen hoeft te leiden. Volgens de auteur mogen we niet uit het oog verliezen dat het inherent is aan de letselschadepraktijk dat informatie over de gezondheid van een benadeelde wordt verkregen. Het beperken van de mogelijkheid om tot een vlotte en correcte afwikkeling van diens schade te komen door (te) zwaar te tillen aan privacyaspecten, lijkt voor geen der betrokken partijen van belang.

M. de Ridder, Ouders worden zelden aansprakelijk gehouden voor schending van ouderlijke zorgplicht, Letsel Schade 2019/4, p. 4-6. [Letsel Schade]
Dagelijks raken enkele honderden kinderen betrokken bij een ongeval, meestal in de privsfeer. Ouders blijken zelden aansprakelijk te worden gesteld, terwijl de drempel voor aansprakelijkheid niet extreem hoog ligt. De auteur schetst de problemen en concludeert dat er blijkbaar niet-juridische drempels zijn, zoals de afhankelijkheid van kinderen van diezelfde ouders voor het instellen van een vordering.

R.J.P. Kottenhagen, Kan het kind de schade verhalen die tijdens de zwangerschap door de ouders is toegebracht?, Letsel Schade 2019/4, p. 7-15. [Letsel Schade]
Deze vraag is in het Nederlandse recht nog nauwelijks gesteld. De auteur verdedigt de stelling dat een ongeborene dit onder omstandigheden moet kunnen. Hij bespreekt de toepassing van enkele uitgangspunten, die nader uitgewerkt kunnen worden na onder andere rechtsvergelijkend onderzoek. Hij concludeert onder andere dat evident onverantwoord handelen of nalaten, te beoordelen aan de hand van de Kelderluik-criteria, waardoor bij de ongeborene schade ontstaat, zou moeten leiden tot schadevergoeding. Zoals in situaties waarin een ongeborene medische hulp nodig heeft en de moeder deze hulp om haar moverende redenen weigert.

R.W.M. Giard, Over beschadigde breinen bij pasgeborenen en de beheersbaarheid van de bevallingsrisicos, Letsel Schade 2019/4, p. 16-22. [Letsel Schade]
De auteur bespreekt welke achtergrondkennis we nodig hebben voor diagnostiek en bewaking, hoe succesvol die diagnostiek is, wat de effecten van therapeutische interventies zijn en hoe het onderzoek door deskundige vakgenoten verloopt. Hij concludeert onder meer dat wanneer een arts of vroedvrouw zich moet verantwoorden of er schuld is aan het ontstaan van onherstelbare hersenschade bij een pasgeborene, dat onderzoek en oordeel op een evenwichtige en zowel wetenschappelijk als methodologisch goed gefundeerde wijze dient te geschieden. Dat is meestal niet het geval, nog niet.

A.T.M. Verhoeven, Beoordeling van de kans op kinderlijke hersenverlamming door de geboorte. Ontstaat cerebrale parese voor, tijdens of na atraumatische bevalling?, Letsel Schade 2019/4, p. 23-34. [Letsel Schade]
De auteur geeft een uitgebreid overzicht van de huidige inzichten over ontstaan en beperkte mogelijkheden tot preventie door verloskundige zorg. Hij behandelt ook criteria om vermijdbaarheid en verwijtbaarheid te beoordelen, zet de medisch-juridische knelpunten in de claimafwikkeling op een rij en sluit af met aanbevelingen.

A.L.M. Keirse B.M. Paijmans, Eigen schuld, ook in kinderschoenen kan het de schadevergoeding doen verminderen?, Letsel Schade 2019/4, p. 35-56. [Letsel Schade]
Jonge kinderen zijn kwetsbaar en kunnen minder goed dan volwassenen anticiperen op de risicos van het maatschappelijk verkeer. Vergt daarom krenking van hun eigen belang, dat bij kinderen vaker voorkomt en ook ernstiger gevolgen heeft, een andere benadering dan bij volwassenen? Kan aan kinderen eigen schuld aan het ontstaan van hun schade worden verweten, op gelijke wijze als aan volwassenen? Komt hun schade daarom deels voor eigen rekening?

M.J. Neeser, Schadevaststelling bij kindschade. Hoe is het mogelijk? het is mogelijk!, Letsel Schade 2019/4, p. 57-67. [Letsel Schade]
De auteur bespreekt de kaders voor de schadevaststelling en de verschillende schadesoorten. Hij geeft daarna handvatten voor de begroting van de diverse schadesoorten en combinaties ervan. En hij concludeert dat de klassieke methode van begroten van de schade wegens verlies van arbeidsvermogen en een vergoeding voor medische behandelingen, verzorging en aanpassingen, de meest concrete en correcte wijze is.

E.W. Bosch, Rendement en inflatie worden opnieuw berekend De geest is uit de fles., Letsel Schade 2019/4, p. 68-76. [Letsel Schade]
De auteur bespreekt het belang van de juiste percentages, geeft enkele economische observaties, schetst de discussie in de literatuur en de aanloop naar de conceptrichtlijn van de Letselschade Raad. Hij behandelt de jurisprudentie en onderstreept het belang van de drie recente uitspraken: Lang heeft de rechterlijke macht zich terughoudend opgesteld. Nu heeft de (deelgeschil)rechter de lacune gevuld.

J.F. Roth, De BEM-rekening Goed controlemiddel kan nog worden verbeterd, Letsel Schade 2019/4, p. 77-82. [Letsel Schade]
Een bankrekening van een minderjarige met BEM-clausule, waarvan alleen met toestemming van de kantonrechter gelden kunnen worden afgehaald, maakt controle mogelijk op het vermogen dat de minderjarige heeft gekregen als vergoeding van letselschade. Er zijn geen cijfers over problemen in de praktijk, maar het systeem is allerminst waterdicht. John Roth bespreekt doel en functie van de BEM-clausule, evenals de kritiek op het systeem voor toezicht op het vermogen van minderjarigen. Hij geeft ook het onderzoek weer dat onlangs naar het systeem is verricht en noemt enkele mogelijke verbeteringen ervan in aangekondigde wetgeving.

E.F.D. Engelhard, Ruimer baan voor smartengeld bij persoonsaantastingen op andere wijze zonder dat sprake is van geestelijk letsel, Aansprakelijkheid, Verzekering Schade 2019/37. [Rechtsorde / Kluwer Navigator*]
Uit twee recente arresten over art. 6:106 sub b, slot BW kan worden afgeleid dat ernstige normschendingen of activiteiten met ernstige persoonlijke gevolgen, recht kunnen geven op smartengeld k als geen sprake is van geestelijk letsel of van een fundamentele rechtsinbreuk. Dit opent mogelijkheden in geval van bijvoorbeeld pesten. Maar begrensd: de Hoge Raad laat zich niet ertoe verleiden om indien wl sprake is van een fundamentele rechtsinbreuk, dat gegeven als een persoonsaantasting aan te merken. Dit haalt een streep door het concept integriteitsschade. De Hoge Raad houdt voorts vast aan concrete schadewaardering; dit maakt nadere ontwikkeling van zgn. angstschade relevant.

L.M.A. van Es, Causaliteitsproblemen bij medisch niet-objectiveerbare klachten anders dan whiplash, Aansprakelijkheid, Verzekering Schade 2019/38. [Rechtsorde / Kluwer Navigator*]
Voor whiplash is het inmiddels vaste jurisprudentie dat ondanks het ontbreken van medische causaliteit er onder omstandigheden toch sprake kan zijn van juridische causaliteit. Hetzelfde kan niet worden gezegd over medisch niet-objectiveerbare klachten anders dan whiplash. Dit roept de vraag op hoe in de jurisprudentie wordt geoordeeld over medisch niet-objectiveerbare klachten anders dan whiplash. In deze bijdrage staat een jurisprudentieonderzoek centraal naar de omstandigheden waaronder juridische causaliteit in geval van medisch niet-objectiveerbare klachten anders dan whiplash kan worden aangenomen.

P.W. den Hollander, Aansprakelijkheid van de politie voor onrechtmatige verlening van een wapenverlof: relativiteit, causaliteit en toerekening in de zin van artikel 6:98 BW, Overheid Aansprakelijkheid 2019/59. [Rechtsorde / Kluwer Navigator*]
De Hoge Raad neemt in de Alphense zaak alle beletsels weg voor aansprakelijkheid van de politie voor alle schade van de slachtoffers. Zijn relativiteitsoordeel heeft daarbij een centrale rol. De beschermende strekking van de WWM werkt door in zijn oordelen over causaliteit in de zin van condicio-sine-qua-non en toerekening in de zin van artikel 6:98 BW. Deze strekking maakt dat bij causaliteit in de zin van condicio-sine-qua-non (te meer) verwacht mag worden dat de politie haar verweer onderbouwt dat de dader op andere wijze aan wapens zou zijn gekomen.

* Let op: toegang tot de volledige tekst van deze publicatie bestaat alleen bij een abonnement op het tijdschrift in (n van) deze databank(en).

Hoge Raad

Hof

Rechtbank

Centrale Raad van Beroep