Naar boven ↑

Update

Nummer 13, 2020
Uitspraken van 24-03-2020 tot 30-03-2020
Redactie: Mr. H. Vorsselman, mr. drs. I. van der Zalm, mr. Y. Bosschaart en J. Stulp.

Geachte heer/mevrouw,


Bijgaand treft u een nieuwe PS Update aan. Klik hier om de pdf vanaf de website te downloaden.


Mededeling: PS Updates nieuwe stijl
Op dinsdag 31 maart wordt PS Updates gerestyled! Een nieuw design voor de website met verbeterde zoek- en filtermogelijkheden.
 
Klik op de volgende linkjes voor instructies voor het navigeren en zoeken op de nieuwe site:
 
PS Updates: Navigeren
PS Updates: Zoeken & filteren
 
In lijn met de vernieuwde website wordt ook deze nieuwsbrief in een nieuw jasje gestoken. Vanaf 6 april ontvangt u de nieuwsbrief nieuwe stijl. Dit is dus de laatste nieuwsbrief in dit format.


Nieuws
De afgelopen week verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website.


Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de sinds de vorige nieuwsbrief verschenen uitspraken, welke zijn opgenomen onder aan deze nieuwsbrief. Wij lichten de volgende uitspraken hier voor u uit.

Schadevergoeding voor slachtoffers en nabestaanden na aanslag Utrechtse tramschutter.
Strafrecht. Aanslag Utrechtse tramschutter. De schutter is veroordeeld tot levenslang. De slachtoffers en nabestaanden voegen zich als benadeelde partij in het strafproces en vorderen onder andere vergoeding van immateriële schade, affectieschade en shockschade. De rechtbank (PS 2020-0214) overweegt ten aanzien van het smartengeld dat deze wordt vastgesteld naar billijkheid zodat rekening kan worden gehouden met de omstandigheden van het geval. Daarnaast oordeelt de rechtbank dat elk van de benadeelde partijen die affectieschade heeft gevorderd tot de kring van gerechtigden behoort en wijst de gevorderde bedragen toe. Ten aanzien van de shockschade onderkent de rechtbank dat – als het gaat om de beoordeling van vorderingen die zijn gegrond op feiten begaan voor 1 januari 2019, de datum van inwerkingtreding van de Wet affectieschade – in de feitenrechtspraak in een beperkt aantal gevallen, met name bij ernstige incidenten, het confrontatievereiste ruimer is uitgelegd dan de Hoge Raad beoogde. De rechtbank ziet echter geen mogelijkheden de strikte eisen die de Hoge Raad heeft gesteld aan het confrontatievereiste in deze zaak af te zwakken. Voorts kent de rechtbank betekenis toe aan het volgende. Het wezen van shockschade is, dat het schade betreft, waarvan de gerechtigde vergoeding kan vorderen wanneer aan een ander dan degene die de vordering instelt – het slachtoffer – iets ernstigs is overkomen. De relatie tussen degene die de vordering instelt en het slachtoffer is daarmee van groot gewicht. Indien een persoon zichzelf bedreigd acht omdat willekeurige anderen iets wordt aangedaan, een situatie die zich in deze zaak bij herhaling heeft voorgedaan, dan zal dit primair leiden tot een smartengeldaanspraak vanwege bedreiging van de vorderingsgerechtigde zélf. De rechtbank zal bij de individuele vorderingen, als een nauwe, affectieve relatie tussen de vorderingsgerechtigde en het slachtoffer onvoldoende duidelijk is, de vordering ter zake van shockschade niet-ontvankelijk verklaren, omdat wat is gesteld omtrent de causaliteit tussen het handelen van verdachte en de geleden schade in die gevallen nadere onderbouwing behoeft, die evenwel is uitgebleven.

Provincie aansprakelijk voor val fietser?
Toedracht ongeval, schending veiligheidsnorm en bewijslastverdeling. Appellant stelt dat hij, toen hij moest uitwijken voor voetgangers, met zijn fiets in aanraking is gekomen met een van de door de Provincie daar geplaatste RWS-banden (stoepbanden), waardoor hij ten val kwam. Als gevolg van de val liep hij diverse verwondingen en breuken op. Appellant houdt de Provincie als wegbeheerder aansprakelijk, zowel op grond van artikel 6:174 BW als op grond van artikel 6:162 BW (gevaarzetting). De Provincie meent dat de val van appellant niet is veroorzaakt door de inrichting van de weg, maar doordat hij een van de voetgangers aanreed. Het hof (PS 2020-0200) is van oordeel dat de Provincie door het plaatsen van de RWS-banden de CROW-richtlijnen (veiligheidsrichtlijn voor infrastructuur), en daarmee een veiligheidsnorm, heeft geschonden. Hierdoor komt de omkeringsregel (van de bewijslast) in beeld. Voor toepassing van de omkeringsregel moet wel vaststaan dat het gevaar waarvoor de geschonden veiligheidsnorm beoogt te beschermen, zich heeft verwezenlijkt. Appellant moet aannemelijk te maken dat hij de RWS-banden heeft geraakt.

Werknemer valt door gipsplafond.
Arbeidsrecht. Deelgeschil. Verzoeker is tijdens zijn werkzaamheden door een gipsplafond circa drie meter naar beneden gevallen. Verzoeker verzoekt om te beslissen dat zijn werkgeefster aansprakelijk is voor zijn geleden schade. De werkgeefster stelt aan haar zorgplicht te hebben voldaan, doordat zij vlak voor het ongeval deugdelijke, op het valgevaar toegesneden, instructies heeft gegeven. Zij stelt dat verzoeker van de instructie heeft afgeweken. Verzoeker betwist deze stellingen. Hij zou geen instructie hebben ontvangen en meerdere medewerkers zouden zich op het gipsplafond hebben begeven zonder dat er werd ingegrepen. De rechtbank (PS 2020-0205) oordeelt dat verzoeker de stellingen van werkgeefster voldoende gemotiveerd heeft betwist. Werkgeefster dient haar stelling te bewijzen. Een bewijsopdracht staat volgens de rechtbank in dit geval niet in de weg aan de ratio van een deelgeschilprocedure, omdat het een overzichtelijke bewijskwestie betreft.
Met dank aan Letselschademagazine voor het publiceren van deze uitspraak.


Literatuur
Sinds het verschijnen van de vorige nieuwsbrief zijn verschillende signaleringen onder literatuur geplaatst. Zie ook het overzicht onderaan deze nieuwsbrief.


Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de personenschadepraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.


Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ps.updates@law.eur.nl.


Met vriendelijke groet,

Siewert Lindenbergh, Femke Ruitenbeek-Bart, Janou Kempkes, Moana Mellaard & Barbara Rozema

PS Updates



Literatuur
Sinds het verschijnen van de vorige nieuwsbrief zijn de volgende signaleringen onder literatuur geplaatst.

P.W.J. Verbruggen & B.J. van Leeuwen, ‘Het PIP-schandaal tien jaar verder: Een analyse van de geboekte resultaten en nog onbeantwoorde vragen’, Tijdschrift voor Consumentenrecht en handelspraktijken 2020/1. [Rechtsorde*]
In 2010 kwam aan het licht dat de Franse producent van siliconen borstimplantaten Poly Implant Prothese (PIP) jarenlang op grote schaal fraude had gepleegd met de samenstelling van materiaal gebruikt voor de productie van zijn borstimplantaten. Tien jaar na het PIP-schandaal analyseren Verbruggen en Van Leeuwen in deze bijdrage welke veranderingen dit schandaal heeft bewerkstelligd in de Europese regulering van medische hulpmiddelen. Zij bezien de resultaten van de civielrechtelijke procedures die werden gevoerd tegen de diverse actoren die betrokken waren bij de productie, distributie en plaatsing van PIP-implantaten.

N.M. Brouwer, M.J. Hulshof, M. Jansen & E.L. Traag, ‘Kroniek privacyrecht: anderhalf jaar AVG in vogelvlucht’, Privacy & Informatie 2020/1. [Rechtsorde*]
In deze kroniek privacyrecht zetten Brouwer, Hulshof, Jansen en Traag de ontwikkelingen in wetgeving, rechtspraak, opinies en beleidsstukken op een rij. De kroniek begint met het wetgevend kader en vervolgens wordt ingegaan op de materiële toepassing van de AVG en de gevolgen daarvan, de rol van de verwerkingsverantwoordelijke en de verwerker en bespreken de auteurs de jurisprudentie met betrekking tot de grondslagen voor gegevensverwerking. Ook komen onderwerpen als beveiliging en datalekken en schadevergoeding en boetes aan bod.

E.R. de Jong, ‘Rechterlijke risicoregulering: over de veranderende publieke rol van de civiele rechter bij gezondheids- en milieurisico’s’, Rechtsgeleerd Magazijn Themis 2020/1. [Rechtsorde*]
In dit artikel beoogt De Jong het belang van het concept rechterlijke risicoregulering aan te tonen. Door de auteur wordt een nadere omschrijving gegeven van het concept rechterlijke risicoregulering en worden de verschillende verschijningsvormen van rechterlijke risicoregulering in het aansprakelijkheidsrecht behandeld. Ook worden de verschillende manieren hoe de rechter macro-argumenten kan beoordelen, besproken. Daarbij komt ook de vraag aan de orde hoe de rechter om kan gaan met macro-argumenten die omgeven zijn met kennisgebreken.

A. Verheij, ‘EBI-arrest: een nieuwe koers? Hoge Raad zet in EBI-arrest nieuwe koers in met betrekking tot vergoeding van immateriële schade buiten fysiek en geestelijk letsel – maar waarom?’, Nederlands Juristenblad 2020/763. [Rechtsorde*] [Legal Intelligence*]
In deze bijdrage bespreekt Verheij het EBI-arrest.
Het EBI-arrest is belangrijk omdat de Hoge Raad daarin tot een synthese komt van al zijn tot dusverre gewezen arresten waarin hij smartengeld toekende los van fysiek of geestelijk letsel. Dat er wat betreft vergoeding van immateriële schade ergens een drempel wordt gelegd is begrijpelijk en noodzakelijk. Deze uitspraak van de Hoge Raad is echter onwenselijk. De daaruit volgende EBI-formule is niet zozeer qua inhoud problematisch, maar vooral vanwege het exclusieve karakter daarvan. Zij zou prima functioneren als ventiel, dus naast lichamelijk of geestelijk letsel en de schending van een (geschreven of ongeschreven) fundamenteel recht. Doordat de EBI-formule echter een veel bredere strekking heeft, namelijk geldt voor alle gevallen los van lichamelijk of geestelijk letsel, ontstaat onduidelijkheid en wordt te veel ruim baan gegeven aan menselijke (en dus ook rechterlijke) onderbuikgevoelens, hetgeen onwenselijke gevolgen heeft voor de voorspelbaarheid en rechtsgelijkheid. Bovendien lijkt de EBI-formule een hogere drempel voor vergoeding van immateriële schade op te werpen dan tot nu toe uit de rechtspraak leek te volgen en dan in het bestuursrecht de norm is.

I. Felix & A. Schild, ‘De vergoeding van immateriële schade in het strafproces’, Nederlands Juristenblad 2020/762. [Rechtsorde*] [Legal Intelligence*]
Strafrechters voelen de maatschappelijke druk om slachtoffers van strafbare feiten enigszins te compenseren voor geleden immateriële schade. De wettelijke mogelijkheden daartoe zijn evenwel nog niet altijd even helder. In dit artikel wordt stilgestaan bij de knelpunten en nagedacht over mogelijke oplossingen.

E.W. Bosch, ‘Voordeeltoerekening van AOV-uitkeringen in letselzaken’, Verkeersrecht 2020/43. [Rechtsorde*] [Legal Intelligence*]
In deze bijdrage bespreekt Bosch de voordeeltoerekening van uitkeringen in het kader van arbeidsongeschiktheidsverzekeringen. Hij gaat in op de totstandkoming van artikel 6:110 BW, bespreekt de relevante jurisprudentie en geeft zijn mening over de voordeeltoerekening van AOV-uitkeringen.

N.E. Vellinga, ‘Juridische aspecten van het gebruik van autonome auto’s’, Verkeersrecht 2020/42. [Rechtsorde*] [Legal Intelligence*]
Van de komst van autonome voertuigen worden veel voordelen verwacht. Zo zou een autonoom voertuig veel veiliger rijden dan de mens. Bovendien zouden autonome voertuigen, omdat ze dichter op elkaar kunnen rijden, minder brandstof verbruiken dan conventionele auto’s. De ontwikkeling van autonome voertuigen doet juridische vragen rijzen. In het proefschrift van Vellinga ( ‘Legal Aspects of Automated Driving. On Drivers, Producers, and Public Authorities’) wordt een aantal van deze vragen besproken.

G.M. Veldt, ‘De betekenis van Europese productnormen voor privaatrechtelijke normstelling’, Rechtsgeleerd Magazijn Themis 2020/1. [Rechtsorde*]
Allereerst bespreekt Veldt wat Europese productnormen zijn, welke soorten er zijn en hoe zij in Europese wetgeving zijn ingebed. Vervolgens wordt ingegaan op het theoretische uitgangspunt dat de verhouding tussen geschreven normen en privaatrechtelijke normstelling binnen open normen als de betamelijkheid en de gebrekkigheid op hoofdlijnen weergeeft. In deze bijdrage ligt de nadruk op de meest controversiële categorie productnormen, die momenteel in het academisch debat en de jurisprudentie bijzondere aandacht krijgen, de geharmoniseerde normen.

J.E. van Oers, ‘Positie van het slachtoffer in de praktijk van ongeschikte medische hulpzaken’, Letsel & Schade 2020/1. [Letsel & Schade*]
Op het gebied van medische hulpmiddelen is erg veel mogelijk, maar het gebruik ervan pakt regelmatig anders uit dan verwacht, met verregaande gevolgen voor het dagelijks leven van de patiënt. Vanwege actuele discussies over deze hulpmiddelen en ontwikkelingen in de rechtspraak schetst June van Oers, die als advocaat slachtoffers bijstaat, de praktische gevolgen evenals het juridisch speelveld. Wat gebeurt er wanneer blijkt dat een hulpmiddel ongeschikt was? En welke discussie ontvouwt zich wanneer de patiënt schadevergoeding vraagt?

L.T. Visscher, ‘Rechtseconomische visie op regulering en aansprakelijkheid’, Letsel & Schade 2020/1. [Letsel & Schade*]
Niet alleen aansprakelijkheid, ook regulering kan mensen prikkelen tot wenselijk gedrag. Wat is de beste manier om de schade van ongeschikte medische hulpzaken te beperken? Rechtseconoom Louis Visscher vergelijkt regulering en civiele aansprakelijkheid en zet de voor- en nadelen van beide op een rij. Hij concludeert dat het primaat bij regulering moet liggen, maar dat aansprakelijkheid een belangrijke aanvullende rol kan vervullen. Daarbij is risicoaansprakelijkheid voor ongeschikte medische hulpzaken te verkiezen boven schuldaansprakelijkheid.

A.J. Buijs & C.E. van der Heijden, ‘Hulpmiddelenregistraties bieden nieuwe mogelijkheden voor bewijsvergaring over falende medische hulpmiddelen’, Letsel & Schade 2020/1. [Letsel & Schade*]
In hoeverre kunnen advocaten van benadeelde patiënten uit hulpmiddelenregisters informatie halen om aan te tonen dat er sprake is van een falende medische hulpzaak? Jasmin Buijs en Cécile van der Heijden bekijken de nieuwe medische hulpmiddelenwetgeving, per 26 mei a.s., en het toezicht op medische hulpmiddelen. Zij analyseren de nieuwe Europese databank EUDAMED, die in 2022 volledig operationeel wordt, evenals bestaande databanken. Steeds beschrijven de auteurs hoe daaruit data te verkrijgen zijn, waarbij persoonsgegevensbescherming, exhibitieplicht, Wob-verzoeken en Eurowob de revue passeren. Buijs en Van der Heijden concluderen dat de nieuwe medische hulpmiddelenwetgeving de bewijsrechtelijke positie van de benadeelde in letselschadezaken kan versterken, al moet de rechtspraktijk uitwijzen of die mogelijkheid wordt gerealiseerd.

E. Wies, ‘Zoek de verschillen! Werkgeversaansprakelijkheid na normalisering rechtspositie ambtenaren’, Letsel & Schade 2020/1. [Letsel & Schade*]
Toen op 1 januari jl. de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren in werking trad, is op het overgrote deel van de ambtenaren het civiele arbeidsrecht van toepassing geworden, al zijn onder andere politieambtenaren en militairen uitgezonderd. Erika Wies bekijkt de gevolgen van de normalisering voor werkgeversaansprakelijkheid. Ze concludeert dat er op het gebied van werkgeversaansprakelijkheid ook vóór de normalisering al veel gelijkheid bestond, en dat de ambtenaar ook na 1-1-2020 nog een streepje voor heeft, bij de vergoeding van (fysieke) schade geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden.

* Let op: toegang tot de volledige tekst van deze publicatie bestaat alleen bij een abonnement op het tijdschrift in (één van) deze databank(en).

Hoge Raad

Hof

Rechtbank

Centrale Raad van Beroep

Uitspraken zonder ECLI