Naar boven ↑

Update

Nummer 2, 2020
Uitspraken van 07-01-2020 tot 13-01-2020
Redactie: Mr. H. Vorsselman, mr. drs. I. van der Zalm, mr. Y. Bosschaart en J. Stulp.

Geachte heer/mevrouw,


Bijgaand treft u een nieuwe PS Update aan. Klik hier om de pdf vanaf de website te downloaden.


Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de sinds de vorige nieuwsbrief verschenen uitspraken, welke zijn opgenomen onder aan deze nieuwsbrief. Wij lichten de volgende uitspraken hier voor u uit.

De Staat is voor twintig procent aansprakelijk voor een deel van de onvergoed gebleven schade die nabestaanden en slachtoffers van de vliegramp in Faro hebben geleden.
Na de vliegramp in Faro is onderzoek gedaan naar de toedracht van het ongeval. Eisers verwijten de toenmalige Raad voor de Luchtvaart dat deze ten onrechte de conclusie heeft getrokken dat de primaire oorzaak van het ongeval in de weersomstandigheden lag, en niet in menselijke fouten. Daardoor zouden zij in hun onderhandelingen met Martinair over schadevergoeding zijn benadeeld. De rechtbank (PS 2020-0037) vindt dat de Raad onzorgvuldig en onrechtmatig heeft gehandeld. Eisers is hierdoor de kans op een beter onderhandelingsresultaat met Martinair ontnomen. De rechtbank stelt deze kans vast op twintig procent. De Staat moet alsnog twintig procent van de schade vergoeden die eisers nog niet van Martinair hebben gekregen.

Eigen schuld aan de omvang van schade.
Deelgeschil. Verkeersongeval. Er heeft een aanrijding plaatsgevonden tussen een motorfiets en een auto. Tussen partijen is in geschil wat de toedracht van het ongeval is geweest. De motorrijder stelt dat hij stilstond toen hij werd aangereden door de auto, die volgens hem harder dan de toegestane maximumsnelheid reed. WAM-verzekeraar VGA betwist deze toedracht. De rechtbank (PS 2020-0043) acht bewezen dat de autobestuurder onrechtmatig heeft gehandeld jegens de motorrijder, de aansprakelijkheid van VGA is daarmee gegeven. De motorrijder droeg geen helm. Volgens de rechtbank is in dit geval gebleken dat het ongeval volledig en alleen door de verzekerde van VGA is veroorzaakt en dat enkel de ernst of omvang van de schadelijke gevolgen daarvan door de motorrijder zelf kan zijn vergroot door het niet dragen van een helm. Dit leidt ertoe dat de initile schade, die ook zonder de fout van de autobestuurder zou zijn geleden, voor volledige vergoeding in aanmerking komt. Verzoeker heeft geen eigen schuld aan het ontstaan van de schade, maar (mogelijk) slechts aan de omvang daarvan. De (mogelijke) eigen schuld aan de omvang van de schade verdient geen doorwerking op de aanspraak op vergoeding van de buitengerechtelijke kosten.

Klachtplicht na een arbeidsongeval.
Deelgeschil. Arbeidsongeval waardoor verzoeker knieletsel heeft opgelopen. De werknemer verzoekt een verklaring voor recht dat werkgever Go People aansprakelijk is voor de schade. Als primair verweer voert werkgever aan dat werknemer de op hem rustende klachtplicht heeft geschonden en dat om die reden de aansprakelijkheid moet worden afgewezen. De kantonrechter (PS 2020-0045) oordeelt dat wel tijdig is geklaagd. Na het ongeval kreeg werknemer voor een aantal dagen geen gehoor. Daarna is werknemer van het kastje naar de muur gestuurd. Dat Go People pas n de ontvangst van de tweede aansprakelijkstelling aanleiding zag om een onderzoek te starten, kan niet aan verzoeker worden tegengeworpen. Go People heeft niet voldaan aan haar zorgplicht. Verklaring voor recht toegewezen.

Prejudicile vragen aan de Hoge Raad over het b-criterium inzake schadevergoeding na vrijspraak.
Op grond van de constante jurisprudentie van de Hoge Raad zijn er, naast de mogelijkheden die artikel 89 en 591a Sv bieden, twee gronden die de Staat kunnen verplichten tot het vergoeden van schade in verband met strafrechtelijk optreden van politie en justitie op de voet van onrechtmatige overheidsdaad. Er wordt onderscheid gemaakt tussen het a-criterium en het b-criterium. Er bestaat onzekerheid over het b-criterium. Het hof (PS 2020-0047) legt daarom de volgende vragen aan de Hoge Raad voor:
(1) Is het b-criterium in strijd met de onschuldpresumptie van artikel 6 lid 2 EVRM, althans is dit het geval indien (dit criterium zo moet worden uitgelegd dat) van de onschuld van de verdachte niet reeds is gebleken indien de verdachte is vrijgesproken wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs?
(2) Indien het antwoord op vraag 1 geheel of gedeeltelijk bevestigend luidt, naar welke maatstaf of maatstaven moet dan worden beslist of, en in hoeverre, een verdachte die bij onherroepelijke uitspraak van de strafrechter is vrijgesproken wegens het ontbreken van wettig of overtuigend bewijs, aanspraak jegens de Staat kan maken op schadevergoeding?

Productaansprakelijkheid voor MoM-prothese.
Een patint houdt Zimmer als producent aansprakelijk voor een gebrek in de MoM-heupprothese, in het bijzonder door de wrijving van de (metalen) kop in de (metalen) kom; in het bloed van patint zijn verhoogde kobalt- en chroomwaarden aangetroffen. De producent van de MoM-prothese heeft de vier onderdelen hiervan op verschillende tijdstippen in het verkeer gebracht, waardoor de vervaltermijn in de zin van artikel 6:191 lid 2 BW van de vier onderdelen op verschillende tijdstippen voltooid zijn. De vervaltermijn van de kop zou voltooid zijn en die van de kom niet. Omdat de gestelde gebrekkigheid veroorzaakt wordt door de werking van de kop en de kom tezamen kiest het hof (PS 2020-0053) voor n vervaltermijn en wel voor de laatste datum van het in het verkeer brengen van de kom. Zimmer kan aansprakelijk worden gehouden.


Literatuur
Sinds het verschijnen van de vorige nieuwsbrief zijn verschillende signaleringen onder literatuur geplaatst. Zie ook het overzicht onderaan deze nieuwsbrief.


Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de personenschadepraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.


Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ps.updates@law.eur.nl.


Met vriendelijke groet,

Siewert Lindenbergh, Ilona van der Zalm, Janou Kempkes Moana Mellaard
PS Updates



Literatuur
Sinds het verschijnen van de vorige nieuwsbrief zijn de volgende signaleringen onder literatuur geplaatst.

E.F.D. Engelhard, Immaterile schade als gevolg van data-inbreuken: het ondergeschoven kindje van de AVG, Nederlands Tijdschrift voor Burgerlijk Recht 2019/30, afl. 9. [Rechtsorde*] [LegalIntelligence*]
Bij schending van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) geeft art. 82 AVG de benadeelde recht op schadevergoeding van de materile en immaterile schade. Hiermee biedt de AVG een zekere waarborg om de toegenomen vrijheid van gegevensuitwisseling en -opslag die het internet biedt, te beschermen. Maar wat in dit verband onder immaterile schade wordt verstaan, is verre van duidelijk en veelal is de schade bij AVG-schendingen van geringe omvang. De kernoverwegingen van het EBI-arrest van 15 maart 2019 bieden, indien doorgetrokken naar het onderhavige terrein van data-inbreuken, op een drietal punten verbetering, maar kennen ook serieuze beperkingen voor de positie van de benadeelde.

S. De Rey, Schadevergoeding anders dan in geld: cash is not always king, Nederlands Tijdschrift voor Burgerlijk Recht 2019/31, afl. 9. [Rechtsorde*][LegalIntelligence*]
Naast schadevergoeding in geld, is ook schadevergoeding in natura een wettige vorm van schadeloosstelling (art. 6:103 BW). Toch blijft schadevergoeding in natura tot op zekere hoogte onbemind. Op basis van een rechtsvergelijkende analyse, legt deze bijdrage potentile toepassingsgevallen bloot die tot dusver geen aanleiding geven tot rechtspraak. Schadevergoeding in natura biedt immers een juridisch aanknopingspunt voor een minder rigide en een meer creatieve wijze van schadevergoeding, die soms meer op de aard van de schade en/of de behoeften van (een van de) partijen is afgestemd.

J. Dierx, Schadeherstelrecht: de tijd is er rijp voor, Verkeersrecht ANWB 2019/200, afl. 15. [Rechtsorde*][LegalIntelligence*]
In dit artikel wordt betoogd dat toepassing van herstelrecht en mediation in de Nederlandse letsel- en overlijdensschadepraktijk wordt onderbenut. Restorative Justice (herstelrecht) is een theorie over recht-doen door het herstellen van schade, veroorzaakt door strafbaar gesteld of onrechtmatig gedrag. Dit wordt het best bereikt door vormen van samenwerking tussen alle belanghebbenden (deze omschrijving is afkomstig van de website restorativejustice.org). Mediation in strafzaken is een vorm van toepassing van herstelrecht.

W.H. Vellinga, annotatie bij Hoge Raad 15 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:1465 [I.c. geen immaterile schade door woninginbraak], Nederlandse Jurisprudentie 2019/468, afl. 51/52. [Rechtsorde*] [LegalIntelligence*]
Volgens de auteur laten HR 28 mei 2019, NJ 2019/279, en het onderhavige arrest zien dat vorderingen van benadeelde partijen de strafrechter nogal eens voor complexe vragen stellen waarvan de beantwoording specifieke civiel(proces)rechtelijke deskundigheid vergt. In die gevallen zal hij de behandeling van een dergelijke vordering ervaren als een onevenredige belasting van het strafgeding. Tot niet-ontvankelijkheid van de vordering zal hij niet spoedig besluiten omdat hij weet dat de benadeelde partij dan is aangewezen op het entameren van een procedure voor de civiele rechter.

A.J.J.G. Schijns, De vordering van de benadeelde partij in het strafproces: de Hoge Raad geeft college, Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade 2019/4, p. 111-119. [Rechtsorde*] [LegalIntelligence*]
Het door de verdachte ingestelde cassatieberoep bevatte slechts n middel, dat erover klaagt dat het hof ten onrechte de afwijzing van het namens verdachte gevoerde verweer ter zake de hoogte van de vordering benadeelde partij dan wel de schadevergoedingsmaatregel niet van een nadere motivering heeft voorzien. De Hoge Raad heeft dit cassatiemiddel aangegrepen om college te geven over tal van aandachtspunten die bij de beoordeling van de vordering van de benadeelde partij een rol kunnen spelen.

W. Buelens, De (Belgische) Wet Medische Ongevallen en het medisch ongeval zonder aansprakelijkheid, Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade 2019/4, p. 120-135. [Rechtsorde*][LegalIntelligence*]
Dit artikel bespreekt de Belgische Wet Medische Ongevallen en heeft als opzet om de lezer de krachtlijnen te geven met betrekking tot de manier waarop het begrip medisch ongeval zonder aansprakelijkheid (MOZA) kan worden ingevuld. De auteur merkt op dit begrip voor vele interpretaties vatbaar is, en (nog) tot veel discussie aanleiding kan (zal) geven. Uit de jaarverslagen van het FMO blijkt dat het Fonds in de jaren 2014-2018 slechts vijftig MOZAs heeft vastgesteld die ernstig genoeg waren om vergoed te worden. Dit staat in schril contrast met de tachtig vergoedbare MOZAs per jaar waarvan werd uitgegaan bij de voorbereiding van de B-WMO, en dus ook de begroting van de jaarlijkse uitgaven. In dat opzicht is het door de wetgever vooropgestelde evenwicht tussen het aantal vergoedbare MOZAs en het beschikbare budget dus nog lang niet bereikt, en wordt de potentile meerwaarde ten opzichte van de gemeenrechtelijke vergoedingsvoorwaarden nog niet ten volle benut.

R.D. Leen, De BGK-vordering in een deelgeschilprocedure, Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade 2019/4, p. 136-142. [Rechtsorde*] [LegalIntelligence*]
Het voorleggen van een BGK-geschil kan in een deelgeschilprocedure. Rechters gaan wisselend om met de toepassing van de formele vereisten. Een harde grens wordt getrokken indien sprake is van misbruik van procesrecht. Een rechter zal echter niet snel tot dit oordeel komen. Indien de BGK-vordering aan de formele vereisten voldoet, is het aan de rechter om te beoordelen of de BGK inhoudelijk aan de dubbele redelijkheidstoets voldoen. Het feit dat sprake is van een BGK-geschil kan op de dubbele redelijkheidstoets van invloed zijn; een reductie van het aantal uren en/of van het uurtarief kan plaatsvinden indien sprake is van eenvoudige juridische werkzaamheden. Dit zal volgens de auteur vaak het geval zijn bij werkzaamheden die zien op het innen van de BGK.

I. Haazen, Relativiteit en causaliteit naar aanleiding van het schietincident Alphen aan den Rijn, Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade 2019/4, p. 143-149. [Rechtsorde*][LegalIntelligence*]
Praktisch gezien is de relativiteit geen veelbeproefd instrument om aansprakelijkheid in te perken. Dit ligt anders bij overheidsaansprakelijkheid. Om een stortvloed aan claims te voorkomen waarbij de overheid als een universeel vangnet dient om geleden schade te vergoeden, blijkt de relativiteit meermalen succesvol te zijn ingezet. In de procedures ten gevolge van het schietincident in Alphen aan den Rijn is de relativiteit driemaal onderwerp van het juridisch debat geweest. In eerste aanleg leek de relativiteit wederom een succesvol instrument ter inperking van overheidsaansprakelijkheid. De rechter in appel alsmede de Hoge Raad heeft na een zorgvuldig onderzoek naar doel en strekking evenwel geoordeeld dat de overtreden norm ook strekt ter bescherming van de individuele vermogensbelangen van burgers.

F.M. Ruitenbeek-Bart, Column Per ongeluk verbonden, Tijdschrift voor Herstelrecht 2019/3, p. 3-7. [Rechtsorde*][LegalIntelligence*]
In deze column bekijkt de auteur de twee rechtspraktijken van verkeersaansprakelijkheid (het verkeersstrafrecht en de civiele letselschadepraktijk) door de bril van restorative justice (herstelrecht). Het strafrecht is traditioneel ingericht als een proces tussen de verdachte en het OM. Weliswaar heeft het slachtoffer zich een steeds betere positie weten te verwerven in het strafproces. Maar de praktijk is weerbarstig; in de kern blijft het strafproces vooral een proces tussen (vermeende) dader en OM. Op dit punt biedt restorative justice een waardevolle aanvulling op het klassieke strafrecht, omdat dit nadrukkelijk inzet op actieve betrokkenheid en verantwoordelijkheid van alle stakeholders gezamenlijk: slachtoffer, dader n gemeenschap. Kijken we naar de civiele letselschadepraktijk, dan is te zien dat ook daar het conflict losgezongen raakt van de ongevalsbetrokkenen, o.a. omdat de civielrechtelijke afwikkeling wordt overgeheveld naar de aansprakelijkheidsverzekeraar van de ongevalsveroorzaker. De auteur bepleit daarom in haar column dat het vonkje van restorative justice ook overslaat naar de civiele letselschadepraktijk, opdat zij die door een verkeersongeval per ongeluk verbonden raakten beter in staat worden gesteld om samen te zoeken naar passende vormen van verantwoording en herstel.

I. Aertsen, J. Claessen M. Wouters, De aanpak van verkeersongevallen De zoektocht naar een middenweg tussen straf- en herstelrecht, Tijdschrift voor Herstelrecht 2019/3, p. 8-11. [Rechtsorde*][LegalIntelligence*]
De banalisering van slachtofferschap bij verkeersongevallen is, althans in de meeste westerse landen, min of meer verleden tijd. Westerse landen hebben op dit vlak gedurende de laatste decennia een enorme ontwikkeling doorgemaakt. Daarbij hebben slachtoffers zelf een vooraanstaande emancipatorische rol gespeeld: lotgenotenverenigingen hebben niet zelden het voortouw genomen in de maatschappelijke sensibilisatie en het uitlokken van nieuwe wetgeving en nieuw beleid. De maatschappelijke en politieke aandacht voor de verkeersveiligheid is de laatste jaren nog sterk uitvergroot door dramatische mediaverslaggeving, vooral naar aanleiding van dodelijke verkeersongevallen waarbij kinderen of andere kwetsbare weggebruikers betrokken zijn (Aertsen Hutsebaut, 2010; Claessen, 2017). Terwijl we met zn allen overtuigd zijn van het belang van de verkeersveiligheid en de vaak nog te geringe inspanningen op dit vlak, moeten we toch ook vaststellen dat het een domein betreft waar gebleken is dat slachtofferschap in de samenleving in grote mate kan worden teruggedrongen.

J. Claessen, Sanctionering van verkeersongevallen Op het kruispunt van taakstraffen, verkeersdelicten en herstelrecht, Tijdschrift voor Herstelrecht 2019/3, p. 12-29. [Rechtsorde*] [LegalIntelligence*]
De auteur is zich ervan bewust dat zijn ideaalbeeld indruist tegen de punitieve hoofdstroom, zoals deze onder meer tot uitdrukking komt in het wetsvoorstel Aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten. De vraag is echter of strenger straffen alleen de oplossing gaat kunnen zijn voor het gesignaleerde onbehagen bij de aanpak van verkeersdelicten. Het bieden van de mogelijkheid tot (kanalisatie van emoties in het kader van) bemiddeling en mediation aan slachtoffers/nabestaanden, het geven van gedegen voorlichting over de preventieve werking van sancties aan de burger en het opleggen van herstelgerichte taakstraffen en detentie aan daders lijken in dit verband minstens zo belangrijk.

J. Niekamp, Herstelgerichte taakstraffen Een verkeerscasus uit de reclasseringspraktijk, Tijdschrift voor Herstelrecht 2019/3, p. 30-33. [Rechtsorde*][LegalIntelligence*]
Gedurende de afgelopen jaren heeft het slachtoffer in het strafproces een prominentere plek gekregen, zo ook in het denken en werken van de drie Nederlandse reclasseringsorganisaties. Zij werken slachtofferbewust door het belang van slachtoffers mee te wegen. Zij maken clinten bewust van de gevolgen van hun daden voor het slachtoffer, spreken hen aan op hun verantwoordelijkheid voor hun daden en onderzoeken de mogelijkheden voor herstel: herstelgericht werken. Daar waar verdachten/daders aangeven contact te willen met het slachtoffer faciliteren zij dat door zaken door te verwijzen naar Perspectief Herstelbemiddeling.

M. Panis, Mediation in verkeersstrafzaken, Tijdschrift voor Herstelrecht 2019/3, p. 34-40. [Rechtsorde*][LegalIntelligence*]
Als men kijkt naar het aantal verkeersstrafzaken in vergelijking met het totaal aantal verwijzingen naar mediation in strafzaken, lijkt het alsof verwijzers huiverig zijn om in zware verkeersstrafzaken mediation ter sprake te brengen. De overweging vooraf lijkt: dze zaak is t erg, t zwaar (lees: voor de nabestaanden of slachtoffers) f de maatschappelijke impact is te groot. Toch loont het om in zaken waarin de verwijzer denkt dat mediation zinvol zou kunnen zijn, vaker, mits zorgvuldig voorbereid en ter sprake gebracht, de vraag te stellen en een mediationaanbod te doen. Ook als het mediationaanbod niet wordt aangenomen, kan het enkel stellen van de vraag met de mogelijkheid om daar nee op te zeg? gen bijdragen aan herstel. Goed genformeerd en na bedenktijd een mediationaanbod afwijzen omdat jij dat niet wil, geeft regie terug. Ook dat kan bijdragen aan verwerking en herstel.

I. Marit, Op weg naar herstel: herstelrecht voor slachtoffers van verkeersmisdrijven, Tijdschrift voor Herstelrecht 2019/3, p. 41-48. [Rechtsorde*][LegalIntelligence*]
Slachtoffers en nabestaanden van verkeersmisdrijven, zoals ernstige verkeersongevallen, komen vaak niet in aanraking met herstelrechtelijke initiatieven. Nochtans verplicht de Slachtofferrichtlijn EU/2012/29 de lidstaten om ook slachtoffers van verkeersmisdrijven te informeren over hun rechten, en met name over de mogelijkheid van herstelrechtelijke initiatieven. Dit EU-project leerde ons dat er vooral op beleidsniveau nog veel werk op de plank ligt. Het zou een evidentie moeten zijn dat de vele duizenden slachtoffers die jaarlijks op de Europese wegen gemaakt worden, gemakkelijk de weg vinden naar de juiste informatie en ondersteuning n zo ook de weg naar herstel. Een doorgedreven samenwerking tussen alle betrokken sectoren op het hoogste niveau is daarvoor van cruciaal belang.

M. Wouters, Dat hij mij niets verwijt. Dat was heel belangrijk voor me. Herstelbemiddeling na een verkeersongeval, Tijdschrift voor Herstelrecht 2019/3, p. 49-57. [Rechtsorde*][LegalIntelligence*]
In dit artikel vertellen deelnemers aan herstelbemiddeling over hun ervaringen. Over waarom zij het contact zochten en wat het hun bracht. De n zocht het contact al in een redelijk vroeg stadium, de ander op een later moment. Ook presenteren we een aantal cijfers om een beeld te schetsen van de bemiddelingspraktijk. Wat vertellen deze cijfers?

I. Aertsen M. Wouters, De impact van een verkeersongeval In gesprek met de auteurs Fleur van der Bij en Sabine Cocquyt, Tijdschrift voor Herstelrecht 2019/3, p. 58-67. [Rechtsorde*][LegalIntelligence*]
In het voorjaar verschenen twee indringende boeken over de impact van een verkeersongeval en hoe om te gaan met de ingrijpende gevolgen daarvan. Beide boeken werden geschreven door vrouwen vanuit een zeer persoonlijke betrokkenheid bij deze problematiek. Het eerste boek is dat van de Nederlandse Fleur van der Bij (Van der Bij, 2019). Het tweede boek is van de hand van de Vlaamse auteur Sabine Cocquyt (Cocquyt, 2019). Een gesprek over hun persoonlijke zoektocht, de ongewilde verbondenheid met de veroorzaker, strenger of passend straffen en de (on)mogelijkheden van herstelrecht.

I. Becx, De rol van veroorzaker en verzekeraar bij excuses aan verkeersslachtoffers, Tijdschrift voor Herstelrecht 2019/3, p. 68-74. [Rechtsorde*][LegalIntelligence*]
In deze bijdrage bespreekt de auteur het rapport Excuses aan verkeersslachtoffers. Een onderzoek naar baten, effectiviteit en methode van het bevorderen door verzekeraars van het aanbieden van excuses aan verkeersslachtoffers. Het rapport doet verslag van het pilotonderzoek Excuses aan verkeersslachtoffers, dat is uitgevoerd door de Vrije Universiteit Amsterdam, in opdracht van de stichting Personenschade Instituut van Verzekeraars (PIV).

I. Marit, Concrete handvatten voor hulp aan betrokkenen bij verkeersongevallen, Tijdschrift voor Herstelrecht 2019/3, p. 75-76. [Rechtsorde*][LegalIntelligence*]
In 2017 en 2018 liep in Vlaanderen het EU-project Slachtoffers van verkeersmisdrijven. Dit project was een samenwerkingsverband tussen de partners Rondpunt vzw (coordinator), vzw Moderator en Leuvens Instituut voor Criminologie en de geassocieerde partners Europees Forum voor Herstelrecht (EFRJ), Europese federatie voor verkeersslachtoffers (FEVR) en Victim Support Europe (VSE). Dit project had als doel meer aandacht te vragen voor slachtoffers van de weg, hun specifieke noden en behoeften en de mogelijkheden om daaraan tegemoet te komen. Herstelrecht was, naast informatie, hulp en interdisciplinaire samenwerking, een van de drie pijlers van het project.

* Let op: toegang tot de volledige tekst van deze publicatie bestaat alleen bij een abonnement op het tijdschrift in (n van) deze databank(en).

Hoge Raad

Hof

Rechtbank

Antillen