Update
Geachte heer/mevrouw,
Bijgaand treft u een nieuwe PS Update aan. Klik hier om de pdf vanaf de website te downloaden.
Nieuws
Regelmatig wordt op PS Updates een aantal interessante nieuwsberichten geplaatst. Nieuw toegevoegd zijn onder andere:
• Eindvonnis in zaak asbestverontreinigd staalgrit
• Onderzoek schadevergoedingsstelsel slachtoffers van strafbare feiten
Literatuur
Hier vindt u het overzicht van de literatuur die sinds de vorige nieuwsbrief is verschenen.
N.B. Wekelijks verzorgt de redactie de literatuur-signaleringen in deze nieuwsbrief. We werken er hard aan om deze signaleringen ook in de vernieuwde databank op te nemen!
W.C.T. Weterings, ‘Procesfinanciering door derden bij collectieve schadevergoedingsclaims: op zoek naar een balans’, AV&S 2020/14. [Rechtsorde] [LegalIntelligence]
In deze bijdrage bespreekt Weterings de externe financiering van collectieve schadevergoedingsclaims. Weterings vraagt zich af of het terecht is dat dergelijke procesfinanciering in Nederland kritisch wordt benaderd.
S. Li & L.T. Visscher, ‘Product liability in the context of 3D printing – A Law and Economics Approach’, AV&S 2020/16. [Rechtsorde] [LegalIntelligence]
In deze bijdrage bespreken Li en Visscher vanuit rechtseconomische optiek of de huidige regeling van productenaansprakelijkheid wel past bij 3D printen. Juridisch is de vraag wat als ‘product’ en wie als ‘producent’ kwalificeert. Rechtseconomisch is de vraag wie ‘de meest geschikte actor’ is, die vanwege zijn invloed op de veiligheid van het product de gedragsprikkels van het aansprakelijkheidsrecht moet ontvangen of die de schade het beste kan dragen. De huidige regeling is in het ‘one stop model’, waar één actor zowel het CAD-bestand maakt als het ook uitprint, nog steeds geschikt. In het ‘separation model’, waar het productieproces gefragmenteerd is, is dit niet langer zo is. Hier kan vooral het contractenrecht een rol spelen bij het verdelen van de risico’s tussen de actoren in de keten.
J. den Hartog, ‘De gebrekkigheid van de Tijdelijke Regeling Verhaalsrechten: Hoe de zelfrijdende auto een discussie uit de oude doos nieuw leven inblaast’, AV&S 2020/17. [Rechtsorde] [LegalIntelligence]
De zelfrijdende auto roept de rechtspraktijk op om na te denken over de werking van verschillende aspecten van het aansprakelijkheidsrecht. In deze bijdrage wordt geconstateerd dat de intrede van de zelfrijdende auto, en de daarmee eventueel gepaard gaande first-party verzekering, ook een netelig vraagstuk oproept ten aanzien van de (al zo gehekelde) Tijdelijke Regeling Verhaalsrechten. Zodoende wordt, in navolging van een conclusie die Van Maanen reeds 28 jaar geleden trok, stilgestaan bij de mogelijke strijdigheid van deze regeling met de Richtlijn Productaansprakelijkheid, bezien in het licht van de doelstellingen van de Richtlijn en de intrede van de zelfrijdende auto.
S. van Can, ‘Willekeur in immateriële schadevergoeding? Over het onbegrip over de strafrechtspraktijk van de immateriële schadevordering wegens psychische schade bij het slachtoffer’, NJB 2020/1386. [Rechtsorde] [LegalIntelligence]
Wat is de visie van strafrechters op het vereiste geestelijk letsel en hoe passen zij dit toe in de praktijk? Om daar achter te komen is strafrechters gevraagd naar de wijze waarop zij een immateriële schadevordering naar aanleiding van psychische schade bij een slachtoffer van een strafbaar feit behandelen. Eerder bleek al uit jurisprudentie en informatie uit ‘het veld’ dat rechters hierover niet eenduidig oordelen. De interviews bevestigen dit. Uitbreiding van de motiveringsplicht op het punt van de vordering van de benadeelde partij zou duidelijkheid van en begrip voor het oordeel van de rechter ten goede komen en ook de kwaliteit van dat oordeel kunnen verbeteren.
H.R. Kranenborg, ‘Google en de extraterritoriale effecten van de AVG’, NJB 2020/1384. [Rechtsorde] [LegalIntelligence]
De AVG is niet een wereldwijde maar wel een belangrijke ook buiten de grenzen van de EU werkende standaard voor gegevensbescherming. De Europese regels spelen een belangrijke rol voor de mondiale ontwikkeling. Ondernemingen in niet-EU landen kunnen rechtstreeks aan de regels gebonden zijn en gegevens kunnen aan niet-EU landen alleen als aan bepaalde voorwaarden is voldaan, worden doorgegeven. In situaties waar internet en de wereldwijde vrijheid van meningsuiting in het geding zijn leidt dit tot een beperkte werking van de AVG-regels. Daarvoor is van belang het Google-arrest van het Hof van Justitie EU (ECLI:EU:C:2019:772) en het recht om vergeten te worden. Het Hof stelt zich terughoudend op als Eu-gegevensbeschermingsregels in strijd komen met regels over vrijheid van meningsuiting in derde landen. De AVG zal moeten worden aangepast om tot een geharmoniseerde aanpak te komen ten aanzien van het wereldwijde effect van een verplichting tot verwijdering van zoekresultaten.
P. Kruit & D. Vesters, ‘Privacy voor werknemers vooralsnog van louter symbolische waarde’, iTRA 2020/44. [Rechtsorde] [LegalIntelligence]
Schending van de privacyregels heeft twee jaar na inwerkingtreding van de AVG nog niet geleid tot schadevergoeding van enige substantie voor de werknemer. Nu de AVG zelf kennelijk (te) weinig basis biedt voor een substantiële (en daarmee doelmatige) schadevergoeding, loont het de moeite te onderzoeken in hoeverre het arbeidsrecht de werknemer aanvullende vergoedingsmogelijkheden biedt. Kruit & Vesters menen dat de billijke vergoeding en de Baijingsleer in ontslagzaken ruimte geven om schending van de AVG financieel te compenseren. Buiten ontslagkwesties biedt het goed werkgeverschap van art. 7:611 BW mogelijkheden.
C. Cuijpers, ‘Privacy en online proctoring’, NJB 2020/1499. [Rechtsorde] [LegalIntelligence]
In tijden waarin het onmogelijk is om een tentamen af te leggen op de universiteit moet gezocht worden naar alternatieven. Deze alternatieven moeten de privacytoets van artikel 8 EVRM echter wel kunnen doorstaan. Bij online proctoring, online surveillance, zijn er vooral vragen over de subsidiariteit: zijn er andere minder vergaande alternatieven voorhanden? Uit de analyse in deze bijdrage blijkt dat slechts een beperkt aantal tentamenvormen niet door alternatieven vervangen kunnen worden. Daarnaast moet goed nagedacht worden over de functionaliteit van online proctoring systemen. Er moet gekozen worden voor de minst ingrijpende variant om de doelen van authenticatie en fraudebestrijding te behalen. Vooral beeldopnamen van de student en zijn leefomgeving roepen hierbij de nodige vragen op.
* Let op: toegang tot de volledige tekst van deze publicatie bestaat alleen bij een abonnement op het tijdschrift in (één van) deze databank(en).
Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de sinds de vorige nieuwsbrief verschenen uitspraken, welke te raadplegen zijn via de links onder aan deze nieuwsbrief. Wij lichten de volgende uitspraken hier voor u uit.
Prejudiciële beslissing Hoge Raad over aansprakelijkheid zorgaanbieder voor ongeschikte hulpmiddelen (PIP-implantaten).
Medische behandelingsovereenkomst. Het plaatsen van een PIP-implantaat dat industriële siliconen bevatte, levert een tekortkoming op in de nakoming van de desbetreffende geneeskundige behandelingsovereenkomst. Die tekortkoming kan echter aan de hulpverlener, of ingevolge de centrale aansprakelijkheid van artikel 7:462 lid 1 BW, aan het ziekenhuis, niet worden toegerekend, zodat geen aansprakelijkheid bestaat (PS 2020-0445).
Arrest Hoge Raad over aansprakelijkheid zorgaanbieder voor ongeschikt gebleken hulpmiddel (Miragelplombe).
Medische behandelingsovereenkomst. Complicaties ontstaan door gebruik van 'Miragelplombe' bij oogoperatie. Vraag of sprake is van tekortkoming indien een zaak is gebruikt die ten tijde van de behandeling ‘state of the art’ is maar op grond van later opgekomen medische inzichten niet geschikt wordt bevonden. De Hoge Raad (PS 2020-0444) oordeelt dat indien bij een geneeskundige behandeling een zaak in het lichaam van de patiënt wordt aangebracht die ten tijde van de behandeling ‘state of the art’ is, het enkele feit dat de zaak op grond van naderhand opgekomen medische inzichten naar haar aard niet langer geschikt wordt bevonden voor de desbetreffende behandeling, niet meebrengt dat het gebruik van die zaak als een tekortkoming moet worden aangemerkt. Aan toepassing van artikel 6:77 BW wordt in dat geval dus niet toegekomen.
Beschuldiging oud-rechter van partijdigheid. Getuigenverklaring onrechtmatig?
Een oud-rechter en zijn vennootschap spreken (voormalig) juridisch medewerkster aan over beschuldigingen van partijdig en onprofessioneel rechtersgedrag, door haar geuit in anonieme brief aan tijdschrift en in getuigenverklaringen. Is de verklaring als getuige onrechtmatig? Volgens de Hoge Raad (PS 2020-0437) moet worden beoordeeld welk recht zwaarder weegt: het aan de medewerkster toekomende recht op vrijheid van meningsuiting of het aan de oud-rechter toekomende recht op eer en goede naam. Er bestaat verschil tussen hetgeen van de medewerkster als getuige mocht worden verwacht, en hetgeen van haar mocht worden verwacht toen zij de anonieme brief verstuurde. Verklaring niet onrechtmatig.
Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ps.updates@law.eur.nl.
Met vriendelijke groet,
Siewert Lindenbergh, Femke Ruitenbeek-Bart & Barbara Rozema
PS Updates
Hoge Raad
- Hoge Raad Medische behandelingsovereenkomst. Complicaties ontstaan door gebruik van ‘Miragelplombe’ bij oogoperatie. Vraag of sprake is van tekortkoming indien een zaak is gebruikt die ten tijde van de behandeling ‘state of the art’ is maar op grond van later opgekomen medische inzichten niet geschikt wordt bevonden. De Hoge Raad oordeelt dat indien bij een geneeskundige behandeling een zaak in het lichaam van de patiënt wordt aangebracht die ten tijde van de behandeling ‘state of the art’ is, het enkele feit dat de zaak op grond van naderhand opgekomen medische inzichten naar haar aard niet langer geschikt wordt bevonden voor de desbetreffende behandeling, niet meebrengt dat het gebruik van die zaak als een tekortkoming moet worden aangemerkt. Aan toepassing van artikel 6:77 BW wordt in dat geval dus niet toegekomen. 19-06-2020
- Hoge Raad Medische behandelingsovereenkomst. Het plaatsen van een PIP-implantaat dat industriële siliconen bevatte, levert een tekortkoming op in de nakoming van de desbetreffende geneeskundige behandelingsovereenkomst. Die tekortkoming kan echter aan de hulpverlener, of ingevolge de centrale aansprakelijkheid van artikel 7:462 lid 1 BW, aan het ziekenhuis, niet worden toegerekend, zodat geen aansprakelijkheid bestaat. 19-06-2020
- Hoge Raad Een oud-rechter en zijn vennootschap spreken (voormalig) juridisch medewerkster aan over beschuldigingen van partijdig en onprofessioneel rechtersgedrag, door haar geuit in anonieme brief aan tijdschrift en in getuigenverklaringen. Is de verklaring als getuige onrechtmatig? Volgens de Hoge Raad moet worden beoordeeld welk recht zwaarder weegt: het aan de medewerkster toekomende recht op vrijheid van meningsuiting of het aan de oud-rechter toekomende recht op eer en goede naam. Er bestaat verschil tussen hetgeen van de medewerkster als getuige mocht worden verwacht, en hetgeen van haar mocht worden verwacht toen zij de anonieme brief verstuurde. Verklaring niet onrechtmatig. 12-06-2020
- Hoge Raad Arrest uit 1940. Geen onrechtmatige overheidsdaad. Dood van toeschouwer na aanrijding door politiemotor. Agent heeft niet onzorgvuldig gehandeld. 29-03-1940
Hof
Rechtbank
- Rechtbank Amsterdam Studentenraden hadden een verbod op het inzetten van online proctoring gevorderd. De UvA heeft volgens de voorzieningenrechter voldaan aan alle regels en beginselen van de AVG. Van een onrechtmatige inbreuk op de privacy is geen sprake. 11-06-2020
- Rechtbank Amsterdam Strafrecht. Een 22-jarige man is veroordeeld tot veertien jaar gevangenisstraf omdat hij een man heeft doodgestoken in Amsterdam-West. Aan de ouders van het slachtoffer wordt per persoon een bedrag van € 20.000 aan schadevergoeding ter zake van affectieschade toegewezen. De zus heeft ook affectieschade gevorderd. Het uitgangspunt in de wet is dat broers en zussen geen aanspraak maken op een vergoeding van affectieschade. Alleen in heel bijzondere gevallen, waarin sprake is van een hechte affectieve relatie, is ook ruimte voor vergoeding van affectieschade aan een broer of zus. De rechter oordeelt dat in deze zaak geen sprake is van een bijzonder geval. De door de zus gevorderde affectieschade wordt daarom afgewezen. Vorderingen tot vergoeding van shockschade worden afgewezen, omdat er geen sprake is geweest van een directe confrontatie. 05-06-2020
- Rechtbank Noord-Holland Deelgeschil ex artikel 1019w Rv. Ongeval waarbij doos op verzoeker is gevallen tijdens bezoek aan klompenwinkel Kooijman op Zaanse Schans. Verzoek tot verklaring voor recht dat Kooijman aansprakelijk is voor de schade afgewezen. Onder andere in verband met omvangrijke verzoeken en feit dat feitelijke toedracht niet vaststaat. 28-05-2020
- Rechtbank Gelderland Strafrecht. Twaalf jaar gevangenisstraf voor doodslag op echtgenote. Verwurging met een spanband. Aan ieder van de drie kinderen van het slachtoffer wordt een bedrag van € 30.000 ter zake van immateriële shockschade toegewezen. 28-05-2020
- Rechtbank Midden-Nederland Strafrecht. Verdachte heeft zijn vriendin gedood. Doodslag. Aan de zus van het slachtoffer wordt een vergoeding van € 30.000 aan immateriële schade wegens shockschade toegekend. Zij is geconfronteerd met de sporen van het feit in de woning van haar zus. Zij heeft haar zus bezocht in het ziekenhuis, haar zus was verschrikkelijk toegetakeld. Het overlijden van haar zus heeft de schok geïntensiveerd. 25-05-2020