Update
Geachte heer/mevrouw,
Bijgaand treft u een nieuwe PS Update aan.
Annotatie
Werknemers die uitvallen als gevolg van een burn-out stellen zich nogal eens op het standpunt dat de burn-out is veroorzaakt door het werk. In dit specifieke geval wordt de werkgever daarvoor niet aansprakelijk geacht.
Nadat het dienstverband is geëindigd heeft de werknemer de rechter verzocht om te bepalen dat de werkgever niet aan zijn zorgplicht heeft voldaan, zich niet als goed werkgever heeft gedragen en dat de werkgever aansprakelijk is voor alle door hem geleden schade. Welk bewijs dient in dit kader geleverd te worden en door wie?
Lees hier de annotatie van Jimke van Ruitenbeek-Eyck bij rechtbank Rotterdam 3 april 2020, ECLI:NL:RBROT:2020:3000, PS 2020-0324.
Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de sinds de vorige nieuwsbrief verschenen uitspraken, welke te raadplegen zijn via de links onder aan deze nieuwsbrief. Wij lichten de volgende uitspraken hier voor u uit.
Arbeidsongeval. Zorgplicht werkgever ex artikel 7:658 lid 1 BW niet geschonden.
Werkgever niet aansprakelijk voor struikelen/uitglijden werknemer. Hoge werkdruk die val zou hebben veroorzaakt niet aannemelijk (PS 2020-0674).
Deelgeschil letselschade. Turnongeval.
Redelijk handelend en redelijk bekwaam turnleraar? Relevantie naleving richtlijnen turnsport? Oordeel niet geschikt voor deelgeschil (PS 2020-0677).
Nieuws
Regelmatig wordt op PS Updates een aantal interessante nieuwsberichten geplaatst. Nieuw toegevoegd:
• Covid-19 en zeldzame kanker
• Veroordelingen voor niet naleven van 1,5-meter-maatregel
• Psychosociale impact mesothelioom
• Voorspelling afname mesothelioom in westerse landen
Literatuur
Hier vindt u het overzicht van de literatuur die sinds de vorige nieuwsbrief is verschenen.
N.B. Wekelijks verzorgt de redactie de literatuur-signaleringen in deze nieuwsbrief. We werken er hard aan om deze signaleringen ook in de vernieuwde databank op te nemen!
L. Brokken, ‘Daadwerkelijk een eenvoudigere toegang tot overlijdensrisicoverzekeringen voor ex-kankerpatiënten?’, AV&S 2020/25. [Rechtsorde] [Legal Intelligence]
Om de toegang tot overlijdensrisicoverzekeringen eenvoudiger te maken voor ex-kankerpatiënten is door de Minister van Financiën een voorstel voor een besluit gedaan. Dit besluit moet bewerkstelligen dat ex-kankerpatiënten na het verstrijken van een bepaalde termijn niet meer geconfronteerd worden met weigeringen door de verzekeraar of torenhoge premies. Een oplossing lijkt te zijn gevonden: een ex-kankerpatiënt hoeft tien jaar (en in sommige gevallen vijf jaar) nadat de actieve behandeling van de kankeraandoening is geëindigd niet meer mede te delen dat een kankeraandoening in zijn of haar leven heeft gespeeld. De vraag die dit oproept is hoe deze oplossing zich verhoudt tot de mededelingsplicht van art. 7:928 BW en wordt de toegang met dit besluit daadwerkelijk vereenvoudigd? In deze bijdrage zal nader worden ingegaan op de verhouding tussen het Besluit Verzekeringskeuringen Ex-kankerpatiënten en de mededelingsplicht van art. 7:928 BW.
E.F.D. Engelhard, ‘Keuzeonzekerheid bij de vaststelling van het condicio-sine-qua-non-verband’, AA 2020/9. [Rechtsorde] [Legal Intelligence]
In deze bijdrage besteedt engelhard aandacht aan de keuzeonzekerheid bij de vaststelling van het condicio-sine-qua-non-verband. Causaliteitsonzekerheid is bij uitstek het terrein waarop de civiele rechter creativiteit heeft laten zien ter ondersteuning van ‘beschermenswaardige partijen’.
A.J.M. Loonen, ‘Zuinig zijn op het medisch tuchtrecht als kwaliteitsinstrument’, NJB 2020/2007. [Rechtsorde] [Legal Intelligence]
Het medisch tuchtrecht is verworden tot een klachtenrecht. De medisch-inhoudelijke beoordeling van gewraakte handelingen is van ondergeschikt belang geworden. Het tuchtrecht moet zijn plaats weer terugkrijgen als kwaliteitsbevorderend instrument. Het aantal zaken dat aan de tuchtrechter wordt voorgelegd moet worden beperkt. Deskundigen moeten een oordeel uitspreken over de medisch-inhoudelijke kwestie. Een college beslist vervolgens over de verwijtbaarheid van dat handelen. Het toezicht op de onafhankelijkheid en integriteit van de leden van de tuchtcolleges moet worden verbeterd.
J.L. Smeethuijzen , ‘Privacy-schending door het letselschadeproces behoort vergoed te worden’, NJB 2020/2091. [Rechtsorde] [Legal Intelligence]
Kenmerk van de letselschadeprocedure is de vergelijking van de vermogenspositie van de benadeelde met de hypothetische vermogenstoestand zonder de fout die de aanleiding tot de procedure vormt. Dit onderzoek leidt ertoe dat een inbreuk gemaakt moet worden op de privacy van de benadeelde. In het licht van de AVG is sprake van een schending van de privacy die niet van de lichtste soort is. Het is eerder een forse inbreuk. Die schending is het gevolg van de gemaakte fout en komt voor vergoeding in aanmerking. De kosten moeten niet voor risico van de benadeelde te komen. Voor dat standpunt pleiten analogieën met gevestigde leerstukken.
O.G. Trojan & W. Kroeze, ‘Schadeclaims en de vrijheid van meningsuiting’, MvV 2020, afl. 7-8. [Rechtsorde] [Legal Intelligence]
In deze bijdrage richten trojan en Kroeze zich op schadeclaims en de vrijheid van meningsuiting via de boeg van art. 8 en 10 EVRM en de rechtspraak van het EHRM over onrechtmatige perspublicaties. In hoeverre hebben eventuele juridische sancties, zoals schadevergoedingen, een ongewenst chilling effect op de persvrijheid? Van een chilling effect is sprake als het gebruik van een grondwettelijk recht – met name de vrijheid van meningsuiting – door de mogelijkheid van of dreiging met vervolging of andere juridische sancties wordt ontmoedigd of verhinderd. Volgens Trojan en Kroeze bestaat er geen gegronde vrees voor ‘Ierse toestanden’ in Nederland. De rechtspraak van het EHRM fungeert als een rem op hoge schadevergoedingen die, naar domestic standards, als buitensporig moeten worden beschouwd.
K.J.O. Jansen, ‘Het EVRM en de aansprakelijkheid van de indirecte veroorzaker’, NTBR 2020/27. [Rechtsorde] [Legal Intelligence]
In het Urgenda-arrest heeft de Hoge Raad uitleg gegeven aan de vereisten die het Europese Hof voor de Rechten van de Mens stelt bij de toepassing van art. 2 en 8 EVRM. In deze bijdrage wordt de betekenis van die uitleg voor het nationale aansprakelijkheidsrecht geschetst, toegespitst op de aansprakelijkheid van de indirecte veroorzaker, zoals de aansprakelijkheid van toezichthouders.
S.D. Lindenbergh, ‘Een kleine kroniek van het schadevergoedingsrecht’, NTBR 2020/30. [Rechtsorde] [Legal Intelligence]
Lindenbergh tekent een kleine geschiedenis van het schadevergoedingsrecht op. Zij kan zicht bieden op ontwikkelingslijnen. Waar bijvoorbeeld het Engelse schadevergoedingsrecht in de achttiende en negentiende eeuw tot wasdom is gekomen door leading cases over schepen, valt op dat het Duitse schadevergoedingsrecht vooral in de twintigste eeuw is verfijnd door rechtspraak over auto’s. Hoe is dat met het Nederlandse schadevergoedingsrecht gegaan? Welk type regels uit het schadevergoedingsrecht heeft het meeste rechterlijke belangstelling genoten? Welk type belangen heeft het meest geleid tot rechtsontwikkeling in de rechtspraak? En wat valt er op deze punten voor het komende decennium te verwachten? Deze kleine kroniek bestrijkt de periode 1965-2030. Het tijdbestek en de hier beschikbare ruimte impliceren dat wat hierna volgt een selectie is. Die is gekleurd door de persoon van de auteur, maar dat is eigen aan een kroniek.
E.F. Verheul, ‘Verjaring en het ontstaan van schade’, NTBR 2020/32. [Rechtsorde] [Legal Intelligence]
Ruim vijfentwintig jaar na de ingrijpende herziening van het verjaringsrecht bestaat er nog altijd veel discussie en onduidelijkheid over het precieze aanvangsmoment van de verjaringstermijn voor rechtsvorderingen tot vergoeding van schade. Deze bijdrage richt zich op een van die onduidelijkheden, namelijk de vraag of de subjectieve verjaringstermijn van een rechtsvordering tot vergoeding van schade reeds kan aanvangen voordat schade is ontstaan.
C. Jansen, ‘Over de rechtshistorische achtergrond van de privaatrechtelijke bescherming van privacy in Nederland’, WPNR 2020/7296. [Rechtsorde]
In deze bijdrage gaat Jansen in op de bescherming van niet op geld waardeerbare belangen in het Romeinse recht. Jansen staat in het bijzonder stil bij de actio iniuriarum en haar ontwikkeling door de tijden heen. Daarna schetst Jansen kort de bescherming en de handhaving van niet op geld waardeerbare belangen naar Duits burgerlijk recht aan het einde van de 19e en in het begin van de 20e eeuw. Daartoe bespreekt Jansen de opkomst van het persoonlijkheidsrecht in de Duitse literatuur van die tijd. De Duitse rechtsleer heeft grote invloed uitgeoefend op Nederlandse civilisten. Ten slotte behandelt Jansen de introductie van en de bescherming tegen inbreuken op persoonlijkheidsrechten naar Nederlands burgerlijk recht. Er wordt afgerond met een aantal slotbeschouwingen.
A.Ch.H. Franken, ‘Geen aansprakelijkheid arts voor gebrekkige PIP-implantaten – HR 19 juni 2020 (X/JBZ) ECLI:NL:HR:2020:1090’, Bb 2020/83. [Rechtsorde] [Legal Intelligence]
In hoeverre is de arts verantwoordelijk voor de medische hulpmiddelen die hij bij de uitvoering van een medische behandelingsovereenkomst gebruikt? Ingeval van frauduleus vervaardigde borstimplantaten, volgens de Hoge Raad: niet. Daarmee is nog geen antwoord gegeven op de vraag in hoeverre artsen in het algemeen risicoaansprakelijk zijn voor het gebruik van medische hulpmiddelen (art. 6:77 BW). De prejudiciële beslissing van de Hoge Raad en de conclusie van A-G Wissink bieden wel belangrijke gezichtspunten.
K. Aantjes. ‘Het bewijsaanbod en de criteria’, Adv.bl. 2020, afl. 3.
In deze bijdrage wordt ingegaan op de vraag waaraan een bewijsaanbod (in hoger beroep) moet voldoen. Een in algemene bewoordingen vervat aanbod in een processtuk, zoals ‘Eiser biedt aan al zijn stellingen door alle wettelijke middelen, in het bijzonder door middel van ge tuigen, te bewijzen’ is niet voldoende. De Hoge Raad heeft op 9 juli 2004 (NJ 2005/270) in niet mis te verstane bewoordingen aangegeven waaraan een aanbod tot (getuigen) bewijsmoet voldoen, wil het ter zake dienend zijn. Wil je bewijs leveren door middel van geschrift, breng dit dan ook in het geding. Aanbieden dit te doen is volgens Aantjes zinloos. Van een partij die zich beroept op stukken waarover zij beschikt, mag worden verlangd dat zij die uit zichzelf in het geding brengt en dat de rechter haar daartoe niet in de gelegenheid hoeft te stellen. Het is belangrijk daarbij ook te vermelden waarom het stuk relevant is. Tot slot adviseert Aantjes het bewijsaanbod niet te beperken tot het slot van het processtuk, maar dit telkens te doen op de plaats waar je de feiten stelt en daarbij concreet aan te geven hoe dit bewijs te leveren.
V. Geeraets & R. Maas ‘Excuses belicht vanuit multidisciplinair perspectief’, NJB 2020/2233. [Rechtsorde] [Legal Intelligence]
In dit artikel worden twee empirische stellingen besproken die veelvuldig betrokken worden in het wetenschappelijke debat over excuses. De eerste claim is dat excuses niet oprecht hoeven te zijn, terwijl de tweede claim behelst dat het loskoppelen van excuses en aansprakelijkheid leidt tot minder juridische procedures. Hoewel beide claims soms met grote stelligheid naar voren worden gebracht, missen zij voldoende wetenschappelijke basis. Methodologisch is er tegen in te brengen dat bevindingen uit een andere discipline niet te snel mogen worden verabsoluteerd en dat het vruchtbaar kan zijn om niet slechts te focussen op één hulpdiscipline, zoals in dit geval de psychologie, maar dat ook inzichten uit andere disciplines, zoals de sociologie en de filosofie, waardevolle inzichten kunnen opleveren. Inhoudelijk wordt geconcludeerd dat de mogelijkheden binnen het recht om betekenisvolle excuses te faciliteren, beperkt zijn. Het al te actief stimuleren van het maken van excuses leidt er al snel toe dat niet de spijtbetuiging, maar de mogelijk gunstige effecten daarvan centraal komen te staan. Excuses verworden op die manier tot een instrumenteel inzetbaar loos gebaar.
Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ps.updates@law.eur.nl.
Met vriendelijke groet,
Siewert Lindenbergh, Femke Ruitenbeek-Bart & Barbara Rozema
PS Updates
Hoge Raad
Hof
- Gerechtshof Amsterdam Strafrecht. Veroordeling voor ontucht met minderjarige dochters. Twee van hen hebben zich gevoegd in het strafproces. Aan hen wordt een immateriële schadevergoeding van € 20.000 (per persoon) toegewezen. 30-09-2020
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch Beroepsaansprakelijkheid advocaat staat vast. Echter, ook zonder de gemaakte beroepsfouten zou wegens het ontbreken van het benodigde causaal verband geen vergoeding van de gestelde vermogensschade en immateriële schade zijn toegekend. 29-09-2020
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch Verbintenissenrecht. Letselschade. Kosten van rechtsbijstand door letselschadejurist. Overeenkomst tussentijds beëindigd. Aanspraak op grond van overeenkomst op deel van slotuitkering die slachtoffer daarna van verzekeraar heeft ontvangen. Redelijk loon als bedoeld in artikel 7:411 BW. 22-09-2020
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Trein botst met op spoor gewaaide mobiele schuilhut. Hof neemt geen aansprakelijkheid aan van de eigenaar van de schuilhut. Schuilhut is geen opstal, ook geen gebrekkige zaak. Ook geen aansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad. 22-09-2020
- Gerechtshof Den Haag Overheidsaansprakelijkheid. Staat heeft onrechtmatig gehandeld jegens drie cardiologen. In eerste aanleg is bepaald dat de minister onrechtmatig heeft gehandeld jegens de cardiologen door de verlenging van het bevel om de cardiologen op non-actief te stellen. Voorts heeft de Inspectie naar het oordeel van de rechtbank onrechtmatig gehandeld jegens de cardiologen door medewerking te onthouden aan het door middel van een beroepsstage hervatten van cardiologische werkzaamheden door de cardiologen en door ten overstaan van het Regionaal Tuchtcollege in het bijzijn van de media bepaalde standpunten in te nemen. Het hof oordeelt, anders dan de rechtbank, dat de uitlatingen van de Inspectie niet onrechtmatig waren. Toewijzing gevorderde inkomensschade. Afwijzing vergoeding reputatieschade en sollicitatiekosten. 15-09-2020
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch Arbeidsongeval. Zorgplicht werkgever ex artikel 7:658 lid 1 BW niet geschonden. Werkgever niet aansprakelijk voor struikelen/uitglijden werknemer. Hoge werkdruk die val zou hebben veroorzaakt niet aannemelijk. 15-09-2020
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Geschil omtrent de vergoeding van een operatie aan een Tarlov Cyste door een zorgverzekeraar. Beoordeling van de vraag of die operatie voldeed aan het criterium van de stand van de wetenschap en praktijk, mede aan de hand van de opvattingen van het Zorginstituut Nederland. Het hof oordeelt dat de operatie, op het moment dat die plaatsvond, niet voldeed aan het criterium stand van de wetenschap en praktijk. Gevorderde vergoeding afgewezen. 01-09-2020
Rechtbank
- Rechtbank Oost-Brabant Strafrecht. Veroordeling voor mishandeling en vrijheidsberoving. Het slachtoffer heeft ernstig letsel opgelopen. Toewijzing gevorderde vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 15.000. 29-09-2020
- Rechtbank Midden-Nederland Strafrecht. € 10.000 smartengeld voor verkrachte 98-jarige vrouw. 25-09-2020
- Rechtbank Gelderland Deelgeschil letselschade. Turnongeval. Redelijk handelend en redelijk bekwaam turnleraar? Relevantie naleving richtlijnen turnsport? Oordeel niet geschikt voor deelgeschil. 19-08-2020
- Rechtbank Rotterdam Vordering met betrekking tot buitengerechtelijke kosten. Aanrijding. Advocatenkantoor dat het slachtoffer heeft bijgestaan vordert betaling van de kosten van de verzekeraar. Niet-ontvankelijk; geen rechtsgeldige overdracht van de gestelde vordering. 07-08-2020