Naar boven ↑

Update

Nummer 5, 2020
Uitspraken van 28-01-2020 tot 04-02-2020
Redactie: Mr. H. Vorsselman, mr. drs. I. van der Zalm, mr. Y. Bosschaart en J. Stulp.

Geachte heer/mevrouw,


Bijgaand treft u een nieuwe PS Update aan. Klik hier om de pdf vanaf de website te downloaden.


Nieuws
De afgelopen week verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website.


Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de sinds de vorige nieuwsbrief verschenen uitspraken, welke zijn opgenomen onder aan deze nieuwsbrief. Wij lichten de volgende uitspraken hier voor u uit.

Aansprakelijkheid ongeval trampolinepark.
Deelgeschil. Exploiteur trampolinepark aansprakelijk voor verzoeker overkomen ongeval in foampit. Verzoeker kwam na een salto terecht op een hard voorwerp en liep een scheenbeenbreuk op. De rechtbank (PS 2020-0077) komt tot de conclusie dat de foampit niet zodanig is genstalleerd en/of gemonteerd dat bij normaal/te verwachten gebruik geen gevaar voor gezondheid of veiligheid van personen bestaat. Spacejump is dan ook tekortgeschoten in de nakoming van haar zorgplicht als opdrachtnemer en aansprakelijk voor de gevolgen van het daardoor aan verzoeker overkomen ongeval. Het beroep op eigen schuld door Spacejump is door de rechtbank verworpen.

Importeur aansprakelijk voor horizontaal vliegende vuurpijl.
Vuurwerkongeval. Een vuurpijn is horizontaal in plaats van verticaal gaan vliegen. De vuurpijl heeft het slachtoffer toen in zijn rechteroog geraakt, waardoor deze verloren is gegaan. Het slachtoffer spreekt de afsteker van de vuurpijl aan op grond van onrechtmatige daad en de importeur van de vuurpijl op grond van productaansprakelijkheid. Het slachtoffer vordert dat gedaagden worden veroordeeld tot het betalen van een voorschot van 13.335 voor geleden en nog te lijden materile schade en 35.000 voor immaterile schade. De rechtbank (PS 2020-0084) wijst de vordering jegens de afsteker af en blijft bij het oordeel in het deelgeschil. Het slachtoffer heeft niets concreets aangevoerd waaruit blijkt dat de voorgeschreven veilige afstand een norm is ter voorkoming van het gevaar van horizontaal vliegen van de vuurpijl. De rechtbank is daarom nog steeds van oordeel dat de genoemde afstand van zes meter niet ertoe strekt om letsel te voorkomen dat optreedt doordat een vuurpijl niet omhoog gaat maar, zoals in dit geval, vrijwel horizontaal vliegt. De rechtbank is daarom ook van oordeel dat als ervan zou worden uitgegaan dat het slachtoffer op een afstand van 5,5 meter stond, dat nog niet betekent dat de afsteker onzorgvuldig heeft gehandeld. De rechtbank oordeelt dat de importeur wel aansprakelijk is. Het feit dat de vuurpijl op normale wijze is afgestoken en daarna niet verticaal, zoals de bedoeling is, maar horizontaal is gaan vliegen en daardoor schade heeft veroorzaakt, leidt tot de conclusie dat er sprake is van een gebrekkig product. De importeur heeft geen onderbouwde andere oorzaak voor het afwijkende vluchttraject aangedragen. Het voorschot op de materile schade wijst de rechtbank af wegens een gebrek aan onderbouwing. Ten aanzien van de immaterile schadevergoeding acht de rechtbank een bedrag van 15.000 redelijk.

Dubbele beenbreuk na aikidogreep.
Tijdens een feest in een muziekcaf is gedaagde met eiser en zijn echtgenote in gesprek geraakt. Op enig moment heeft hij op eiser een greep uit de aikidosport toegepast. Eiser liep hierdoor een dubbele beenbreuk op. Eiser heeft gedaagde aansprakelijk gesteld voor de geleden en nog te lijden schade. Gedaagde betwist dat hij onrechtmatig heeft gehandeld, omdat het volgens hem een passende reactie was op het baldadige en uitdagende gedrag dat eiser door overmatige alcoholconsumptie vertoonde. De rechtbank (PS 2020-0085) oordeelt dat het toepassen van een kote gaeshi-greep in de gegeven omstandigheden een buitenproportionele handeling is geweest die zich door het mogelijke dronkenmansgedrag of uitlokken van eiser niet liet rechtvaardigen. Dat gedaagde eiser niets wilde aandoen hetgeen tussen partijen niet in geschil is maakt dit niet anders. De eventuele gevolgen van het toepassen van de verdedigingsgreep door gedaagde ook gevolgen die niet door gedaagde zijn voorzien of gewild dienen voor zijn rekening te komen. Gedaagde betwist het causaal verband, omdat hij de greep niet volledig heeft uitgevoerd en aldus geen lichamelijk letsel viel te verwachten. De rechtbank oordeelt dat andere oorzaken geen steun vinden in het procesdossier. De vraag of de greep volledig of gedeeltelijk is uitgevoerd is niet relevant. Aan materile schade wordt een bedrag toegewezen van 8.782,20 (o.a. zorgverzekering en buitengerechtelijke kosten). De rechtbank acht toekenning van een bedrag van 10.000 aan smartengeld passend wegens langdurige revalidatie en afwijkend looppatroon.

Eigen schuld van invloed op affectieschade voor broer slachtoffer.
Strafrecht. Veroordeling voor tweemaal poging tot doodslag. Tijdens een vechtpartij zijn twee slachtoffers neergestoken en liepen daarbij levensbedreigende verwondingen op. Beide slachtoffers voegen zich als benadeelde partij en krijgen beiden immaterile schadevergoeding ter hoogte van 10.000 toegewezen. De broer van slachtoffer 2 voegt zich ook als benadeelde partij en vordert affectieschade. De rechtbank is van oordeel dat de affectieschade kan worden toegewezen, omdat hij met slachtoffer 2 in gezinsverband leefde. Bij de hoogte van de vergoeding van affectieschade houdt de rechtbank (PS 2020-0081) rekening met de eigen schuld van de broer. De afspraak tussen de twee slachtoffers is namelijk georganiseerd op initiatief van de broer, waarbij de broer op WhatsApp gezegd heeft dat als slachtoffer 1 niet meewerkt hij hem naar de auto zou slepen. De broer had volgens de rechtbank dan ook rekening moeten houden met tegengeweld. Daarnaast heeft de broer bij de vechtpartij zelf ook geweld gebruikt. Dit laat echter onverlet dat hij heeft gezien dat zijn broertje, met wie hij onder n dak woont, in zijn rug was gestoken en daardoor in een levensbedreigende situatie terecht is gekomen. Gelet op zijn aandeel in (de aanloop naar) de vechtpartij vermindert de rechtbank de gevorderde affectieschade tot een bedrag van 2.000.

Vergoeding voor shockschade en affectieschade voor broer van slachtoffer.
Strafrecht. Veroordeling voor doodslag. De vader, moeder, broer en een vriend van het slachtoffer voegen zich als benadeelde partij. De vader en moeder krijgen beiden een vergoeding van 17.500 wegens affectieschade. De vordering tot vergoeding van affectieschade door de broer van het slachtoffer wordt tevens toegewezen ( 17.500). Hij en het slachtoffer waren naast broers ook beste vrienden en sinds een aantal jaar ook huisgenoten. Zij gingen samen naar de sportschool en gingen samen op stap. Naar het oordeel van de rechtbank (PS 2020-0086) wijst dit alles op een zodanige nauwe persoonlijke relatie tot de overledene dat uit de eisen van redelijkheid voortvloeit dat broer slachtoffer voor de toekenning van een schadevergoeding als naaste in de zin van artikel 6:108 lid 3 BW moet worden aangemerkt (art. 6:108 lid 4 onder g BW). De broer vordert tevens shockschade. De rechtbank overweegt dat de broer in nauwe effectieve relatie stond tot het slachtoffer. Op de bewuste dag is hij er getuige van geweest hoe zijn broer op enkele meters afstand van hem werd neergestoken. Kort hierna is hij bij zijn broer gebleven en heeft het bloeden proberen te stoppen met zijn sjaal. Korte tijd later is het slachtoffer overleden. De broer lijdt nu aan PTSS. De vordering van 5.000 acht de rechtbank billijk en wijst het toe. De vriend van het slachtoffer wordt niet-ontvankelijk verklaard.

Vergoeding van affectieschade voor zus slachtoffer.
Strafrecht. Veroordeling voor poging tot doodslag. Het slachtoffer, de ouders en de zus van het slachtoffer voegen zich als benadeelde partij. De rechtbank (PS 2020-0087) wijst de vordering van het slachtoffer tot vergoeding van haar materile ( 7.785,89) en immaterile schade toe ( 17.500 wegens schotverwonding, kogel die zich nog in haar lichaam bevindt, dagelijkse pijn en beperkingen en het grote litteken van de operatie). Met betrekking tot de vordering tot vergoeding van affectieschade overweegt de rechtbank dat niet alleen de ouders van het slachtoffer ( 17.500) als naasten kunnen worden aangemerkt, maar ook haar zus ( 15.000), nu zij ook in het verleden zeer nauw in het leven van het slachtoffer betrokken is geweest en nog is.


Literatuur
Sinds het verschijnen van de vorige nieuwsbrief zijn verschillende signaleringen onder literatuur geplaatst. Zie ook het overzicht onderaan deze nieuwsbrief.


Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de personenschadepraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.


Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ps.updates@law.eur.nl.


Met vriendelijke groet,

Siewert Lindenbergh, Femke Ruitenbeek-Bart, Janou Kempkes, Moana Mellaard Barbara Rozema

PS Updates



Literatuur
Sinds het verschijnen van de vorige nieuwsbrief zijn de volgende signaleringen onder literatuur geplaatst.

F. Elemans, Objectief vaststellen of postwhiplashklachten reel, niet voorgewend, niet ingebeeld, en niet overdreven zijn, Expertise en Recht 2019/6. [Rechtsorde*]
Bij civiele aansprakelijkheidskwesties wordt aangenomen dat ook postwhiplashklachten waarvoor geen medisch waarneembare beschadigingen, afwijkingen of gebreken vastgesteld kunnen worden, toch kunnen resulteren in honorabele beperkingen in het functioneren. Objectief moet dan vastgesteld kunnen worden dat de gerapporteerde klachten reel, niet voorgewend, niet ingebeeld, en niet overdreven zijn, met andere woorden niet gesimuleerd worden. De huidige dominante opvatting is dat hiervan sprake is bij een consistent, consequent en samenhangend patroon van gepresenteerde klachten. In dit artikel zal het begrip objectief vaststellen aan de hand van onder meer art. 198 lid 1 Rv en het fenomeen ecological validity worden gexpliciteerd en geoperationaliseerd. Aan de hand daarvan wordt geconcludeerd dat de vaststelling van een consistent, consequent en samenhangend patroon van gepresenteerde klachten niet voldoet aan de voorwaarde van objectief vaststellen.

* Let op: toegang tot de volledige tekst van deze publicatie bestaat alleen bij een abonnement op het tijdschrift in (n van) deze databank(en).

Hof

Rechtbank