Naar boven ↑

Update

Nummer 7, 2020
Uitspraken van 12-02-2020 tot 17-02-2020
Redactie: Mr. H. Vorsselman, mr. drs. I. van der Zalm, mr. Y. Bosschaart en J. Stulp.

Geachte heer/mevrouw,


Bijgaand treft u een nieuwe PS Update aan. Klik hier om de pdf vanaf de website te downloaden.


Nieuws
De afgelopen week verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website.


Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de sinds de vorige nieuwsbrief verschenen uitspraken, welke zijn opgenomen onder aan deze nieuwsbrief. Wij lichten de volgende uitspraken hier voor u uit.

Deelgeschil over het begrip verplaatste schade.
Deelgeschilprocedure. De zoon van verzoekers heeft kosten gemaakt bij het optreden als tolk/vertaler voor zijn ouders, die als wettelijk vertegenwoordiger optreden voor hun minderjarige dochter. Verzekeraar De Goudse heeft betwist dat de kosten waarvan verzoekers vergoeding verzoeken zijn te beschouwen als verplaatste schade in de zin van artikel 6:107 BW. Toewijzing van de verzochte schadevergoeding(en) leidt volgens De Goudse tot verhoging van de totale schadelast, nu het volgens haar niet gaat om kosten die anders door minderjarige zouden zijn gemaakt, maar kosten die zijn gemaakt omdat de ouders de Nederlandse taal niet machtig zouden zijn en in verband daarmee eigen kosten hebben gemaakt. Daarnaast is van verplaatste schade volgens De Goudse pas sprake in geval van hulp waarvoor het inschakelen van professionals normaal en gebruikelijk is. De rechtbank (PS 2020-0116) is van oordeel dat er wl sprake is van verplaatste schade. Daartoe overweegt zij het volgende. Als wettelijk vertegenwoordigers van minderjarige behartigen verzoekers de belangen van hun dochter. Voldoende aannemelijk is dat verzoekers de Nederlandse taal onvoldoende machtig zijn en zelfs analfabeet zijn. Het is dan begrijpelijk dat zij in onderhandelingen met De Goudse en hun contacten met hun advocaat bijstand nodig hebben van een tolk/vertaler die de Nederlandse taal (voldoende) machtig is. Omdat verzoekers optreden als wettelijk vertegenwoordiger van minderjarige, moeten de kosten worden beschouwd als kosten gemaakt door minderjarige zelf. De kosten die ten behoeve van verzoekers, en daarmee indirect ten behoeve van minderjarige zijn gemaakt, zijn derhalve te beschouwen als verplaatste schade.

Aansprakelijkheid van de Congregatie van de Priesters van het Heilige Hart van Jezus voor de gevolgen van misbruik door een congregatielid gedurende verblijf op het jongensinternaat Huize Sint Joseph.
Eiser legt aan zijn vordering ten grondslag dat de Congregatie aansprakelijk is voor de schade die eiser heeft geleden ten gevolge van de ernstige mishandelingen en het seksueel misbruik. Primair is volgens eiser sprake van een onrechtmatig nalaten door de Congregatie omdat de Congregatie in 1963 in strijd met het destijds reeds geldende artikel 160 van het Wetboek van Strafvordering geen aangifte heeft gedaan, maar volstaan heeft met het geven van een monitio (waarschuwing). Subsidiair is de Congregatie aansprakelijk voor de gedragingen van de broeder, als ondergeschikte, uit hoofde van artikel 6:170 BW. Eiser vordert de Congregatie te veroordelen om de door hem geleden en te lijden materile en immaterile schade te vergoeden. De vordering is verjaard op grond van de absolute verjaringstermijn. Eiser heeft aangevoerd dat een beroep op de absolute verjaringstermijn naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. In het licht van de beoordeling of sprake is van een uitzonderlijk geval, ligt naar het oordeel van de rechtbank (PS 2020-0115) een andere vraag voor: is sprake van schade die naar haar aard verborgen is gebleven? Om proceseconomische redenen ziet de rechtbank aanleiding om het beroep van eiser op artikel 6:2 BW eerst te toetsen aan de gezichtspunten van Van Hese/De Schelde. De schadevergoeding zal aan eiser zelf toekomen (gezichtspunt a); eiser heeft reeds uitkeringen uit andere hoofde ontvangen ( 60.000 vanuit de kerkelijke klachtenprocedure en 40.000 vanuit Schadefonds Geweldsmisdrijven) (gezichtspunt b); indien de Congregatie wetenschap had van het misbruik is hen een ernstig verwijt te maken (gezichtspunt c); en de Congregatie is feitelijk beperkt in haar mogelijkheden om zich tegen de vordering te verweren (gezichtspunt e). Gezichtspunt d wordt niet betrokken in de beoordeling (partijen hebben onvoldoende aangevoerd), net als gezichtspunt f (verzekeren is voor dit soort gebeurtenissen niet mogelijk). Ten aanzien van gezichtspunt g is de rechtbank van oordeel dat eiser niet binnen een redelijke termijn is overgegaan tot het aansprakelijk stellen. Alle gezichtspunten in onderlinge samenhang afwegende, komt de rechtbank tot het oordeel dat het beroep van eiser op artikel 6:2 lid 2 BW niet slaagt. De rechtbank acht de gezichtspunten b, e en g dermate zwaarwegend, dat de gezichtspunten a en c ervan uitgaande dat deze in het voordeel van eiser uitvallen daartegenover onvoldoende gewicht in de schaal leggen om een doorbreking van de absolute verjaringstermijn op grond van de redelijkheid en billijkheid te rechtvaardigen.

Geen reden om aan een deskundigenrapport voorbij te gaan in medische aansprakelijkheidszaak.
Deelgeschil. Een minderjarige ondervindt blijvende klachten en beperkingen als gevolg van pneumokokken-meningitis. De ouders stellen dat een arts van de polikliniek kindergeneeskunde onterecht geen nader medisch onderzoek heeft ingesteld naar aanleiding van eerdere consulten in de maand voordat sprake bleek van meningitis. Het Centraal Tuchtcollege heeft de arts een waarschuwing gegeven. Verzoekster heeft het LUMC aansprakelijk gesteld. Beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar Centramed heeft aansprakelijkheid afgewezen. In dit deelgeschil wordt een verklaring voor recht verzocht dat het LUMC aansprakelijk is. De rechtbank (PS 2020-0117) overweegt als volgt. Om aansprakelijkheid van het LUMC te kunnen vaststellen is een causaal verband vereist tussen het handelen van de arts en de (gezondheids)schade die de minderjarige heeft opgelopen ten gevolge van de meningitis. Verzoekster draagt de bewijslast van het bestaan van dat (medisch) causaal verband. Uit een eerdere deskundigenrapport volgt dat er geen causaal verband bestaat tussen het handelen van de arts en het ontstaan van de meningitis. Verzoekster wil niet gebonden zijn aan dit deel van het deskundigenrapport. De rechtbank concludeert dat er geen grond is om aan de conclusies van de deskundige over het causaal verband voorbij te gaan. Toepassing van het leerstuk van kansschade, zoals verzoekster bepleit, is niet aan de orde omdat van een onzeker causaal verband geen sprake is. Het LUMC is dus niet aansprakelijk voor de gevolgen van de fout van de arts, ook niet vanwege het verlies van een kans op een tijdige diagnose en behandeling.



Literatuur
Sinds het verschijnen van de vorige nieuwsbrief zijn verschillende signaleringen onder literatuur geplaatst. Zie ook het overzicht onderaan deze nieuwsbrief.


Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de personenschadepraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.


Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ps.updates@law.eur.nl.


Met vriendelijke groet,

Siewert Lindenbergh, Femke Ruitenbeek-Bart Janou Kempkes

PS Updates



Literatuur
Sinds het verschijnen van de vorige nieuwsbrief zijn de volgende signaleringen onder literatuur geplaatst.

A.Kolder, De onberekenbaarheid van art. 6:179 BW, Aansprakelijkheid, Verzekering Schade 2020/1. [Rechtsorde*][Legalintelligence*]
Het reeds in 1992 ingevoerde art. 6:179 BW stelt de rechtspraktijk nog steeds geregeld voor problemen: f de aansprakelijkheid van art. 6:179 BW intreedt, op wie deze rust, en wat de omvang van de aansprakelijkheid precies is, zijn wezenlijke vragen die ook in eenvoudige casusposities niet altijd even gemakkelijk zijn te beantwoorden. De boodschap van de auteur moge dan ook duidelijk zijn: niet alleen in de omgang met dieren zelf maar ook in die met het op deze gevaarsobjecten betrekking hebbende art. 6:179 BW is alertheid geboden: dit ogenschijnlijk eenvoudige artikel kan evenzeer onberekenbaar uit de hoek komen.

A. Wientjens, Non-vaccinatie. Een eerste verkenning van mogelijk aansprakelijke partijen, Aansprakelijkheid, Verzekering Schade 2020/5. [Rechtsorde*][Legalintelligence*]
De schommelende vaccinatiegraad heeft het verhitte publieke debat omtrent non-vaccinatie verder aangezwengeld. Dit vormt de aanleiding om te beschouwen wat de aansprakelijkheidsrechtelijke consequenties zijn van het niet vaccineren van kinderen. In dit artikel wordt voornoemd probleem gesignaleerd en worden mogelijk aansprakelijke partijen voor gezondheidsschade ontstaan door non-vaccinatie op macro-, meso- en microniveau genventariseerd.

* Let op: toegang tot de volledige tekst van deze publicatie bestaat alleen bij een abonnement op het tijdschrift in (n van) deze databank(en).

Hof

Rechtbank