Update
Geachte heer/mevrouw,
Bijgaand treft u een nieuwe PS Update aan. Klik hier om de pdf vanaf de website te downloaden.
Nieuws
De afgelopen week verschenen verschillende nieuwsberichten. Deze zijn op frequente tijden te lezen op de website.
Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de sinds de vorige nieuwsbrief verschenen uitspraken, welke zijn opgenomen onder aan deze nieuwsbrief. Wij lichten de volgende uitspraken hier voor u uit.
Deelgeschil over de toedracht van een ongeval.
Partijen verschillen van mening over de toedracht van een ongeval. Verzoeker is op een evenemententerrein gestruikeld over een stang die uit de tunnel onderin het tentdoek stak. Verzoeker heeft hier onder meer letsel aan de polsen aan overgehouden. Verzoeker beweert dat verweerster hiervoor verantwoordelijk is en gevaarzettend heeft gehandeld. Verweerster (zij verzorgt de braai in de tenten) verklaart geen uitstekende stang te hebben gezien toen zij de tent verliet. Verweerster heeft haar lezing van de toedracht onderbouwd met de verklaringen van kok A en kok B, die beiden niet hebben gezien dat de stang uit de tunnel van de tent stak. De rechtbank (PS 2020-0136) overweegt als volgt. Op grond van het bepaalde in artikel 150 Rv rusten de stelplicht en bewijslast van de toedracht van het ongeval op verzoeker. Het enkele feit dat verweerster de tent s middags heeft opengemaakt en s avonds met de opening aan de achterzijde heeft achtergelaten, brengt nog niet met zich dat verweerster heeft veroorzaakt dat de stang uit het tentdoek stak. Dat is door verzoeker onvoldoende concreet gesteld, laat staan dat daarvoor onderbouwing/bewijs is aangedragen. Bovendien zijn er getuigenverklaringen die het standpunt van verweerster onderbouwen. Uit het voorgaande volgt dat dusdanig veel twijfel bestaat over de vraag of verweerster de stang heeft laten uitsteken, dat om dat vast te kunnen stellen nadere bewijslevering nodig is. De met een dergelijke instructie gepaard gaande tijd en moeite staan naar het oordeel van de rechtbank niet in verhouding tot de bijdrage die een beslissing aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst zou kunnen leveren. Het verzoek stuit daarom af op het bepaalde in artikel 1019z Rv.
Deelgeschil over zorgkosten en uurloon mantelzorger.
Deelgeschil over de hoogte van de zorgkosten en het te hanteren uurloon voor de hulp die de echtgenote aan verzoeker verleent. Ook in geschil is wat de zorgbehoefte van verzoeker is. Naar het oordeel van de rechtbank (PS 2020-0137) kan er voor wat betreft 2018 vooralsnog op grond van de (door Inshared niet gemotiveerde betwiste) rapportage van de revalidatiearts en de CIZ-indicatie van worden uitgegaan dat verzoeker geen permanent toezicht nodig heeft, maar 24-uurszorg in de nabijheid. Niet uitgesloten moet worden geacht dat de norm 24-uurszorg in de nabijheid in dit concrete geval met zich kan brengen dat de echtgenote van verzoeker, indien geen externe hulp aanwezig is of verzoeker niet bij de SGL (zorgverlener) verblijft, niet alle uren gedurende de dag en nacht vergoed behoren te worden. De rechtbank acht het, voor zover betrekking hebbend op het jaar 2018, redelijk dat 24-uurszorg in de nabijheid voor de nacht (tussen 23.00 en 7.00 uur) zich vertaalt naar een vergoeding van de helft van de nachturen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft lnshared onvoldoende gemotiveerd verweer gevoerd tegen de hoogte van de kosten die verzoeker heeft gemaakt in 2018 voor externe zorgverlening. Reeds daarom komen die naar het oordeel van de rechtbank volledig voor vergoeding in aanmerking. Voor wat betreft het uurtarief voor interne zorgverlening c.q. het uurtarief van mevrouw is de rechtbank van oordeel dat het door de echtgenote van verzoeker in 2018 gehanteerde tarief van 23,50 redelijk is. De rechtbank zal de gevorderde verklaring voor recht op dit punt dan ook toewijzen.
Ongeval tijdens vervoer.
Vervoerdersaansprakelijkheid. De rechtbank (PS 2020-0139) neemt als vaststaand aan dat eiser is gevallen als gevolg van het remmen door de chauffeur terwijl eiser in het gangpad van achteren naar voren liep. Dit maakt dat de val van eiser in de bus is aan te merken als een ongeval in de zin van artikel 8:105 lid 1 BW en dat het ongeval heeft plaatsgevonden in verband met het vervoer. Het beroep op eigen schuld slaagt deels. Eiser is, terwijl hij zich blijkens zijn stellingen bewust was van zijn leeftijd en verminderde mobiliteit, van zijn zitplaats opgestaan terwijl de bus nog reed. Alhoewel het doel dat eiser voor ogen had, tijdig kunnen uitstappen zodat de chauffeur zonder vertraging zijn route kon vervolgen, te begrijpen valt, had het onder de gegeven omstandigheden voor de hand gelegen dat hij zijn veiligheid voorop zou stellen en pas van zijn zitplaats zou opstaan om uit te stappen als de bus volledig tot stilstand was gekomen. Gelet op het voorgaande heeft eiser door zijn gedrag in enige mate bijgedragen aan het ontstaan van de schade. Dit is voor de rechtbank reden om de aansprakelijkheid van RET gedeeltelijk op te heffen, in die zin dat de aansprakelijkheid voor de schade voor 20% voor rekening van eiser dient te komen en voor 80% voor rekening van RET.
Literatuur
Sinds het verschijnen van de vorige nieuwsbrief zijn verschillende signaleringen onder literatuur geplaatst. Zie ook het overzicht onderaan deze nieuwsbrief.
Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de personenschadepraktijk en rechtsontwikkeling, klik dan hier om de geanonimiseerde uitspraak in te zenden. Wij stellen dat erg op prijs.
Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ps.updates@law.eur.nl.
Met vriendelijke groet,
Siewert Lindenbergh, Femke Ruitenbeek-Bart Barbara Rozema
PS Updates
Literatuur
Sinds het verschijnen van de vorige nieuwsbrief zijn de volgende signaleringen onder literatuur geplaatst.
L. Vink, Per ongeluk. Hoe slimme mensen domme dingen doen, Verkeersrecht 2020/23. [Rechtsorde*][Legalintelligence*]
Dit artikel is een korte beschouwing aan de hand van het proefschrift van L. Vink over psychologische en juridische aspecten van het veroorzaken van en oordelen over ongevallen. Dodehoekspiegels hebben tot dusver niet kunnen voorkomen dat er fietsers om het leven komen doordat ze door afslaande vrachtwagenchauffeurs over het hoofd worden gezien. Soms is een dergelijk ongeval verwijtbaar, maar ook kan er sprake zijn van een ongelukkige samenloop van omstandigheden. Mensen maken fouten en kunnen complexe situaties soms niet goed overzien, visueel of cognitief. Helaas blijken ook degenen die achteraf oordelen over ongevallen de complexiteit van de situatie niet altijd goed te doorgronden. In het proefschrift is expertgedrag, - fouten en -aansprakelijkheid onderzocht. Expertise wordt opgebouwd door jarenlange oefening, die leidt tot neurologische en cognitieve veranderingen. Dit zorgt voor zeer betrouwbaar gedrag waarbij zelden fouten worden gemaakt. Ondanks, maar soms ook juist door hun ervaring, kunnen experts fouten maken en de gevolgen van die fouten kunnen ernstig zijn. Vanwege Garantenstellung wordt experts het maken van fouten eerder verweten. Andere experts, die achteraf een oordeel moeten vellen over de verwijtbaarheid, zijn eveneens feilbaar en kunnen gehinderd worden door zogenaamde biases.
* Let op: toegang tot de volledige tekst van deze publicatie bestaat alleen bij een abonnement op het tijdschrift in (n van) deze databank(en).
Hof
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Letselschade na ongeval tijdens vervoer. Passagier valt in de bus en stelt vervoerder aansprakelijk op grond van artikel 8:105 BW. Zorgverzekeraar gesubrogeerd in de rechten van de benadeelde op grond van artikel 7:962 lid 1 BW. Toewijzing van de gevorderde schadevergoeding. 21-02-2020
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Letselschade na ongeval tijdens vervoer. Passagier valt in de bus en stelt vervoerder aansprakelijk op grond van artikel 8:105 BW. Ongeval tijdens vervoer, geen overmacht vervoerder, 20% eigen schuld passagier. 21-02-2020
Rechtbank
- Rechtbank Noord-Holland Deelgeschil. Verzoek stuit af op artikel 1019z Rv, nu val van verzoeker over uitstekende stang van pagodetent kan worden vastgesteld, maar niet dat verweerster deze gevaarzettende situatie heeft veroorzaakt. 26-02-2020
- Rechtbank Den Haag Deelgeschil. Auto-ongeluk. Is er sprake van een whiplash? Vaststellen causaal verband. Neurologische expertise uitgevoerd. Niet alle klachten komen objectief vast te staan. Gedeeltelijke toewijzing verzoek ten aanzien van de klachten. 19-02-2020
- Rechtbank Rotterdam Strafrecht. De verdachte heeft zijn ex-vriendin gedood nadat zij de relatie had beëindigd. In de woning was het tweejarige dochtertje van het slachtoffer aanwezig. De verdachte handelde met een vooropgezet plan, zoals onder meer blijkt uit de zoekgeschiedenis van zijn telefoon voor en na het feit. De vordering van het minderjarige dochtertje voor gederfd levensonderhoud voor een bedrag van € 25.000 wordt toegewezen. De vordering van de moeder van het slachtoffer wegens shockschade wordt toegewezen tot een bedrag van € 17.500. De vorderingen van het dochtertje en de vader van het slachtoffer voor shockschade kunnen in de strafzaak niet worden toegewezen. De beoordeling van die twee vorderingen gaan de mogelijkheden van het strafproces te buiten. 23-01-2020
- Rechtbank Rotterdam Strafrecht. Behandeling door masseur/(natuurgenees)therapeut. Toewijzing vorderingen benadeelde partijen, inclusief immateriële schade. Aan benadeelde 1 en 4 is een bedrag van € 5.000 immateriële schadevergoeding toegekend. Aan benadeelde 3 is een bedrag van € 5.500 immateriële schadevergoeding toegekend en benadeelde 2 is een bedrag van € 10.000 immateriële schadevergoeding toegekend. De rechtbank acht deze bedragen redelijk omdat de bewezen verklaarde feiten bij de twee laatstgenoemde benadeelde partijen meermalen zijn gepleegd. 15-01-2020
- Rechtbank Rotterdam Strafrecht. Poging tot doodslag (voorwaardelijk opzet) en voorhanden hebben van een vuurwapen. Toewijzing (gedeeltelijk) van de vorderingen van de benadeelde partijen, waaronder vergoeding van affectieschade van de ouders en de zus van het slachtoffer. De rechtbank constateert dat niet alleen de ouders van het slachtoffer als naasten kunnen worden aangemerkt, maar ook haar zus, nu zij ook in het verleden zeer nauw in het leven van het slachtoffer betrokken is geweest en nog is. Aan benadeelde 1 (slachtoffer) is een bedrag van € 7.785 materiële schadevergoeding en € 17.500 immateriële schadevergoeding toegekend. Aan benadeelde 2 (vader van het slachtoffer) is een bedrag van € 17.500 immateriële schadevergoeding (affectieschade) toegekend. Aan benadeelde 3 (moeder van het slachtoffer) is een bedrag van € 17.500 immateriële schadevergoeding (affectieschade) toegekend. Aan benadeelde 4 (zus van het slachtoffer) is een bedrag van € 15.000 immateriële schadevergoeding (affectieschade) toegekend. 12-12-2019