Update
Geachte heer/mevrouw,
Bijgaand treft u een nieuwe PS Update aan.
Annotatie
Graag wijzen wij u op de volgende verschenen annotatie.
Annotatie I. (Ineke) Paul-van Velzen: Werkgeversaansprakelijkheid door val bij het pakken van een bloembak op het hoogste plateau van een kar?
In de annotatie wordt de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 18 augustus 2021 besproken (PS 2021-0742), waarbij het gaat om een werkneemster die op haar werk is gevallen toen zij een plastic bak met bloemen van het bovenste plateau van een kar wilde pakken. De vraag die in dit deelgeschil voorligt is of de werkgever zijn zorgplicht op grond van artikel 7:658 BW heeft geschonden. Daarbij neemt de kantonrechter in aanmerking dat de taak tot het pakken van bloemen niet door de werkgever aan haar was opgedragen, dat zij dit wist en dat er juist andere collega’s op het werk aanwezig waren om deze bloembakken te pakken.
Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de sinds de vorige nieuwsbrief verschenen uitspraken, die te raadplegen zijn via de links onder aan deze nieuwsbrief. Wij lichten de volgende uitspraken hier voor u uit.
Stichting belanghebbende bij een voorlopig getuigenverhoor en belang in verband met een collectieve actie ex artikel 3:305a BW?
Een stichting die ten doel heeft om slachtoffers van belediging, discriminatie, seksualisering en seksueel misbruik een stem te geven heeft een voorlopig getuigenverhoor gelast. Dit om aan te tonen dat een platenmaatschappij onrechtmatig handelt door niet op te treden tegen wangedrag. De rechtbank heeft het verzoek toegekend. Het hof heeft het verzoek alsnog afgewezen. De stichting voldoet niet aan de eisen van artikel 3:305a BW. Er is niet gebleken dat zij beschikt over een achterban die belang heeft bij de beantwoording van de rechtsvraag die de stichting wil voorleggen. Er is geen sprake van voldoende belang in de zin van artikel 3:303 BW. De vraag of de stichting inderdaad onvoldoende belang heeft bij een voorlopig getuigenverhoor heeft het hof terecht beoordeeld met behulp van de vereisten van artikel 3:305a BW. De stichting voldoet niet aan deze eisen. Er is geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting (PS 2022-0219).
Restverdiencapaciteit ondanks arbeidsongeschiktheid van 80%-100% volgens de WIA.
Schadeberekening na langdurig seksueel misbruik van minderjarige stiefzoon. De jongen krijgt een WIA-uitkering op basis van een arbeidsongeschiktheid van 80%-100%. De arbeidsdeskundige is van mening dat er een restverdiencapaciteit is. De jongen zou 40 uur kunnen werken als fitnessinstructeur. De rechtbank gaat mee in het oordeel van de deskundige. Het rapport is voldoende en op overtuigende wijze onderbouwd. Dat de jongen op dit moment een WIA-uitkering krijgt doet daar niet aan af. Het oordeel over de arbeidsongeschiktheid van de jongen ziet op een bestuursrechtelijke aanspraak op een uitkering, en niet op een civielrechtelijke aanspraak op schadevergoeding (PS 2022-0216).
Uitleg branchevoorwaarden. Vrijwaringsbeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar.
Een medewerker van een extern beveiligingsbedrijf fietst met zijn collega over het bedrijventerrein van de materiële werkgever terug van een opdracht om te lunchen. Hierbij komt hij ten val doordat zijn voorwiel blijft steken in een scheur/gleuf tussen twee stelconplaten. Het beveiligingsbedrijf en diens verzekeraar regelen de schade met de medewerker en zoeken regres. Zij stellen dat de materiële werkgever volledig bijdrageplichtig is ter zake van het ongeval. Uit de van toepassing zijnde branchevoorwaarden, waar de materiële werkgever een beroep op doet, volgt dat iedereen die zich op het bedrijventerrein bevindt dit geheel op eigen risico doet. Artikel 7:658 lid 4 BW is niet van toepassing nu de materiële werkgever zich tegenover de formele werkgever, en niet de medewerker, op het vrijwaringsbeding beroept. Het verweer dat een dergelijk vrijwaringsbeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is wordt afgewezen omdat de toedracht niet voldoende vast is komen te staan. Er is op dat punt sprake van een onvoldoende feitelijke grondslag (PS 2022-0217).
Literatuur
Hier vindt u het overzicht van de literatuur die sinds de vorige nieuwsbrief is verschenen.
J. van de Klashorst, annotatie JA bij, ‘Rechtbank Midden-Nederland 29-12-21, ECLI:NL:RBMNE:2021:6272, nr. C/16/527824 21-234’, JA 2022/50 [Legalintelligence] [Rechtsorde]
De benadeelde is in 2010 ernstig gewond geraakt bij een verkeersongeval. Het ongeval heeft zeer ernstige gevolgen. De mate van de blijvende functionele invaliditeit is vastgesteld op 81% van de gehele persoon. Daarnaast is de benadeelde blijvend aangewezen op begeleiding, verblijft hij in een zorgcentrum en is hij niet in staat om loonvormende arbeid te verrichten. Partijen willen de schade afwikkelen, maar komen daar niet uit. Het geschil gaat over de toe te passen rekenrente en over het antwoord op de vraag of de schade moet worden afgewikkeld door betaling van een som ineens of door periodieke afwikkeling.
T. Hartlief, ‘Heeft de aansprakelijke persoon niet alleen de benadeelde maar ook een getroffen zaak te nemen zoals deze is? Het adagium “The tortfeasor takes the victim as he finds him” na de prejudiciële beslissing inzake de Gaswinning in Groningen’, NTBR 2022/5 [Legalintelligence]
De prejudiciële beslissing van 19 juli 2019 inzake de Gaswinning in Groningen naar aanleiding van een groot aantal vragen van de rechtbank Noord-Nederland is voor de rechtsontwikkeling op het vlak van het schadevergoedingsrecht van belang. Dat geldt onder meer voor de betekenis van een al dan niet verborgen kwetsbaarheid van een door mijnbouwactiviteiten getroffen persoon of onroerende zaak: kan deze kwetsbaarheid aan de eiser worden tegengeworpen? In zijn antwoord, tot de kern teruggebracht, kiest de Hoge Raad ervoor de lijn bekend van het terrein van de personenschade door ‘ongevallen’ door te trekken naar schade als gevolg van bodembeweging door mijnbouwactiviteiten, niet alleen waar deze mijnbouwschade personenschade betreft, maar ook waar het om schade aan onroerende zaken (gebouwen) gaat. Die lijn wordt wel samengevat onder de noemer ‘de dader heeft het slachtoffer te nemen zoals het is’. In dit artikel gaat de auteur in op o.a. de reikwijdte en betekenis van daarvan voor de schade aan onroerende zaken. Ook gaat hij in op hoe deze uitspraak past in de lijn in het personenschaderecht het licht van de ontwikkelingen in de doctrine.
Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ps-updates@boom.nl
Met vriendelijke groet,
Ilona van der Zalm, Armin Vorsselman & Arvin Kolder
PS Updates
Hoge Raad
Rechtbank
- Rechtbank Rotterdam Een medewerker van een extern beveiligingsbedrijf fietst met zijn collega over het bedrijventerrein van de materiële werkgever van een opdracht terug om te lunchen. Hierbij komt hij ten val doordat zijn voorwiel blijft steken in een scheur/gleuf tussen twee stelconplaten. De medewerker was onoplettend en fietste met een hand los. De formele werkgever vordert dat de materiële werkgever volledig bijdrageplichtig is ter zake van het ongeval. Uit de VOTOB-inkoopvoorwaarden volgt dat iedereen die zich op het bedrijventerrein bevindt, dit geheel op eigen risico doet. Artikel 7:658 lid 4 BW is niet van toepassing nu de materiële werkgever zich tegenover de formele werkgever, en niet de medewerker, op het vrijwaringsbeding beroept. Het verweer dat een dergelijk vrijwaringsbeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is omdat de formele werkgever geen invloed heeft op de staat van het bedrijventerrein gaat niet op omdat niet voldoende vast is komen te staan wat de toedracht was van het ongeval. De slechte staat van de weg of de onvoorzichtigheid van de medewerker. 09-03-2022
- Rechtbank Limburg Schadeberekening na langdurig seksueel misbruik van minderjarige stiefzoon. De jongen krijgt een WIA-uitkering op basis van een arbeidsongeschiktheid van 80%-100%. De arbeidsdeskundige is van mening dat er een restverdiencapaciteit is. De jongen zou 40 uur kunnen werken als fitnessinstructeur. De rechtbank gaat mee in het oordeel van de deskundige. Het rapport is voldoende en op overtuigende wijze onderbouwd. Dat de jongen op dit moment een WIA-uitkering krijgt doet daar niet aan af. Het oordeel over de arbeidsongeschiktheid van de jongen ziet op een bestuursrechtelijke aanspraak op een uitkering, en niet op een civielrechtelijke aanspraak op schadevergoeding. Ondanks de restverdiencapaciteit moet aan de jongen een bedrag van bijna € 1.200.000 worden betaald. 09-02-2022
- Rechtbank Gelderland Een deelgeschil is niet bedoeld als incassoprocedure. De benadeelde heeft zelf geen belang in dit geschil. De deelgeschilprocedure wordt volstrekt onnodig of onterecht ingesteld. Vooral ingesteld met als doel betaling van de declaraties, niet om een vaststellingsovereenkomst dichterbij te krijgen. 07-02-2022