Naar boven ↑

Update

Nummer 16, 2022
Uitspraken van 12-04-2022 tot 19-04-2022
Redactie: Mr. H. Vorsselman, mr. drs. I. van der Zalm, mr. Y. Bosschaart en J. Stulp.

Geachte heer/mevrouw,

Bijgaand treft u een nieuwe PS Update aan. 

Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de sinds de vorige nieuwsbrief verschenen uitspraken, die te raadplegen zijn via de hyperlinks onderaan deze nieuwsbrief. Wij lichten de volgende uitspraken hier voor u uit.

Oordeel hof behandeling vordering wegens shockschade, onevenredige belasting strafproces niet onbegrijpelijk.
Strafrecht. Hof heeft geoordeeld dat de behandeling van de vorderingen ter zake van shockschade een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert omdat alleen na nadere onderbouwing en/of bewijslevering is vast te stellen of en in hoeverre de aangevoerde omstandigheden een directe confrontatie vormen met de ernstige gevolgen van de moord en recht geven op een schadevergoeding wegens shockschade. Dat oordeel is feitelijk en kan in cassatie slechts op begrijpelijkheid worden getoetst. In het licht van de inhoud van de ingediende vorderingen is dat oordeel niet onbegrijpelijk. Tot een nadere motivering was het hof niet gehouden. Gelet daarop bestaat geen aanleiding in deze zaak in te gaan op de aanbevelingen in de conclusie van de A-G’s (PS 2022-0180) betreffende het materiële civiele recht. Volgt verwerping (PS 2022-0297).

Ongelukkige samenloop van omstandigheden bij val van trap met gereedschap in handen.
Werkneemster komt ten val bij het afdalen van een trap. De trap was steil en had kortere treden dan gewoonlijk. De kantonrechter is van mening dat de werkgever niet kon weten dat de trap een onveilige situatie zou (kunnen) opleveren. Verder is de kantonrechter van mening dat van een ervaren kracht redelijkerwijs mocht worden verwacht dat zij in staat was in te schatten of zij veilig de trap af kon lopen met gereedschap in één hand. Het ongeval is een ongelukkige samenloop van omstandigheden (PS 2022-0283).

Bijtincident artikel 6:179 BW: zowel bezitter als dagelijkse baas van hond dragen schadelast.
Een stichting vangt probleemhonden op en herplaatst deze honden bij particulieren middels een bruikleenovereenkomst. Een bij een echtpaar geplaatste hond raakt betrokken bij een bijtincident en het echtpaar stelt de stichting als bezitter van de hond aansprakelijk. De rechtbank is van oordeel dat de over en weer toe te rekenen omstandigheden, enerzijds de risicoaansprakelijkheid van de stichting als bezitter van de hond en anderzijds het aanvaarden van de risico’s door het echtpaar door de hond te adopteren, beide in gelijke mate (causaal) tot de schade hebben bijgedragen. De schade van het bijtincident blijft, zo eist de billijkheid, voor 75% voor rekening van het echtpaar (art. 6:101 BW) (PS 2022-0288).

Aanbieder bootexcursie aansprakelijk voor ongeval op zee.
Een man loopt een dwarslaesie op tijdens een bootexcursie. Er is sprake van een overeenkomst van personenvervoer. De schipper had het gevaar als gevolg van het opvoeren van de snelheid onder omstandigheden kunnen zien en kunnen en moeten vermijden zolang de man op het voorsteven zat. Het ongeval is te wijten aan de schuld van het botenbedrijf (PS 2022-0293).

Literatuur
Hier vindt u het overzicht van de literatuur die sinds de vorige nieuwsbrief is verschenen.

Aanbevelingen Rekenrente in personenschadezaken, LOVCK/LOVC-Hoven EG Personenschade, maart 2022
Het LOVCK (Landelijk Overleg Vakinhoud Civiel en Kanton) en het LOVCH (Landelijk Overleg Vakinhoud Civiel Hoven) hebben aangepaste aanbevelingen gedaan aan rechters en raadsheren belast met de behandeling van personenschadezaken. Voorstellen voor deze aangepaste aanbevelingen aangaande rekenrente in personenschadezaken zijn gedaan door de landelijke Expertgroep Personenschade. Gelet op de actuele rentestanden zijn de percentages in de aanbevelingen aangepast en daarnaast afgerond op halve percentages. Verder is besloten om de eerdere overweging onder NB bij de toelichting bij aanbeveling 4 te laten vervallen. Deze overweging leidde tot onbedoelde en ongewenste onduidelijkheid.

Y. Bosschaart, annotatie JA bij ‘Rechtbank Midden-Nederland 27 oktober 2021, nr. C/16/517202 / HA RK 21-37, ECLI:NL:RBMNE:2021:5215’, JA 2022/64 [Legalintelligence] [Rechtsorde]
Verzoekster en haar gezin zijn op 2 februari 2015 met hun auto betrokken geraakt bij een verkeersongeval. Verzoekster raakt daarbij blijvend rolstoelgebonden en zorgafhankelijk. ASR heeft de aansprakelijkheid erkend. In de onderhavige deelgeschilprocedure staan de kosten van de noodzakelijke verhuizing centraal. In de deelgeschilprocedure staan de vragen centraal of de (volledige) meerkosten als schade dienen te worden aangemerkt en of sprake is van een verrekenbaar voordeel. Eerstgenoemde vraag beantwoordt de rechtbank bevestigend en laatstgenoemde vraag ontkennend. De rechtbank oordeelt dat het  wonen  in een groter, duurder huis op zichzelf geen voordeel voor verzoekster oplevert. De rechtbank oordeelt dat het in de rede ligt dat partijen, op het moment dat zich een situatie voordoet waarbij het nodig is dat een benadeelde verhuist, rond het moment van aankoop van de aangepaste woning al afspraken maken over hoe wordt omgegaan met het verschil in waarde tussen de huidige woning en de aangepaste woning bij een eventuele verkoop van de (dan nog aan te schaffen) aangepaste woning. ASR heeft daartoe voldoende gelegenheid gehad, maar daarvoor is het nu te laat.

T. Riyazi en L.J. Sonneveld, annotatie JA bij ‘Rechtbank Overijssel, 25-01-2022, ECLI:NL:RBOVE:2022:286, nr. 9573285 \ EJ VERZ 21-451’, JA 2022/69 [Legalintelligence] [Rechtsorde]
Een werknemer valt tijdens zijn werkzaamheden door een dakplaat van een manege. Tijdens de werkzaamheden was de werknemer met een harnasgordel met een vallijn gekoppeld aan een op het dak bevestigde kabel waardoor hij het dak gezekerd kon belopen. Op enig moment heeft de werknemer zijn vallijn losgekoppeld van de kabel en is vervolgens zeven meter naar beneden gevallen. Hij spreekt zijn werkgever aan op grond van art. 7:658 BW voor zijn schade. Zijn werkgever wijst aansprakelijkheid af. Daartoe voert de werkgever aan dat hij heeft voldaan aan zijn zorgplicht en dat er tevens sprake is van bewuste roekeloosheid zijdens de werknemer. De rechtbank wijst de vordering van de werknemer af. Daartoe oordeelt zij dat de werkgever aan zijn zorgplicht ex. art. 7:658 BW heeft voldaan. De werkgever heeft onder andere door het in kaart brengen van de risico’s in een Risico-Inventarisatie en Evaluatie, het houden van toolboxmeetings en het voldoende instrueren van de werknemer, voldaan aan zijn zorgplicht. Er wordt mede gewicht toegekend aan het rapport van de Inspectie SZW. Ten aanzien van het verweer van de werkgever dat de werknemer te verwijten valt dat hij de vallijn heeft losgekoppeld, oordeelt de rechtbank dat dit gedrag van de werknemer niet voorzienbaar was.

A.M. Reitsma e.a., ‘Evaluatie van de IWMD-vraagstelling causaal verband bij ongeval – resultaten van een enquête en opties voor revisie’, TVP 2022, afl. 1 [Legalintelligence] [Rechtsorde]
De ‘Vraagstelling causaal verband bij ongeval’ van de Interdisciplinaire Werkgroep Medische Deskundigen (IWMD) is sinds haar verschijnen in 2004 uitgegroeid tot de standaardvraagstelling voor onafhankelijke deskundigen in letselschadezaken. De meest recente versie van de zogenoemde IWMD-vraagstelling dateert van januari 2010 en is dus inmiddels ruim twaalf jaar in gebruik. Vanuit de praktijk wordt al enige tijd aangedrongen op een revisie. In overleg tussen De Letselschade Raad, de Nederlandse Vereniging van Geneeskundig Adviseurs in particuliere Verzekeringszaken (GAV) en de Vrije Universiteit Amsterdam is een werkgroep gevormd, die eind 2019 een enquête over de IWMD-vraagstelling heeft verspreid onder professionals werkzaam in de letselschade. In dit artikel bespreken de auteurs de resultaten van deze enquête en de opties voor mogelijke revisie die daaruit lijken voort te vloeien. De volledige resultaten van de enquête, de hier geformuleerde opties voor revisies en andere relevante documenten zijn te raadplegen op de website van De Letselschade Raad. Professionals uit de letselschadebranche wordt gevraagd daarop hun visie te geven.

J. Mantel, ‘De toepassing van de Wet Affectieschade in de rechtspraak’, TVP 2022, afl. 1 [Legalintelligence] [Rechtsorde]
De Wet Affectieschade is inmiddels ruim 2,5 jaar in werking. In deze bijdrage wordt ingegaan op de vraag hoe in de afgelopen jaren invulling is gegeven aan de Wet Affectieschade in de rechtspraak. Daarbij zullen enkele in de literatuur gesignaleerde vraagstukken en kanttekeningen inzake de toepassing van de Wet Affectieschade het kader vormen. In het bijzonder wordt ingegaan op de vaste kring van de gerechtigden, de hardheidsclausule en de reikwijdte van het met de inwerkingtreding van de wet geïntroduceerde begrip ‘ernstig en blijvend letsel’.

G.M. Veldt, ‘Het productbegrip bij productaansprakelijkheid aan de hand van drie arresten’, TVP 2022, afl. 1 [Legalintelligence] [Rechtsorde]
In een drietal recente arresten komt het productbegrip uit de richtlijn productaansprakelijkheid (85/374/EEG) aan de orde. De arresten laten zien dat wat een product is lang niet altijd eenduidig valt te beantwoorden, hetgeen consequenties kan hebben voor het verhaal van schade door letselschadeslachtoffers op grond van de regeling productaansprakelijkheid. Reden genoeg om deze arresten te bespreken, aan de hand daarvan bepaalde aspecten van het productbegrip uit te lichten en in te gaan op welke voor de letselschadepraktijk relevante aanpassingen in het verlengde van die drie uitspraken mogelijk in de toekomst ophanden zijn.

K. Watts, ‘A comparative law analysis of no-fault comprehensive compensation funds: international best practice & contemporary applications’, TVP 2022, afl. 1 [Legalintelligence] [Rechtsorde]
Compensation funds in different jurisdictions have varying functions and objectives to remedy loss. This doctoral research addresses the significant knowledge gap in relation to no-fault comprehensive compensation funds. These are a single publicly-managed structure that provides a wide, compulsory and complete replacement for tort remedies. The research identifies the hallmarks of these funds’ successful establishment, administration, operation and further development. This includes analysis of the functional harms covered, compensation quantum and funding. There is also a novel first principles analysis of the interaction between large funds and human rights law. These analyses inform concrete recommendations for the legislative improvement of existing funds, new funds, and the framework’s application to contemporary liability problems.

P. Oskam, ‘Mag een advocaat (zijn cliënt laten) liegen?’, TVP 2022, afl. 1 [Legalintelligence] [Rechtsorde]
Twee verzekeraars dienen tuchtklachten in tegen de advocaat van een slachtoffer. Naar het oordeel van de Raad van Discipline heeft de advocaat tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld, omdat hij zich niet als advocaat heeft teruggetrokken nadat zijn cliënt leugenachtige verklaringen aan de verzekeraar had verstrekt. De advocaat heeft een verkeerde voorstelling van zaken aan de verzekeraar gegeven. De klacht wordt gegrond verklaard en aan de advocaat wordt de maatregel van berisping opgelegd.

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ps-updates@boom.nl

Met vriendelijke groet,
Ilona van der Zalm, Armin Vorsselman & Arvin Kolder
PS Updates

Hoge Raad

Hof

Rechtbank

Antillen