Naar boven ↑

Update

Nummer 17, 2022
Uitspraken van 20-04-2022 tot 25-04-2022
Redactie: Mr. H. Vorsselman, mr. drs. I. van der Zalm, mr. Y. Bosschaart en J. Stulp.

Geachte heer/mevrouw,

Bijgaand treft u een nieuwe PS Update aan. 

Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de sinds de vorige nieuwsbrief verschenen uitspraken, die te raadplegen zijn via de hyperlinks onderaan deze nieuwsbrief. Wij lichten de volgende uitspraken hier voor u uit.

Mist artikel 7:954 BW toepassing in een geval waarin vordering op grond van artikel 6 lid 1 WAM is verjaart?
Voor gevallen waarin aan de benadeelde een eigen recht jegens de aansprakelijkheidsverzekeraar is toegekend (in casu artikel 6 lid 1 WAM), is de toepasselijkheid van de directe actie in artikel 7:954 lid 7 BW uitgesloten, omdat de benadeelde in die gevallen een bescherming krijgt die afwijkt van en ook verdergaat dan de bescherming die artikel 7:954 BW biedt. Voor zover de rechtsvordering van de benadeelde op de verzekeraar uit hoofde van artikel 6 lid 1 WAM eerder verjaart dan de rechtsvordering van de benadeelde op de verzekerde ter zake waarvan onder de verzekering uitkering kan worden gevorderd, kan niet worden gezegd dat de benadeelde op grond van de WAM een bescherming geniet die verdergaat dan die welke hij kan ontlenen aan artikel 7:954 lid 1-6 BW. Artikel 7:954 lid 7 BW moet dan ook zo worden uitgelegd dat de daarin neergelegde beperking van de mogelijkheid gebruik te maken van de directe actie geen betrekking heeft op de situatie waarin de benadeelde de rechtsvordering uit hoofde van artikel 6 WAM als gevolg van verjaring daarvan niet meer ten dienste staat (PS 2022-0306).

Nauwe affectieve relatie tussen broers, affectieschadevergoeding toegekend.
Strafrecht. Opzettelijk in brand steken van eigen huis. Zoon komt om het leven, partner en twee andere zoons raken ernstig gewond. Partner krijgt € 20.000 affectieschade en € 195.700 smartengeld wegens geestelijk en lichamelijk letsel toegekend. De oudste en middelste zoon komen beide in aanmerking voor € 17.500 als vergoeding van affectieschade. Zij hebben aan het ziekenhuisbed over hun jongere broertje gewaakt, omdat hun ouders hier niet toe in staat waren. Er bestaat een bijzondere nauwe affectieve band. Daarnaast wordt aan beide zoons een vergoeding voor smartengeld/shockschade toegekend (PS 2022-0302).

Verjaring van rechtsvordering tot vergoeding van schade. Aanvang korte verjaringstermijn (artikel 3:310 BW).
Man betaalt een voorschot aan goodwill bij het uittreden van de maatschap. Het hof oordeelt dat de korte verjaringstermijn van artikel 3:310 BW is gaan lopen op het moment dat de vrouw dan wel haar adviseurs redelijkerwijs hadden kunnen of moeten begrijpen dat haar man meer goodwillaanspraken had. Indien deze overwegingen van het hof aldus moeten worden begrepen dat voor het aanvangsmoment van de verjaring voldoende is dat de vrouw bekend had kunnen of moeten zijn met de schade, is het hof uitgegaan van een onjuiste rechtsopvatting. Het gaat bij de eis dat de benadeelde bekend is geworden met de schade immers om een daadwerkelijke bekendheid. Hiervan kan pas sprake zijn als de benadeelde voldoende zekerheid – die niet een absolute zekerheid behoeft te zijn – heeft verkregen dat er schade is veroorzaakt. Daarvoor is dus niet voldoende dat de vrouw met het gestelde onrechtmatig handelen en met de gestelde schade bekend had kunnen of moeten zijn. Indien de overwegingen van het hof aldus moeten worden begrepen dat de vrouw daadwerkelijk bekend was met het gestelde onrechtmatig handelen en de gestelde schade, omdat zij door een brief voldoende zekerheid had dat de man, naast het voorschot, beschikte over vermogensbestanddelen die ten onrechte niet in de verrekening waren betrokken, dan is dit oordeel onvoldoende gemotiveerd (PS 2022-0307).

Literatuur
Hier vindt u het overzicht van de literatuur die sinds de vorige nieuwsbrief is verschenen.

C. van Dijk & T. Nelissen, ‘Werkgeversaansprakelijkheid voor seksueel wangedrag op de werkvloer?’, PPS-Bulletin 2022-1, p. 18
De benadeelden van seksuele intimidatie of seksueel grensoverschrijdend gedrag de rechter weten te vinden blijkt vooral uit rechtspraak in het arbeidsrecht. Slachtoffers spreken maar zelden hun werkgevers aan voor schade die (mede) is ontstaan door omstandigheden die voor rekening van de werkgever komen. Desalniettemin blijkt een aanspraak niet altijd kansloos. De vooral arbeidsrechtelijke uitspraken laten bijvoorbeeld zien dat van de werkgever het een en ander mag worden verwacht aangaande de werksfeer, de mogelijkheid om (onafhankelijk) een klacht in te kunnen dienen en de nazorg bij zo’n klacht. In dit artikel bespreken de auteurs de twee mogelijke grondslagen voor een slachtoffer om een (schade)vergoeding te vorderen van zijn werkgever als gevolg van seksuele intimidatie op de werkvloer. Het gaat hier om art. 7:658 BW (werkgeversaansprakelijkheid) en art 6:170 BW (aansprakelijkheid voor ondergeschikten).

N. Nuijten & P. Klein Gunnewiek, ‘Het vereiste van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. De Hoge Raad heeft duidelijkheid gegeven’, PPS-Bulletin 2022-1, p. 26
In het arrest van 29 juni 2021 besliste de Hoge Raad over de vergoeding van immateriële schade wegens een aantasting in de persoon op andere wijze, dat het vereiste ‘geestelijk letsel naar objectieve maatstaven’ niet betekent dat sprake hoeft te zijn van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Dit arrest zorgde voor onduidelijkheid over de vergoeding van shockschade. Was deze verduidelijking en eigenlijk versoepeling van de bewijslast voor een benadeelde ook van toepassing op het leerstuk van de shockschade? Deze grondslag voor vergoeding van schade valt immers ook onder aantasting in de persoon op andere wijze, zoals opgenomen in art. 6:106 aanhef en onder b BW. De onzekerheid was echter van korte duur, want bij arrest van 24 december 2021 kreeg de Hoge Raad alweer en kans om duidelijkheid te geven en daarvan is gebruik gemaakt. In deze bijdrage wordt het juridisch kader geschetst aan de hand van jurisprudentie van de Hoge Raad en worden de twee recente arresten besproken en geduid.

P. Oskam, ‘Vergoeding van kosten van ongereguleerde belangenbehartigers’, PPS-Bulletin 2022-1, p. 32
Op 28 januari 2022 wees de Hoge Raad een arrest over een door Achmea in diverse polisvoorwaarden gehanteerd beding over de vergoeding van de kosten van een door een verzekerde ingeschakelde contra-expert. Dit beding bepaalt dat de redelijke kosten van de door de verzekerde ingeschakelde contra-expert alleen voor vergoeding in aanmerking komen als, kort gezegd, het om een NIVRE-expert gaat of een expert die bij een vergelijkbare beroepsorganisatie is ingeschreven. Hoewel voornoemde uitspraak van de Hoge Raad geen betrekking heeft op de in lestelschadezaken te vergoeden buitengerechtelijke kosten, bevat de uitspraak wel interessante overwegingen die ook – naar analogie – toepasbaar zijn in letselschade zaken. De auteur bespreekt de uitspraak van de Hoge Raad en staat daarna stil bij de relevantie van de overwegingen van de Hoge Raad bij het bepalen van de redelijke omvang van buitengerechtelijke kosten in letselschadezaken.

R. Meelker, ‘De Waarheid’, PPS-Bulletin 2022-1, p. 36
In zijn algemeenheid kan gesteld worden dat de waarheid een groot goed is, dat bescherming verdient en ondersteuning, aangezien dat in ieders belang is. In het recht is dat op diverse plaatsen erkend. Zo zijn in het Wetboek van Strafrecht meerdere bepalingen opgenomen die tot doel hebben waarheidsschendingen tegen te gaan. Verzekeraars hebben de ervaring dat sommigen de waarheid wat minder hoog in hun vaandel hebben staan bij het sluiten van een verzekering of erna, om een uitkering of voorzieningen te krijgen op grond van de verzekering. In dit artikel bespreekt de auteur een zaak waarin door de bedrogen partij een beroep gedaan wordt op schending van de waarheidsplicht van art. 21 Rv. 

A. Joxhorst, ‘De Wet Affectieschade – hoe staat het ermee?’, PPS-Bulletin 2022-1, p. 46
In het (toen nog) PIV-bulletin van december 2018 heeft de auteur een vooruitblik gegeven op de aanstaande Wet Affectieschade. Op 1 januari 2019 is de wet van kracht gegaan en inmiddels zijn wij drie jaar verder. Tijd voor een tussenstand. In dit artikel gaat de auteur in op een aantal recente uitspraken. Hoe wordt over de diverse eisen voor affectieschade geoordeeld? Waar wordt mee geworsteld? Wat is de discussie? Hoe ga je om met samenloop tussen een vergoeding voor affectieschade en shockschade?

E.R. Rensen, ‘Naar een strengere aanpak van rijden onder invloed – op de juiste weg?’, VR 2022/51 [Legalintelligence] [Rechtsorde]
Rijden onder invloed van alcohol is een terugkerend thema in de politiek als het gaat om het verbeteren van de verkeersveiligheid. Hoeveel invloed alcohol heeft op het aantal ongevallen in het verkeer, is niet exact vast te stellen. Naar schatting leidde rijden onder invloed van alcohol in 2015 tot een aantal van 75 tot 140 verkeersdoden. Het terugdringen van het aantal bestuurders dat met alcohol op achter het stuur kruipt vormt een belangrijk onderdeel van het Strategisch plan Verkeersveiligheid 2030. Dat plan introduceert een ‘nulambitie’, een streven om het aantal verkeersslachtoffers per 2030 terug te brengen tot nihil. Met dit plan wordt getracht maatregelen te initiëren waarmee kan worden ingespeeld op de veranderende omstandigheden in het verkeer, zoals de toegenomen drukte en de introductie van snellere en stillere voertuigen, die zijn voorzien van technische snufjes waaraan we moeten wennen. Tegelijkertijd wordt met het plan geprobeerd in te grijpen in de stagnering van de dalende trend die de afgelopen decennia te zien was in het aantal verkeersdoden. Overigens stijgt het aantal verkeersgewonden al jaren.

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ps-updates@boom.nl

Met vriendelijke groet,
Ilona van der Zalm, Armin Vorsselman & Arvin Kolder
PS Updates

Hoge Raad

Hof

Rechtbank

Antillen