Update
Geachte heer/mevrouw,
Bijgaand treft u een nieuwe PS Update aan.
Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de sinds de vorige nieuwsbrief verschenen uitspraken, die te raadplegen zijn via de hyperlinks onder aan deze nieuwsbrief. Wij lichten de volgende uitspraken hier voor u uit.
Geestelijk letsel door onrechtmatige tv-uitzending; rol predispositie in situatie zónder ongeval.
SBS heeft in een televisieprogramma een man gefilmd en daarbij vermeld dat hij gestolen goederen zou verkopen. Nadat de man, hoewel onherkenbaar in beeld gebracht, na de uitzending door enkele klanten wordt herkend, wordt hij op non-actief gesteld door zijn werkgever. De man bleek ten onrechte als heler te zijn aangemerkt. De man vordert een schadevergoeding van SBS inzake de door hem geleden schade vanwege de tv-uitzending. Mede vanwege een mogelijke psychische predispositie lijdt de man (extra) schade. In cassatie staat vast dat SBS onrechtmatig heeft gehandeld jegens eiser door het uitzenden van de beelden en dat een condicio sine qua non-verband bestaat tussen de uitzending en de psychische klachten (het geestelijk letsel) van de man. De man heeft dus letselschade geleden, hetgeen een ruime toerekening ex artikel 6:98 BW rechtvaardigt. In geval van schade die bestaat in fysiek of geestelijk letsel moet het deel van die schade dat (mede) is ontstaan of verergerd door een eventuele persoonlijke predispositie van de benadeelde waarvan niet aannemelijk is dat deze zonder de aansprakelijkheidvestigende gebeurtenis in de toekomst zou hebben geleid tot (dat deel van) die schade, in beginsel op grond van artikel 6:98 BW aan de aansprakelijke worden toegerekend. De Hoge Raad oordeelt in aanvulling op zijn eerdere/vaste rechtspraak over de bepaling van de situatie zónder ongeval bovendien, dat het oordeel dat redelijkerwijs te verwachten valt dat een predispositie tot nadeel zou hebben geleid in de hypothetische situatie zonder de aansprakelijkheidvestigende gebeurtenis herleidbaar moet zijn tot ‘concrete aanwijzingen’ (PS 2022-0311).
‘Knipperlichtrelatie’ onvoldoende voor recht op vergoeding affectieschade.
Strafrecht. Doodslag. Moeder en dochter van het slachtoffer krijgen respectievelijk € 17.500 en € 20.000 vergoeding voor affectieschade. De vriendin van het slachtoffer kan niet worden aangemerkt als diens levensgezel, nu er sprake is van een ‘knipperlichtrelatie’. Beide partijen hielden er andere bedpartners op na en het slachtoffer maakte soms bewust ruzie met zijn vriendin zodat hij met anderen kon afspreken. Voor een beroep op de hardheidsclausule is niet voldoende gebleken dat er sprake is van een dusdanig nauwe persoonlijke relatie dat de vriendin, ondanks dat zij niet aangemerkt kan worden als levensgezel, toch gelijkgesteld zou moeten worden met naasten in de zin van de affectieschaderegeling (PS 2022-0315).
Werkgever niet aansprakelijk voor schade door het verstappen van werknemer.
Werknemer verstapt zich bij het afdalen van een afstapje bestaande uit twee treden. Bij het afdalen wilde de werknemer een portofoon in zijn borstzak opbergen. De werknemer komt ten val, raakt met zijn hoofd een koker en loopt een dwarslaesie op. De werkgever heeft zijn zorgplicht niet geschonden. Het op- en afgaan van dergelijke treden is een dermate dagelijkse bezigheid dat daartoe geen bijzondere instructie door de werkgever noodzakelijk is. Ook qua inrichting kan de werkgever niet verweten worden dat deze onvoldoende maatregelen heeft getroffen om het ongeval te voorkomen. Werkgever is niet aansprakelijk voor de schade die is geleden door het ongeval (PS 2022-0317).
Literatuur
Hier vindt u het overzicht van de literatuur die sinds de vorige nieuwsbrief is verschenen.
J.T. Hiemstra, ‘Het MoM-arrest en de aansprakelijkheid voor samengestelde producten’, MvV 2022/4.3 [Legal intelligence] [Rechtsorde]
Het MoM-arrest gaat over de samenvoeging van producten tot een heupprothese. Deze samenvoeging roept verschillende vragen op, zoals wie als producent(en) moet(en) worden aangemerkt en wanneer de vervaltermijn voor de aansprakelijkheid van deze producent(en) aanvangt. Het oordeel van de Hoge Raad over deze vraagstukken verrast niet. Desalniettemin zet het arrest aan tot denken, namelijk over een situatie die net iets anders is dan de situatie die voorlag in het MoM-arrest en veelvuldig voorkomt. In deze bijdrage wordt onderzocht hoe het regime inzake productaansprakelijkheid en het recente MoM-arrest van de Hoge Raad moeten worden toegepast bij het samenvoegen van onderdelen van verschillende fabrikanten. Daarbij gaat de auteur in op de vraag of de samenvoeging van onderdelen een nieuw product doet ontstaan, en wat de aansprakelijkheidsverhouding is tussen de fabrikanten van de verschillende onderdelen en de hulpverlener die ze samenvoegt.
E. Boonzaaijer e.a., ‘Het bewijs van causaal verband in beroepsziektezaken – Waar staan we en waar moeten we (vooral niet) naartoe?’, MvV 2022/4.4 [Legal intelligence] [Rechtsorde]
Heeft een werknemer schade geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden? In beroepsziektezaken laat die vraag zich vaak veel lastiger beantwoorden dan in zaken waarin het gaat om een ‘klassiek arbeidsongeval’. Het beantwoorden van deze causaliteitsvraag houdt partijen in beroepsziektezaken veelvuldig verdeeld. Op 7 juni 2013 heeft de Hoge Raad hierover twee richtinggevende arresten gewezen. In een van die zaken is het opnieuw tot een cassatieprocedure gekomen. Die procedure heeft de Hoge Raad afgedaan met art. 81 Wet op de rechterlijke organisatie (Wet RO) en daarmee bekrachtigd dat de route die met deze arresten is ingeslagen nog altijd moet worden gevolgd. In deze bijdrage wordt de stand van zaken rond het bewijs van causaal verband in beroepsziektezaken in kaart gebracht en bezien de auteurs of deze ingeslagen weg wat hen betreft nog steeds de juiste is.
Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ps-updates@boom.nl
Met vriendelijke groet,
Ilona van der Zalm, Armin Vorsselman & Arvin Kolder
PS Updates
Hoge Raad
Hof
- Gerechtshof Den Haag Strafrecht. Moord op zakenpartner door hem meermalen met een bijl en onkruidwieder op het hoofd te slaan en te wurgen. Echtgenote van het slachtoffer is vijf dagen nadat het feit is gepleegd, geconfronteerd met het door het gebruikte geweld ernstig toegetakelde lichaam van haar om het leven gebrachte echtgenoot. Omdat niet is vast te stellen in hoeverre de psychische klachten het gevolg zijn van de directe confrontatie met haar overleden echtgenoot dan wel het gemis van haar echtgenoot wordt 50% van het gevorderde bedrag aan shockschade toegekend. Omdat de schadeveroorzakende gebeurtenis vóór 1 januari 2019 is gelegen, komt affectieschade niet voor vergoeding in aanmerking. 21-04-2022
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Auto die een parkeervak verlaat, rijdt tegen een auto op de rijweg. Schadeverzekeraar betwist of er sprake is van een ongeval omdat het ongeval met opzet zou zijn veroorzaakt doordat de auto op de rijweg extra gas heeft gegeven. Daarnaast stelt de schadeverzekeraar dat verzekerde niet gewond is geraakt tijdens het ongeval. Uit medische informatie blijkt dat verzekerde gewond is geraakt. Schadeverzekeraar wordt toegelaten om te bewijzen dat geen sprake is van een authentiek ongeluk. 19-04-2022
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch Werknemer verstapt zich bij het afdalen van een afstapje bestaande uit twee treden. Bij het afdalen wilde de werknemer een portofoon in zijn borstzak opbergen. De werknemer komt ten val, raakt met zijn hoofd een koker en loopt een dwarslaesie op. De werkgever heeft zijn zorgplicht niet geschonden. Het op- en afgaan van dergelijke treden is een dermate dagelijkse bezigheid dat daartoe geen bijzondere instructie door de werkgever noodzakelijk is. Ook qua inrichting kan de werkgever niet verweten worden dat deze onvoldoende maatregelen heeft getroffen om het ongeval te voorkomen. Werkgever is niet aansprakelijk voor de schade die is geleden door het ongeval. 19-04-2022
Rechtbank
- Rechtbank Noord-Nederland Strafrecht. Doodslag. Moeder en dochter van het slachtoffer krijgen respectievelijk € 17.500 en € 20.000 vergoeding voor affectieschade. De vriendin van het slachtoffer kan niet worden aangemerkt als diens levensgezel, nu er sprake is van een ‘knipperlichtrelatie’. Beide partijen hielden er andere bedpartners op na en het slachtoffer maakte soms bewust ruzie met zijn vriendin zodat hij met anderen kon afspreken. Voor een beroep op de hardheidsclausule is niet voldoende gebleken dat er sprake is van een dusdanig nauwe persoonlijke relatie dat de vriendin, ondanks dat zij niet aangemerkt kan worden als levensgezel, toch gelijkgesteld zou moeten worden met naasten in de zin van de affectieschaderegeling. 21-04-2022
- Rechtbank Amsterdam Strafrecht. Man steekt slachtoffer, na een ruzie waarbij beiden geweld gebruikten, in zijn hoofd. Het slachtoffer liep daarbij ernstig en blijvend letsel op. Het slachtoffer krijgt een immateriële schadevergoeding van € 30.000. Wel is er sprake van 30% eigen schuld, omdat er voorafgaand aan het steekincident sprake was van een ruzie en het slachtoffer zelf ook een mes heeft getrokken. 21-04-2022
- Rechtbank Oost-Brabant Fietser wordt aangereden door een auto. Fietser reed tegen de voorgeschreven rijrichting in en verleende geen voorrang aan de auto, waar hij dat wel had moeten doen. Aan de automobilist kan enkel het verwijt gemaakt worden dat hij niet optimaal rekening heeft gehouden met de mogelijkheid dat er op de betreffende kruising een fietser van links zou kunnen komen, die mogelijk aan hem geen voorrang zou verlenen. De automobilist hoeft niet meer dan 50% van de schade van de fietser te vergoeden. 21-04-2022
- Rechtbank Noord-Nederland Nederlandse skiër krijgt een ongeval op de skipiste in Oostenrijk. Skiër spreekt de eigenaar van de skipiste aan. De bevoegdheid van de Nederlandse rechter om kennis te nemen van de vordering werd aanvankelijk door de eigenaar van de skipiste erkend. Rechtbank neemt dan ook haar bevoegdheid aan. Eigenaar van de skipiste komt later in de procedure terug op haar eerdere erkenning van de bevoegdheid van de Nederlandse rechter. Door arresten van het hof en de Hoge Raad in een vergelijkbare zaak, zou de eindbeslissing over de bevoegdheid van de Nederlandse rechter op een onjuiste juridische grondslag berusten. Het eerdere oordeel van de rechtbank blijft gehandhaafd. De eigenaar van de skipiste heeft de bevoegdheid van de rechtbank uitdrukkelijk erkend. 13-04-2022
- Rechtbank Gelderland Deelgeschil. Vrachtwagen botst bij het wisselen van rijbaan tegen een auto aan. De auto slaat meerdere keren over de kop. Het verzoek om het causaal verband tussen de gestelde gezondheidsklachten en het ongeval vast te stellen, wordt afgewezen. Er is nader medisch onderzoek nodig door een onafhankelijke deskundige. 07-04-2022
- Rechtbank Gelderland Schadestaatprocedure. Verhuurder aansprakelijk ex artikel 6:174 BW in verband met aanwezigheid asbest in woning huurder. Diverse schadeposten, waaronder immateriële schade. Er was sprake van reële angst op gezondheidsschade. Deskundigenonderzoek (orthopedisch en psychiatrisch) nodig naar klachten/beperkingen in relatie tot de blootstelling. 06-04-2022
- Rechtbank Rotterdam Beroepsziekte. Deskundigenbericht. De deskundige heeft alle mogelijke relevante factoren die partijen hebben aangevoerd voor het ontstaan van de COPD en de ernstige verslechtering van de longfunctie van de werknemer deugdelijk onderzocht. De deskundige is op alle kritiekpunten van de werkgever ingegaan en zijn bevindingen en conclusies zijn consistent en logisch. Causaal verband tussen blootstelling aan sigaretten-/rooklucht tijdens werk en de gezondheidsschade (COPD) van de werknemer is voldoende aangetoond. Werkgever aansprakelijk. 17-03-2022
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant Man valt tijdens zijn werkzaamheden door een dakplaat en overlijdt ter plaatse aan zijn verwondingen. Ten tijde van het arbeidsongeval was de dekking van de bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering opgeschort in verband met het uitblijven van betaling van verschuldigde premies. Er is door het bedrijf geen schade uitgekeerd aan de vrouw van de overledene. De vrouw stelt een bestuurder persoonlijk aansprakelijk. Het bedrijf heeft volgens de rechtbank voldaan aan haar zorgplicht als werkgever en is dus niet aansprakelijk op grond van artikel 7:658 BW. Volgens de rechtbank is er eveneens geen sprake van bestuurdersaansprakelijkheid. 04-04-2018