Naar boven ↑

Update

Nummer 18, 2022
Uitspraken van 26-04-2022 tot 02-05-2022
Redactie: Mr. H. Vorsselman, mr. drs. I. van der Zalm, mr. Y. Bosschaart en J. Stulp.

Geachte heer/mevrouw,

Bijgaand treft u een nieuwe PS Update aan. 

Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de sinds de vorige nieuwsbrief verschenen uitspraken, die te raadplegen zijn via de hyperlinks onder aan deze nieuwsbrief. Wij lichten de volgende uitspraken hier voor u uit.

Geestelijk letsel door onrechtmatige tv-uitzending; rol predispositie in situatie zónder ongeval.
SBS heeft in een televisieprogramma een man gefilmd en daarbij vermeld dat hij gestolen goederen zou verkopen. Nadat de man, hoewel onherkenbaar in beeld gebracht, na de uitzending door enkele klanten wordt herkend, wordt hij op non-actief gesteld door zijn werkgever. De man bleek ten onrechte als heler te zijn aangemerkt. De man vordert een schadevergoeding van SBS inzake de door hem geleden schade vanwege de tv-uitzending. Mede vanwege een mogelijke psychische predispositie lijdt de man (extra) schade. In cassatie staat vast dat SBS onrechtmatig heeft gehandeld jegens eiser door het uitzenden van de beelden en dat een condicio sine qua non-verband bestaat tussen de uitzending en de psychische klachten (het geestelijk letsel) van de man. De man heeft dus letselschade geleden, hetgeen een ruime toerekening ex artikel 6:98 BW rechtvaardigt. In geval van schade die bestaat in fysiek of geestelijk letsel moet het deel van die schade dat (mede) is ontstaan of verergerd door een eventuele persoonlijke predispositie van de benadeelde waarvan niet aannemelijk is dat deze zonder de aansprakelijkheidvestigende gebeurtenis in de toekomst zou hebben geleid tot (dat deel van) die schade, in beginsel op grond van artikel 6:98 BW aan de aansprakelijke worden toegerekend. De Hoge Raad oordeelt in aanvulling op zijn eerdere/vaste rechtspraak over de bepaling van de situatie zónder ongeval bovendien, dat het oordeel dat redelijkerwijs te verwachten valt dat een predispositie tot nadeel zou hebben geleid in de hypothetische situatie zonder de aansprakelijkheidvestigende gebeurtenis herleidbaar moet zijn tot ‘concrete aanwijzingen’ (PS 2022-0311).

‘Knipperlichtrelatie’ onvoldoende voor recht op vergoeding affectieschade.
Strafrecht. Doodslag. Moeder en dochter van het slachtoffer krijgen respectievelijk € 17.500 en € 20.000 vergoeding voor affectieschade. De vriendin van het slachtoffer kan niet worden aangemerkt als diens levensgezel, nu er sprake is van een ‘knipperlichtrelatie’. Beide partijen hielden er andere bedpartners op na en het slachtoffer maakte soms bewust ruzie met zijn vriendin zodat hij met anderen kon afspreken. Voor een beroep op de hardheidsclausule is niet voldoende gebleken dat er sprake is van een dusdanig nauwe persoonlijke relatie dat de vriendin, ondanks dat zij niet aangemerkt kan worden als levensgezel, toch gelijkgesteld zou moeten worden met naasten in de zin van de affectieschaderegeling (PS 2022-0315).

Werkgever niet aansprakelijk voor schade door het verstappen van werknemer.
Werknemer verstapt zich bij het afdalen van een afstapje bestaande uit twee treden. Bij het afdalen wilde de werknemer een portofoon in zijn borstzak opbergen. De werknemer komt ten val, raakt met zijn hoofd een koker en loopt een dwarslaesie op. De werkgever heeft zijn zorgplicht niet geschonden. Het op- en afgaan van dergelijke treden is een dermate dagelijkse bezigheid dat daartoe geen bijzondere instructie door de werkgever noodzakelijk is. Ook qua inrichting kan de werkgever niet verweten worden dat deze onvoldoende maatregelen heeft getroffen om het ongeval te voorkomen. Werkgever is niet aansprakelijk voor de schade die is geleden door het ongeval (PS 2022-0317).

Literatuur
Hier vindt u het overzicht van de literatuur die sinds de vorige nieuwsbrief is verschenen.

J.T. Hiemstra, ‘Het MoM-arrest en de aansprakelijkheid voor samengestelde producten’, MvV 2022/4.3 [Legal intelligence] [Rechtsorde]
Het MoM-arrest gaat over de samenvoeging van producten tot een heupprothese. Deze samenvoeging roept verschillende vragen op, zoals wie als producent(en) moet(en) worden aangemerkt en wanneer de vervaltermijn voor de aansprakelijkheid van deze producent(en) aanvangt. Het oordeel van de Hoge Raad over deze vraagstukken verrast niet. Desalniettemin zet het arrest aan tot denken, namelijk over een situatie die net iets anders is dan de situatie die voorlag in het MoM-arrest en veelvuldig voorkomt. In deze bijdrage wordt onderzocht hoe het regime inzake productaansprakelijkheid en het recente MoM-arrest van de Hoge Raad moeten worden toegepast bij het samenvoegen van onderdelen van verschillende fabrikanten. Daarbij gaat de auteur in op de vraag of de samenvoeging van onderdelen een nieuw product doet ontstaan, en wat de aansprakelijkheidsverhouding is tussen de fabrikanten van de verschillende onderdelen en de hulpverlener die ze samenvoegt.

E. Boonzaaijer e.a., ‘Het bewijs van causaal verband in beroepsziektezaken – Waar staan we en waar moeten we (vooral niet) naartoe?’, MvV 2022/4.4 [Legal intelligence] [Rechtsorde]
Heeft een werknemer schade geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden? In beroepsziektezaken laat die vraag zich vaak veel lastiger beantwoorden dan in zaken waarin het gaat om een ‘klassiek arbeidsongeval’. Het beantwoorden van deze causaliteitsvraag houdt partijen in beroepsziektezaken veelvuldig verdeeld. Op 7 juni 2013 heeft de Hoge Raad hierover twee richtinggevende arresten gewezen. In een van die zaken is het opnieuw tot een cassatieprocedure gekomen. Die procedure heeft de Hoge Raad afgedaan met art. 81 Wet op de rechterlijke organisatie (Wet RO) en daarmee bekrachtigd dat de route die met deze arresten is ingeslagen nog altijd moet worden gevolgd. In deze bijdrage wordt de stand van zaken rond het bewijs van causaal verband in beroepsziektezaken in kaart gebracht en bezien de auteurs of deze ingeslagen weg wat hen betreft nog steeds de juiste is.

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ps-updates@boom.nl

Met vriendelijke groet,
Ilona van der Zalm, Armin Vorsselman & Arvin Kolder
PS Updates

Hoge Raad

Hof

Rechtbank