Naar boven ↑

Update

Nummer 45, 2022
Uitspraken van 29-11-2022 tot 05-12-2022
Redactie: Mr. H. Vorsselman, mr. drs. I. van der Zalm, mr. Y. Bosschaart en J. Stulp.

Geachte heer/mevrouw,

Bijgaand treft u een nieuwe PS Update aan.

Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de sinds de vorige nieuwsbrief verschenen uitspraken, die te raadplegen zijn via de hyperlinks onder aan deze nieuwsbrief. Wij lichten de volgende uitspraken hier voor u uit.

Werknemer glijdt uit over stapel folders op trap.
Deelgeschil. Werknemer van onderaannemer glijdt op trap uit over een stapel folders en loopt als gevolg van de val letsel op. De werknemer houdt de hoofdaannemer aansprakelijk. Of artikel 7:658 lid 4 BW toepasselijk is, laat de rechtbank in het midden. De rechtbank oordeelt dat van groot belang is of er al of niet voldoende licht was in het trappenhuis. Als er wel voldoende licht was, is sprake van een ongelukkig ‘huis-tuin-en-keukenongeval’ en is werkgeversaansprakelijkheid niet aan de orde. Onduidelijk is of er voldoende licht was en voor nader onderzoek naar de feiten is geen plaats. Daarnaast werd de hoofdaannemer pas een dag voor de zitting geconfronteerd met de stelling dat de lamp op de eerste verdieping van het trappenhuis het niet deed. Het deelgeschil is te vroeg, en daarmee volstrekt onnodig, ingesteld. Geen kostenbegroting (PS 2022-0704).

Ongeval fietser en auto: beroep op overmacht ex artikel 185 WVW?
Fietser is bij een uitwijkmanoeuvre om een aanrijding met tegemoetkomende auto te voorkomen, ten val gekomen en heeft ernstig letsel opgelopen. Bewijsopdracht voor de verzekeraar in het kader van het verweer dat sprake is van overmacht. Dat verweer slaagt indien vast komt te staan dat de fietser zich volledig op de weghelft van de auto bevond. Als overmacht niet aangetoond wordt (en niet komt vast te staan dat de auto voldoende rechts hield), is ex artikel 6:101 BW geen sprake van eigen schuld van de fietser (PS 2022-0707). 

Toekenning smartengeld van € 125.000 na gemiste diagnose hepatitis C in ziekenhuis.
Deelgeschil over smartengeld na medische fout (gemiste diagnose hepatitis C). De rechtbank motiveert haar uitspraak zeer uitvoerig en weegt onder andere mee dat sprake is van een verkorting van de levensverwachting met ruim twintig jaar. Mede op basis van een vergelijking met eerdere gevallen, volgt een toewijzing van een bedrag van € 125.000 aan smartengeld. Het feit dat de partner van de benadeelde elf jaar lang in onwetendheid het risico heeft gelopen op besmetting met hepatitis C (maar niet besmet is geraakt) acht de rechtbank niet een verzwarende omstandigheid (PS 2022-0708).

Literatuur
Hier vindt u het overzicht van de literatuur die sinds de vorige nieuwsbrief is verschenen.

J.G. Keizer, annotatie JA bij: ‘Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden zp Leeuwarden, 27-09-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:8336, nr. 200.281.112/01’, JA 2022/149.
Schadelijke gevolgen van gaswinning in Groningen. Deze annotatie ziet op de vraag onder welke omstandigheden slachtoffers van deze gaswinning recht hebben op smartengeld, en zo ja, op welke bedragen zij dan minimaal aanspraak kunnen maken. De op 27 september 2022 gewezen 15 arresten van het hof Arnhem-Leeuwarden borduren voort op het arrest van het hof in deze kwestie van 17 december 2019 en de arresten van de Hoge Raad van 19 juli 2019. Deze arresten komen in deze annotatie aan bod. 

D. Tilburg, annotatie JA bij: ‘Gerechtshof Amsterdam, 09-08-2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:2325, nr. 200.290.379/01’, JA 2022/151.
Deze civiele procedure volgt op een strafvonnis van de rechtbank Noord-Holland waarin de verdachte is veroordeeld tot vier jaar gevangenisstraf vanwege een poging tot doodslag op zijn neef. Het hof overweegt dat de strafrechter de vordering voor wat betreft het smartengeld reeds volledig inhoudelijk heeft beoordeeld en dat het strafvonnis gezag van gewijsde heeft, zodat de civiele rechter van het oordeel van de strafrechter niet meer kan afwijken. Het hof is van oordeel dat er geen toereikende grond is om aan te nemen dat de strafrechter de gevorderde immateriële schadevergoeding gedeeltelijk inhoudelijk heeft beoordeeld en de vordering voor een deel niet-ontvankelijk heeft verklaard.

J.H.G. Verweij-Hoogendijk, annotatie JA bij: ‘Gerechtshof Den Haag, 15-09-2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:1786, nr. 22-001850-20’, JA 2022/153.
In deze annotatie zal worden stilgestaan bij de toewijzing van de vordering tot vergoeding van immateriële schade aan een kind vanwege een ‘aantasting in de persoon’ (art. 6:106 aanhef en onder b BW), naast de vergoeding op grond van art. 6:108 BW. De auteur acht de uitspraak van het hof niet houdbaar in het licht van de huidige systematiek op grond van het gesloten karakter van art. 6:107-6:108 BW (derdenschade) en in het licht van art. 6:106 BW.

C.H.C. Overes, annotatie JA bij: ‘Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 04-10-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:3331, nr. 200.297.157_01’, JA 2022/156.
Een paardenhouder is in rechte aansprakelijk geoordeeld voor het letsel van een deelnemer van een georganiseerde buitenrit met een van de paarden van de paardenhouder. Het hof oordeelt dat de geschonden clausule in de AVB-verzekering betreffende o.a. diploma’s kwalificeert als een primaire dekkingsomschrijving en niet als een preventieve garantieclausule. Daarom is het volgens het hof niet van belang of de schade wel of niet had kunnen worden voorkomen indien wél aan de voornoemde clausule zou zijn voldaan. Hiermee is het beroep op de clausule niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. 

Y. Bosschaart, annotatie JA bij: ‘Rechtbank Zeeland-West-Brabant zp Breda, 01-09-2022, nr. C/02/396329 / HA RK 22-69’, JA 2022/157.
Verzoekster en verweerder zijn met elkaar gehuwd geweest en inmiddels gescheiden. Verweerder heeft de partner van verzoekster meerdere malen gestoken, als gevolg waarvan zij is komen te overlijden. In de onderhavige deelgeschilprocedure staan de vragen centraal of (i) verweerder op grond van een onrechtmatige daad jegens verzoekster aansprakelijk is voor de door haar geleden shockschade en (ii) of de schade gedekt is op grond van de door verweerder afgesloten aansprakelijkheidsverzekering voor particulieren.

D.M. Broeckhuijsen, annotatie JA bij: ‘Gerechtshof Amsterdam, 05-07-2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:1952, nr. 200.292.802/01’, JA 2022/160.
Valpartij storingsmonteur. De kantonrechter wijst aansprakelijkheid ex art. 7:658 BW af, wegens ontbreken schending zorgplicht. De kantonrechter laat in het midden heeft gelaten of de werknemer schade heeft geleden ‘in de uitoefening van zijn werkzaamheden’. In hoger beroep gaat het hof hier wel op in, en beoordeelt ten overvloede of de werkgever aan de zorgplicht heeft voldaan.

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ps-updates@boom.nl

Met vriendelijke groet,
Ilona van der Zalm, Armin Vorsselman & Arvin Kolder
PS Updates

Hof

Rechtbank