Naar boven ↑

Update

Nummer 1, 2023
Uitspraken van 20-12-2022 tot 10-01-2023
Redactie: Mr. H. Vorsselman, mr. drs. I. van der Zalm, mr. Y. Bosschaart en J. Stulp.

Geachte heer/mevrouw,

Bijgaand treft u een nieuwe PS Update aan. 

Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de sinds de vorige nieuwsbrief verschenen uitspraken, die te raadplegen zijn via de hyperlinks onder aan deze nieuwsbrief. Wij lichten de volgende uitspraken hier voor u uit.

Artikel 4 lid 1 WAM en daarop gebaseerde polisvoorwaarde, die aansprakelijkheid uitsluit voor schade toegebracht aan de bestuurder van het motorrijtuig dat het ongeval veroorzaakt. 
De persoon die in de auto achter het stuur zit verliest niet zijn hoedanigheid van bestuurder vanaf het moment van het aantrekken van de handrem door een passagier, waardoor hij niet meer als bestuurder aangemerkt zou kunnen worden ten tijde van het ongeval (PS 2023-0005).

Hoge Raad: artikel 81 RO. Whiplash advocaat-stagiaire na verkeersongeval.
In deze zaak speelden onder andere aspecten van csqn-verband, rol van persoonskenmerken, toerekening ex artikel 6:98 BW, bepaling situatie zonder ongeval en de rechtmatigheid van persoonlijk onderzoek (PS 2023-0023).

Eigen schuld na aanrijding tijdens dodenherdenking terwijl wordt stilgestaan op vluchtstrook.
Door regenboog afgeleide automobilist raakt uit koers en botst op een op de vluchtstrook stilstaande bedrijfsbus (i.v.m. dodenherdenking). Door stil te staan op de vluchtstrook heeft de benadeelde gehandeld in strijd met artikel 43 lid 3 RVV. De onoplettendheid in combinatie met de hoge snelheid van de bestuurder van de achteroprijdende auto weegt in dit geval zwaarder; de benadeelde heeft recht op vergoeding van 80% van zijn schade (20% eigen schuld). Geen vermindering kosten deelgeschil wegens eigen schuld (PS 2023-0025).

Werkgever aansprakelijk voor COVID-19-besmetting verpleegkundige. 
Werkneemster (verpleegkundige in zorginstelling) stelt een COVID-19-besmetting op te hebben gelopen tijdens haar werk, met blijvende klachten tot gevolg. De rechtbank acht het voldoende aannemelijk dat de besmetting tijdens het werk is opgelopen. Verder oordeelt de rechtbank dat de werkgever niet aan haar zorgplicht ex artikel 7:658 BW heeft voldaan, doordat de werkgever binnen de grenzen van hetgeen van haar kon worden verlangd (op het punt van instructies en het toestaan van het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen) onvoldoende heeft gedaan om besmetting te voorkomen. De werkgever is aansprakelijk (PS 2023-0032).

Opofferen (extra) vrije tijd om huishoudelijke taken te verrichten leidt tot schadepost.
Dat het slachtoffer geen schade ten titel van huishoudelijke hulpbehoefte lijdt als ze niet fulltime werkt doordat zij in dat geval dergelijke werkzaamheden over een langere tijd kan uitsmeren, volgt de rechtbank niet. Ook als het slachtoffer niet fulltime werkt moet zij meer vrije tijd opofferen om huishoudelijke taken te verrichten en de daarmee gemoeide extra tijd is op geld waardeerbaar (PS 2023-0033).

Ongeval auto en scootmobiel: ondanks niet-toepasselijkheid artikel 185 WVW van belang of automobilist ‘rechtens geen enkel verwijt’ treft.
Verkeersongeval tussen auto en scootmobiel. Artikel 185 WVW niet van toepassing. De rechtbank toetst aan artikel 6:162 BW en beoordeelt (niettemin) of de automobilist ‘rechtens geen enkel verwijt’ treft. De automobilist heeft door zijn snelheid van 50 naar 30 aan te passen goed geanticipeerd op het naderende kruispunt. De scootmobiel was niet zichtbaar voor de automobilist. De automobilist kan rechtens geen enkel verwijt worden gemaakt inzake zijn verkeersdeelname. Geen aansprakelijkheid (PS 2023-0034). 

Literatuur
Hier vindt u het overzicht van de literatuur die sinds de vorige nieuwsbrief is verschenen.

J. Roth en M. de Ridder, ‘Nieuwe richtlijn productaansprakelijkheid belangrijk voor letselschadepraktijk’. L&S 2022/18, nr. 4.
Op 28 september 2022 heeft de Europese Commissie het voorstel goedgekeurd om ‘de bestaande regels voor de risicoaansprakelijkheid van fabrikanten voor producten met gebreken (…) te moderniseren’. De herziene regels lijken de mogelijkheden voor benadeelden om met succes hun schade te verhalen, aanzienlijk te verbeteren. De nieuwe richtlijn kan voor de letselschadepraktijk van invloed zijn. Het is nog niet duidelijk wanneer de richtlijn in werking treedt. Zodra daartoe aanleiding is zullen de auteurs in Letsel&Schade nadere aandacht besteden aan dit onderwerp. 

M. de Hek, ‘Wat speelt een rol bij werkgeversaansprakelijkheid voor coronabesmetting?’. L&S 2022/11, nr. 4.
Wat zijn de (on)mogelijkheden voor werknemers die hun werkgever ex art. 7:658 BW aansprakelijk houden voor de gevolgen van een coronabesmetting? In dit artikel komen aan de orde de laatste onderzoeken en inzichten over mogelijke besmettingswijzen, incubatietijd en het ziekteverloop, evenals het causaal verband tussen werkzaamheden en klachten en de zorgplicht van de werkgever. 

W. van Veen, ‘Discussie over causaliteit bij beroepsziekten’. L&S 2022/20, nr. 4.
Causaliteitskwesties belemmeren de afhandeling van letselschadezaken over beroepsziekten. In deze bijdrage geeft de auteur een overzicht van wetgeving en jurisprudentie en analyseert hij de spelende discussies. De auteur gaat in het bijzonder in op de arbeidsrechtelijke omkeringsregel en meent dat deze zeker niet is bedoeld om ‘het laatste restje causale onzekerheid’ te overbruggen. 

F. Elemans en S. Stapert, ‘De rollen van neuroloog en neuropsycholoog’. L&S 2022/21, nr. 4.
In de standaardvraagstelling aan de expertiserend neuroloog is het neuropsychologisch onderzoek een hulponderzoek van de neuroloog, en beslist de neuroloog of de inzet van de neuropsycholoog opportuun is. De auteurs beargumenteren dat neuropsychologisch onderzoek geen hulponderzoek is, markeren de grenzen tussen neurologie en neuropsychologie en formuleren een vraagstelling voor expertiserend neuropsychologen.

H. Knape, ‘Kan ik een goede onafhankelijke medisch deskundige vinden voor medische aansprakelijkheidszaken?’. L&S 2022/22, nr. 4. 
Goede onafhankelijke medische experts voor deskundigenonderzoeken in medische aansprakelijkheidszaken zijn moeilijk te vinden. In deze opiniebijdrage schetsen de auteurs hoe de keuze voor een deskundige in de praktijk vaak wordt gemaakt. Ze maken duidelijk hoe de kwaliteit kan worden verbeterd, door opleiding en een deskundigenregister. 

M.R. Hebly, ‘Schadevergoeding en inflatie’, AV&S 2022/37
De maatschappelijke ontwikkelingen laten zien dat hoge inflatie een ingrijpend verschijnsel is. Ons schadevergoedingsrecht gaat uit van het goedmaken van schade door betaling van een geldsom (art. 6:103 BW) en wordt daardoor, zoals veel vermogensrechtelijke onderwerpen die zijn verwikkeld met het geldsysteem, geraakt door inflatie en geldontwaarding. In deze bijdrage gaat de auteur hierop in. 

R.C. Meurkens, ‘Een eerlijk proces in het punitive damages-debat’, AV&S 2022/38
Deze bijdrage betreft de vraag of oplegging door de civiele rechter van de sanctie punitive damages moet worden aangemerkt als criminal charge in de zin van artikel 6 EVRM. In dat geval zijn niet alleen de algemene waarborgen van lid 1, maar ook de strafrechtelijke waarborgen van lid 2 en 3 van het EVRM toepassing. Dit heeft gevolgen voor het civiele proces en voor de toekomst van punitive damages in continentaal Europa. 

H.P. Verdam, ‘Kroniek opzetclausule: de stand van zaken sinds ‘Shaken Baby’, AV&S 2022/39
In het ‘Shaken Baby’-arrest van 13 april 2018 oordeelde de Hoge Raad over de uitleg en reikwijdte van de opzetclausule van het standaardmodel AVP 2000. Hoe staat het sindsdien met de opzetclausule? In deze kroniek worden de ontwikkelingen sinds april 2018 in kaart gebracht. Over de nieuwste modeltekst voor de AVP, die in 2020 verscheen, is nog geen jurisprudentie beschikbaar. Over de toepassing van de clausule uit 2000 is echter wel een aantal uitspraken verschenen, dat een beeld geeft van de wijze waarop in de praktijk met de door de Hoge Raad gegeven uitgangspunten wordt omgegaan. 

R.P. Wijne, ‘Inzagerechten en verdedigingsbelangen in het kader van medische aansprakelijkheid’, AV&S 2022/40
In dit artikel staat ten eerste (het missen van) toepassing van Boek 7, titel 7, afdeling 5, BW op de relatie medisch adviseur/medisch deskundige vs. (ex-)patiënt centraal, evenals het op die afdeling gebaseerde inzagerecht. Daarna gaat de auteur in op de op het EVRM en de AVG gebaseerde inzagerechten en uitzonderingen. De auteur betrekt daarbij o.a. een recent tussenvonnis van de rechtbank Rotterdam betreffende prejudiciële vragen over een aanverwant onderwerp: een gesteld inzagerecht van juristen van de aansprakelijkheidsverzekeraar in medische gegevens van een (ex-)patiënt vs. het privacybelang van die (ex-)patiënt.

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ps-updates@boom.nl

Met vriendelijke groet,
Ilona van der Zalm, Armin Vorsselman & Arvin Kolder
PS Updates

Hoge Raad

Hof

Rechtbank