Update
Geachte heer/mevrouw,
Bijgaand treft u een nieuwe PS Updates aan.
Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de sinds de vorige nieuwsbrief verschenen uitspraken, die te raadplegen zijn via de hyperlinks onder aan deze nieuwsbrief. Wij lichten de volgende uitspraken hier voor u uit.
Hof van Justitie van de Europese Unie: ‘Een elektrische fiets is geen motorvoertuig’.
Aanrijding tussen bestuurder van een elektrische fiets (speed pedelec) en automobilist in België. De fietser werd aangereden door een auto. Als gevolg van de verwondingen overleed de man enkele maanden later. Volgens het Hof moet artikel 1 van Richtlijn 2009/103/EG zo worden uitgelegd dat een fiets waarvan de elektrische motor uitsluitend trapondersteuning biedt en die beschikt over een functie waarmee de fiets zonder trappen versnelt tot een snelheid van 20 km/u, die echter pas kan worden geactiveerd nadat er spierkracht is gebruikt, geen voertuig is in de zin van de bepaling (PS 2023-0485).
Handletsel na ongeluk met vorkheftruck: formele en materiële werkgever aansprakelijk.
Deelgeschil. Werknemer raakt gewond aan zijn middelvinger en rechterhand tijdens het uitoefenen van zijn werkzaamheden. Volgens de rechtbank zijn zowel de formele als de materiële werkgever hoofdelijk aansprakelijk tegenover de werknemer voor de ten gevolge van het arbeidsongeval geleden en nog te lijden schade. Door de werknemer op een (hoge) plaats te laten werken waar de bestuurder van de vorkheftruck hem niet kon zien en zij elkaar niet konden horen c.q. verstaan, heeft de materiële werkgever het ontstaan van het incident in de hand gewerkt. De formele werkgever heeft geen inhoudelijk verweer gevoerd tegen het verzoek van de werknemer (PS 2023-0477).
Heeft eiser voldaan aan de stelplicht in het licht van het procesdebat?
Eiser tracht zijn schade die het gevolg is van een val van circa twee meter hoogte vergoed te krijgen. In het licht van – aan de ene kant – de toelichting die eiser heeft gegeven en de stukken die hij heeft overgelegd ter onderbouwing van zijn stelling dat hij klachten en beperkingen heeft ondervonden en in de toekomst zal blijven ondervinden, en – aan de andere kant – hetgeen verweerder daartegen heeft aangevoerd, valt zonder nadere motivering niet in te zien waarom eiser onvoldoende heeft geconcretiseerd en onderbouwd dat hij schade heeft geleden als gevolg van het ongeval. Daarbij komt dat het hof de door eiser gegeven toelichting en de door hem overgelegde stukken niet kenbaar in onderlinge samenhang heeft beoordeeld. Vernietiging van het arrest en verwijzing (PS 2023-0475).
Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ps-updates@boom.nl.
Met vriendelijke groet,
Ilona van der Zalm, Armin Vorsselman & Arvin Kolder
PS Updates
Hof van Justitie van de Europese Unie
Hoge Raad
- Hoge Raad Artikel 81 RO. Als gevolg van zogenoemde slakken die zich hebben volgezogen met vocht is de vloer in een loods die wordt gebruikt voor logistieke activiteiten op enkele plaatsen met enkele centimeters omhooggekomen. Zowel in eerste aanleg als in hoger beroep is geoordeeld dat dit in huurrechtelijke zin een gebrek is dat hersteld dient te worden. De vordering tot schadevergoeding op grond van artikel 6:174 BW is ook in beide instanties afgewezen. In cassatie worden slechts de overwegingen van het hof die zien op opstalaansprakelijkheid bestreden. In deze zaak wordt in dit kader onder meer de vraag aan de orde gesteld of artikel 6:174 BW ook van toepassing kan zijn als het gevaar van de opstal ontstaat of zich verwezenlijkt door een combinatie van het feit dat de opstal niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen en het gebruik dat van de opstal wordt gemaakt. De conclusie van A-G Lindenbergh strekt tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad verwerpt het beroep. De in deze zaak gestelde onveilige toestand van de opstal, zijnde de gebrekkige constructie van de vloer, heeft naar het oordeel van het hof niet geleid tot enige verwezenlijking van een gevaar voor personen of zaken. Dat de huurder wijzigingen in de bedrijfsvoering heeft moeten doorvoeren vanwege de ongelijke vloer betekent niet dat er personen of zaken zijn gekwetst, en evenmin dat sprake is van (bedrijfs)schade als gevolg van schade aan personen of zaken als bedoeld in artikel 6:174 BW. 13-10-2023
- Hoge Raad Eiser tracht zijn schade die het gevolg is van een val van circa twee meter hoogte vergoed te krijgen. In het licht van – aan de ene kant – de toelichting die eiser heeft gegeven en de stukken die hij heeft overgelegd ter onderbouwing van zijn stelling dat hij klachten en beperkingen heeft ondervonden en in de toekomst zal blijven ondervinden, en – aan de andere kant – hetgeen verweerder daartegen heeft aangevoerd, valt zonder nadere motivering niet in te zien waarom eiser onvoldoende heeft geconcretiseerd en onderbouwd dat hij schade heeft geleden als gevolg van het ongeval. Daarbij komt dat het hof de door eiser gegeven toelichting en de door hem overgelegde stukken niet kenbaar in onderlinge samenhang heeft beoordeeld. Vernietiging van het arrest en verwijzing. 06-10-2023
Hof
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch Verzekeringsrecht. Verkeersongeval tussen twee automobilisten. Na de aanrijding verlaten de bestuurder en passagier van de Mercedes beiden de plaats van het ongeval te voet. De verzekerde heeft zijn mededelingsplicht geschonden, nu hij zich op het standpunt stelt dat er sprake moet zijn geweest van joyriding of dat de auto gestolen moet zijn geweest. Dit standpunt is onvoldoende onderbouwd. Het hof komt tot het oordeel dat de uitkering van de WAM-verzekeraar aan de verzekeraar van de andere automobilist terecht is geweest. De WAM-verzekeraar kan de door haar betaalde schadevergoeding verhalen op de bestuurder van de Mercedes. 26-09-2023
- Gerechtshof Den Haag Medische aansprakelijkheid. Patiënte ondergaat een kijkoperatie aan haar rechterknie. Twee jaar later vindt opnieuw een operatie plaats. De patiënte stelt het ziekenhuis aansprakelijk vanwege het verwijtbaar te laat stellen van de diagnose. Na de knieoperatie zijn verschillende complicaties opgetreden, als gevolg waarvan haar rechteronderbeen is geamputeerd. Het hof wijst, anders dan de rechtbank, het verzoek tot een voorlopig deskundigenbericht van voormalig patiënte toe. Een afwijzing van de klachten tegen medici in tuchtprocedures staat niet aan een toewijzing in de weg. De patiënte zal in een civiele aansprakelijkheidsprocedure niet kunnen volstaan met haar eigen (partij)stellingen en het advies van haar (eigen) medisch adviseur, ook daarom heeft zij belang bij het door haar verzochte deskundigenbericht. Het hof realiseert zich dat het verzochte deskundigenbericht belastend zal zijn voor het ziekenhuis en de betreffende artsen, ook in emotionele zin, en dat een klacht of aansprakelijkheidsstelling door een arts als een life event kan worden ervaren. Dit vormt hier echter geen strijd met de goede procesorde dan wel misbruik van bevoegdheid aan de zijde van verzoekster. Verwijzing naar de rechtbank. 29-08-2023
Rechtbank
- Rechtbank Noord-Nederland Strafrecht. Veroordeling voor doodslag. Aan de echtgenoot van het slachtoffer wordt een bedrag van € 20.000 aan affectieschadevergoeding toegekend en € 20.000 aan shockschadevergoeding. Zij was aan het videobellen met het slachtoffer toen hij werd aangevallen. De vrouw is (onverhoeds) geconfronteerd met (de gevolgen van) het misdrijf. 10-10-2023
- Rechtbank Rotterdam Strafrecht. Zwijndrechtse koffermoord. Veroordeling voor medeplegen van moord en het wegmaken van het lichaam. In dit strafproces vorderen elf nabestaanden schadevergoeding, waaronder vergoeding wegens shockschade. De rechtbank oordeelt dat geen van de benadeelden rechtstreeks is geconfronteerd met de directe gevolgen van de moord. Wel zijn de benadeelden na het overlijden geconfronteerd met de gruwelijk informatie over de laatste uren van het slachtoffer, de wijze waarop hij is overleden en wat vervolgens van zijn lichaam is bekomen. Aan de drie jonge kinderen van het slachtoffer wordt elk een bedrag van € 40.000 toegekend, bestaande uit vergoeding van de affectieschade en vergoeding van de schade als gevolg van een aantasting in de persoon op andere wijze. Aan de partner van het slachtoffer wordt een bedrag van € 20.000 aan affectieschadevergoeding en € 25.000 shockschadevergoeding toegekend, nu tussen haar en het slachtoffer een partnerrelatie bestond. Aan de ouders van het slachtoffer wordt een bedrag van € 17.500 aan affectieschadevergoeding en € 22.500 aan shockschadevergoeding toegekend. Aan de broer en zus van het slachtoffer wordt een bedrag van € 17.500 aan affectieschade en € 20.000 aan shockschadevergoeding toegekend. Aan de tweede moeder en zijn halfzus wordt een bedrag van € 17.500 aan affectieschadevergoeding en respectievelijk € 22.500 en € 20.000 aan shockschadevergoeding toegekend. De vrouw van de broer van het slachtoffer wordt niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot shockschadevergoeding, nu er onvoldoende is onderbouwd dat sprake is geweest en een nauwe relatie. 09-10-2023
- Rechtbank Noord-Holland Eindvonnis na descente en bewijsopdracht. Werknemer heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat schade is opgelopen in uitoefening werkzaamheden. De verklaring van de getuige maakt dit oordeel niet anders. De rechtbank wijst de vordering af. Daarom kan buiten beschouwing blijven of werkgeefster aan haar zorgplicht heeft voldaan. 20-09-2023
- Rechtbank Rotterdam Man is in een strafrechtelijke procedure veroordeeld voor mishandeling van een vrouw. De vrouw heeft zich in deze procedure als slachtoffer gevoegd en een schadevergoeding gevorderd (deels toegewezen). In de civiele procedure heeft de vrouw dezelfde vordering ingediend. Naar het oordeel van de rechtbank had het op de weg van het slachtoffer gelegen om concreet te maken welke schadeposten tot welke bedragen in de strafzaak zijn toegewezen. Dit heeft zij, met uitzondering van één schadepost, niet gedaan. Daarmee is onduidelijk over welke schadepost en over welk bedrag de rechtbank een oordeel kan geven. Afwijzing vordering. 15-09-2023
- Rechtbank Rotterdam Deelgeschil. Werknemer raakt gewond aan zijn middelvinger en rechterhand tijdens het uitoefenen van zijn werkzaamheden. Volgens de rechtbank zijn zowel de formele als de materiële werkgever hoofdelijk aansprakelijk tegenover de werknemer voor de ten gevolge van het arbeidsongeval geleden en nog te lijden schade. Door de werknemer op een (hoge) plaats te laten werken waar de bestuurder van de vorkheftruck hem niet kon zien en zij elkaar niet konden horen c.q. verstaan, heeft de materiële werkgever het ontstaan van het incident in de hand gewerkt. De formele werkgever heeft geen inhoudelijk verweer gevoerd tegen het verzoek van de werknemer. Begroting kosten deelgeschilprocedure. 11-09-2023
- Rechtbank Rotterdam In een deelgeschilprocedure wordt de WAM-verzekeraar voor 65% aansprakelijk gehouden voor een verkeersongeval. De verzekeraar is het niet met dit oordeel eens, en vraagt de rechtbank in de bodemprocedure haar verlof te verlenen om tussentijds beroep in te stellen tegen de beschikking. De rechtbank oordeelt dat is voldaan aan het criterium uit de memorie van toelichting bij de Wet deelgeschilprocedure voor tussentijds beroep. De rechtbank is in principe gebonden aan de in het deelgeschil gegeven beslissing, hierdoor moet het doelmatig worden geacht dat over die beslissing eerst in hoger beroep een oordeel zal worden gegeven. 06-09-2023
- Rechtbank Noord-Nederland Aanrijding tussen twee automobilisten met letsel tot gevolg. De verzekeraar van de automobilist registreert en verwerkt de persoonsgegevens na een vermoeden van misleiding en fraude, door een onjuiste voorstelling van zaken te geven over het gestelde letsel. In deze procedure gaat het om de vraag of de registraties die de verzekeraar heeft laten opnemen in het IVR en EVR rechtmatig zijn. Volgens de rechtbank is sprake van een opzettelijk onjuiste weergave van de ongevalstoedracht, nu er geen open kaart is gespeeld over hoe de schade aan de auto was ontstaan en onvoldoende onderbouwing is voor de gestelde letselschade en de aanvullende materiële schade die zou zijn geleden. 20-04-2022
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant Wielrenner komt tijdens een fietstocht met acht andere wielrenners ten val, doordat hij bij het einde van de wegverbreding tegen een andere wielrenner aanbotst. Als gevolg van deze val heeft de wielrenner onder meer een volledige dwarslaesie opgelopen. De wielrenner stelt de gemeente aansprakelijk voor zijn schade ex artikel 6:174 BW jo. artikel 6:162 BW. De rechtbank oordeelt dat de gemeente niet bedacht behoefde te zijn op een situatie waarin een fietser op de betreffende landweg zich plotseling geconfronteerd ziet met het einde van de wegverbreding en daardoor onvoldoende tijd heeft om daarop te anticiperen. Dit geldt temeer nu het onder andere gaat om een (brede) overzichtelijke landweg. Geen aansprakelijkheid ex artikel 6:174 BW dan wel artikel 6:162 BW. 09-07-2015