Naar boven ↑

Update

Nummer 41, 2023
Uitspraken van 31-10-2023 tot 06-11-2023
Redactie: Mr. H. Vorsselman, mr. drs. I. van der Zalm, mr. Y. Bosschaart en J. Stulp.

Geachte heer/mevrouw,

Bijgaand treft u een nieuwe PS Updates aan. 

Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de sinds de vorige nieuwsbrief verschenen uitspraken, die te raadplegen zijn via de hyperlinks onder aan deze nieuwsbrief. Wij lichten de volgende uitspraken hier voor u uit.

Belangenbehartiger is geen personenschadespecialist: uurtarief hoger dan € 80 niet redelijk. 
Een van drie zaken van cliënten van eenzelfde onderneming (niet aangesloten bij een (beroeps)vereniging of keurmerk, waardoor volgens de kantonrechter geen sprake is van toezicht of kwaliteitswaarborgen) die een dispuut hebben over buitengerechtelijke kosten in letselschadezaken. In alle drie de zaken wordt gelijkluidend geoordeeld dat de in de betreffende zaak opgetreden belangenbehartiger niet heeft aangetoond over voldoende erkende expertise op het gebied van personenschade te beschikken. Belangenbehartiger kan niet als personenschadespecialist worden aangemerkt. De kantonrechter ziet niet in waarom de uitgevoerde inhoudelijke werkzaamheden een hoger uurtarief dan € 80 rechtvaardigen. Hetzelfde geldt voor de administratieve werkzaamheden. Hiervoor wordt een uurtarief van € 50 redelijk geacht. De verzekeraar heeft weliswaar niet direct en niet in alle dossiers van de onderneming bezwaar gemaakt tegen het uurtarief van € 185, maar dat wil niet zeggen dat verzekeraar daarmee haar recht zou hebben verspeeld hier bezwaar tegen te maken. Uit de overgelegde jurisprudentie en literatuur blijkt dat er steeds meer aandacht is voor ongereguleerde belangenbehartigers en dat dit doorwerkt in het beleid dat verzekeraars hanteren (PS 2023-0510).

Shockschadevergoeding ook toewijsbaar als niet ‘precies’ vaststaat welk deel van het geestelijk letsel als shockschade en welk deel als affectieschade kan worden vastgesteld.
De Hoge Raad buigt zich over de vraag of de vordering van de benadeelde partij (moeder van het slachtoffer) die het levenloze lichaam van haar dochter in de woning heeft aangetroffen ter zake van vergoeding van de immateriële schade een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Met het oordeel van het hof dat de vordering tot vergoeding van shockschade uitsluitend toewijsbaar is als ‘precies’ kan worden vastgesteld welk deel van geestelijk letsel kan worden aangemerkt als shockschade en welk deel als affectieschade, wordt miskent dat de rechter bij samenloop van deze vormen van schade aan de hand van de omstandigheden van het geval naar billijkheid en schattenderwijs moet afwegen in hoeverre hij bij het bepalen van de hoogte van de vergoeding van schokschade rekening houdt met affectieschade. Dat een precieze afbakening tussen deze vormen van schade doorgaans niet mogelijk zal zijn, staat er dus – anders dan het hof heeft geoordeeld – niet aan in de weg dat de rechter schattenderwijs vaststelt welk bedrag als vergoeding van schokschade voor toewijzing in aanmerking komt. Gedeeltelijke terugwijzing naar het hof (PS 2023-0517).

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ps-updates@boom.nl.

Met vriendelijke groet,
Ilona van der Zalm, Armin Vorsselman & Arvin Kolder
PS Updates

Hoge Raad

Hof

Rechtbank

Antillen