Update
Geachte heer/mevrouw,
Bijgaand treft u een nieuwe PS Updates aan.
Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de sinds de vorige nieuwsbrief verschenen uitspraken, die te raadplegen zijn via de hyperlinks onder aan deze nieuwsbrief. Wij lichten de volgende uitspraken hier voor u uit.
Artikel 843a Rv na bedrijfsongeval.
Artikel 843a Rv-verzoek in zaak over werkgeversaansprakelijkheid. Gedetacheerde is een bedrijfsongeval overkomen als gevolg waarvan hij ernstig letsel heeft opgelopen. Voor de nadere onderbouwing van de aansprakelijkheid en schadeplichtigheid van de inlener en diens aansprakelijkheidsverzekeraar heeft gedetacheerde verschillende gegevens en informatie nodig. De kantonrechter oordeelt dat ten aanzien van het toedrachtsrapport en het verzochte beeldmateriaal is voldaan aan de vereisten van artikel 843a Rv, zodat deze moeten worden verstrekt. Wat betreft de overige bescheiden, zoals de bescheiden waaruit de omvang van de uren blijkt, oordeelt de kantonrechter dat deze te onbepaald zijn of vertrouwelijke gegevens bevatten waarbij de belangen van de inlener zwaarder wegen dan die van de gedetacheerde. De NAW-gegevens en de geboortedata van verschillende medewerkers dienen wel te worden verstrekt, de AVG staat niet aan toewijzing van deze vordering in de weg (PS 2024-0273).
Verrekening uitkering AOV-verzekering met arbeidsvermogensschade.
Deelgeschil. Vrouw raakt als inzittende van een bus betrokken bij een verkeersongeval, waarbij zij letsel heeft opgelopen en arbeidsongeschikt is geraakt. Aansprakelijkheid is namens haar verzekerde door Amlin erkend. Dit deelgeschil gaat over de vraag of (een deel van) de uitkering in het kader van de door de vrouw afgesloten AOV-verzekering ex artikel 6:100 BW verrekend dient te worden met de (arbeidsvermogens)schade die Amlin aan de vrouw dient te vergoeden. De rechtbank verwijst naar de arresten IBC/Derkx en Verhaeg/Jenniskens en oordeelt dat, nu sprake is van een periodieke uitkering met de strekking om inkomensderving op te vangen, met inachtneming van de mate van overcompensatie indien niet wordt verrekend en waarbij geen sprake is van schuldaansprakelijkheid, het redelijk is dat de helft van de AOV-uitkeringen bij de vaststelling van de door Amlin te vergoeden schade wordt verrekend. Wat betreft de premiebetalingen acht de rechtbank het redelijk dat Amlin 50% van de premies draagt over de twee jaren voor het ongeval dat de vrouw geen uitkering heeft genoten. Amlin heeft immers voor 50% profijt van de AOV, terwijl sprake lijkt te zijn van een relatief hoge mate van voordeel van Amlin (PS 2024-0277).
Hoogte smartengeld: gederfde levensvreugde, bewustzijn-PLUS.
Vrouw overlijdt anderhalf jaar later aan haar ernstige verwondingen als gevolg van een aanrijding door een automobilist op een zebrapad. De nabestaanden van de vrouw (haar kinderen) maken in deze procedure aanspraak op vergoeding van immateriële schade. Het geschil tussen de nabestaanden en de verzekeraar van de automobilist (AMS) heeft betrekking op de omvang van de immateriële schadevergoeding. Hierbij speelt tussen partijen vooral de vraag of de vrouw zich na het ongeval bewust was van wat haar was overkomen en de situatie waarin zij zich na het ongeval bevond. De rechtbank oordeelt dat gelet op de conclusie van de medisch adviseur van AMS vast is komen te staan dat de vrouw gedurende de laatste anderhalf jaar van haar leven pijn heeft gevoeld. Er was immers op momenten besef en een zich bewust zijn van sensaties. Ook als de vrouw zich gelet op haar minimale bewustzijn niet heeft beseft – in het grotere geheel – wat haar was overkomen en ook als zij de pijn die zij ervoer niet heeft kunnen plaatsen heeft zij wel pijn ervaren en dus heeft zij aanspraak (gehad) op smartengeldvergoeding. Uit de overgelegde medische gegevens, de V en V-rapportage en de bevindingen van de medisch adviseurs kan de rechtbank niet vaststellen dat de vrouw emoties kon ervaren of dat er sprake was van een bewustzijn-PLUS-status. Uit de aangehaalde voorbeelden blijkt dat zij wel fysieke gepaste bewegingen kon uitvoeren, maar zonder nadere medische onderbouwing kan de rechtbank uit deze gedragingen niet de conclusie trekken dat de vrouw naast pijn ook emoties heeft ervaren in de periode na het ongeval. Derving van levensvreugde in objectieve zin kan niet worden vastgesteld en daarom kan de rechtbank dit aspect niet meewegen in de begroting van het smartengeld. In deze zaak acht de rechtbank als vergoeding voor de immateriële schade een bedrag van € 150.000 billijk. Het voorschot van € 20.000 dient op dit bedrag in mindering te worden gebracht (PS 2024-0281).
Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ps-updates@boom.nl.
Met vriendelijke groet,
Ilona van der Zalm & Armin Vorsselman
PS Updates
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Hof
- Gerechtshof Den Haag Aansprakelijkheid voor – in strafzaak bewezen verklaard – seksueel misbruik. In deze civiele procedure vordert het slachtoffer schadevergoeding in verband met het geestelijk letsel dat hij hierdoor stelt te hebben opgelopen. De rechtbank heeft in een eerdere procedure een psychiater benoemd om vragen te beantwoorden over het causale verband tussen de psychische klachten van het slachtoffer en het misbruik. In een tussenuitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat sprake is van een causaal verband en dat verdere deskundigenrapporten nodig zijn van in ieder geval een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige om de schadeomvang vast te stellen. Tegen deze tussenuitspraak heeft de veroordeelde hoger beroep ingesteld. De grieven falen in hoger beroep. Het hof bekrachtigt de vonnissen van de rechtbank. 28-05-2024
- Gerechtshof Den Haag Vordering benadeelde partij in civielrechtelijk hoger beroep (na vermeerdering van eis) alsnog toegewezen. In eerste aanleg is de man veroordeeld wegens medeplichtigheid aan een poging om het slachtoffer (eigenaar van een juwelierswinkel) met geweld te beroven. Het slachtoffer komt in hoger beroep ex artikel 421 lid 4 Sv op tegen de afwijzing van zijn vordering als benadeelde partij en vermeerdert zijn eis in hoger beroep. Hij vordert thans naast de bij de strafrechter gevorderde immateriële schadevergoeding van € 2.261 ook een bedrag aan materiële schadevergoeding. Het gaat wat dit laatste betreft om een bedrag van € 18.000 wegens beschadiging van de toonbank in de winkel. Het hof wijst beide vorderingen toe. 26-03-2024
- Gerechtshof Amsterdam Verkeersongeval tussen een fietser en een voetganger. De fietser was andere fietsers die op de rechterzijde van het fietspad fietsten aan het inhalen, met als gevolg dat hij de voetganger heeft geraakt en de voetganger ten val is gekomen. In eerste aanleg heeft de rechtbank voor recht verklaard dat de fietser een onrechtmatige daad heeft gepleegd en volledig aansprakelijk is voor de geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade, daarvan een voorschot toegewezen en de zaak verwezen naar de schadestaatprocedure. In hoger beroep vordert de fietser vernietiging van het vonnis van de rechtbank. Anders dan de rechtbank, komt het hof tot het oordeel dat niet alleen de fietser een verkeersfout heeft gemaakt, maar dat ook de voetganger een verkeersfout heeft gemaakt door de fietsers op het fietspad niet voor te laten gaan. Het beroep op eigen schuld slaagt. Het hof vermindert de vergoedingsplicht van de fietser tot de helft van de door de voetganger geleden schade. 19-03-2024
Rechtbank
- Rechtbank Amsterdam Strafrecht. Veroordeling voor moord en een poging tot doodslag. Aan de nabestaanden (ouders, broer en vriendin) van het overleden slachtoffer wordt elk een bedrag van € 25.000 aan shockschadevergoeding toegekend, alsmede wordt aan de ouders en de vriendin elk een bedrag van € 17.500 aan affectieschadevergoeding toegekend. Aan het slachtoffer dat ternauwernood aan de dood is ontsnapt wordt een bedrag van € 40.000 aan immateriële schadevergoeding toegekend, er was sprake van ernstig letsel, langdurig en mogelijk geen volledig herstel en een grote impact op zijn leven. 31-05-2024
- Rechtbank Rotterdam Verkeersongeval tussen een fietser en een bestuurder van een bestelbus. De aansprakelijkheidsverzekeraar van de bestuurder van de bestelbus erkent aansprakelijkheid, maar is niet bereid om meer dan 50% van de schade te vergoeden omdat zij zich op het standpunt stelt dat aan de zijde van de fietser sprake is van eigen schuld. De rechtbank oordeelt dat die eigen schuld van de fietser niet vast is komen te staan. De enkele getuigenverklaring is te mager om op basis daarvan bewezen te achten dat de fietser een verkeersfout heeft gemaakt door plotseling linksaf te slaan zonder richting aan te geven. De aansprakelijkheidsverzekeraar dient derhalve de volledige schade aan de fietser te vergoeden. 24-05-2024
- Rechtbank Rotterdam Vrouw overlijdt anderhalf jaar later aan haar ernstige verwondingen als gevolg van een aanrijding door een automobilist op een zebrapad. De nabestaanden van de vrouw (haar kinderen) maken in deze procedure aanspraak op vergoeding van immateriële schade. Het geschil tussen de nabestaanden en de verzekeraar van de automobilist (AMS) heeft betrekking op de omvang van de immateriële schadevergoeding. Hierbij speelt tussen partijen vooral de vraag of de vrouw zich na het ongeval bewust was van wat haar was overkomen en de situatie waarin zij zich na het ongeval bevond. De rechtbank oordeelt dat gelet op de conclusie van de medisch adviseur van AMS vast is komen te staan dat de vrouw gedurende de laatste anderhalf jaar van haar leven pijn heeft gevoeld. Er was immers op momenten besef en een zich bewust zijn van sensaties. Ook als de vrouw zich gelet op haar minimale bewustzijn niet heeft beseft – in het grotere geheel – wat haar was overkomen en ook als zij de pijn die zij ervoer niet heeft kunnen plaatsen heeft zij wel pijn ervaren en dus heeft zij aanspraak (gehad) op smartengeldvergoeding. Uit de overgelegde medische gegevens, de V en V-rapportage en de bevindingen van de medisch adviseurs kan de rechtbank niet vaststellen dat de vrouw emoties kon ervaren of dat er sprake was van een bewustzijn-PLUS-status. Uit de aangehaalde voorbeelden blijkt dat zij wel fysieke gepaste bewegingen kon uitvoeren, maar zonder nadere medische onderbouwing kan de rechtbank uit deze gedragingen niet de conclusie trekken dat de vrouw naast pijn ook emoties heeft ervaren in de periode na het ongeval. Derving van levensvreugde in objectieve zin kan niet worden vastgesteld en daarom kan de rechtbank dit aspect niet meewegen in de begroting van het smartengeld. In deze zaak acht de rechtbank als vergoeding voor de immateriële schade een bedrag van € 150.000 billijk. Het voorschot van € 20.000 dient op dit bedrag in mindering te worden gebracht. 17-05-2024
- Rechtbank Rotterdam Tijdens een oud en nieuw-viering loopt een man oogletsel op nadat er illegaal vuurwerk werd afgestoken. Allianz, de verzekeraar van degene die het vuurwerk heeft afgestoken, heeft meegedeeld de schade van de man af te wikkelen. Allianz heeft vervolgens een verzekerde van NN medeaansprakelijk gesteld voor het ongeval, die aansprakelijkheid van de hand heeft gewezen. In deze procedure vordert Allianz dat naast haar verzekerde, de verzekerde van NN medeaansprakelijk is voor het ongeval. De rechtbank oordeelt dat op basis van de getuigenverklaringen niet kan worden vastgesteld dat de ‘medeaansprakelijkgestelde’ enige bijdrage heeft geleverd aan het tegelijkertijd afsteken van meerdere stuks illegaal vuurwerk waardoor de man gewond is geraakt. Ook kan uit de verklaringen niet worden opgemaakt dat de ‘medeaansprakelijkgestelde’ op het moment van het ongeval überhaupt vuurwerk aan het afsteken was. Het enkele feit dat de verzekerde van NN in de buurt van de verzekerde van Allianz was is onvoldoende om te kunnen spreken van een bijdrage aan groepshandelen. Nu aansprakelijkheid ex artikel 6:166 BW niet vast is komen te staan, worden de vorderingen afgewezen. 15-05-2024
- Rechtbank Rotterdam Bodemprocedure na deelgeschilprocedure. Kettingbotsing met drie voertuigen. De voorste automobiliste stond aanvankelijk te wachten voor een rood verkeerslicht. Toen het verkeerslicht op groen sprong, trok de automobilist op, waarna de motor na enkele meters afsloeg en de auto tot stilstand kwam. Een bestelauto, WAM-verzekerd bij ASR, en een achter de bestelauto rijdende personenauto zijn bij de kettingbotsing betrokken geraakt. ASR heeft de aansprakelijkheid voor het ongeval erkend. In de deelgeschilprocedure heeft de rechtbank het verzoek van de voorste automobiliste, om voor recht te verklaren dat ASR gebonden is aan het neurologisch rapport, specifiek waar het gaat om de vaststelling van de causale relatie dat zij de klachten niet zou hebben ontwikkeld wanneer haar het ongeval niet was overkomen, afgewezen. In de bodemprocedure verschillen partijen van mening over de vraag of bij het ongeval sprake was van één of twee impactmomenten. Het antwoord op deze vraag kan naar het oordeel van de rechtbank echter in het midden blijven. Op basis van het dossier in deze bodemzaak komt de rechtbank namelijk, ook als zij uitgaat van niet één maar van twee impactmomenten, tot het oordeel dat de whiplashgerelateerde klachten en beperkingen in juridische zin niet zijn toe te rekenen aan het ongeval en dat de vorderingen om die reden niet kunnen worden toegewezen. De klachten vormen naar het oordeel van de rechtbank ook niet in alle opzichten een consistent en samenhangend geheel. De conclusie is dat te veel vraagtekens bestaan bij het beeld van moeilijk te objectiveren klachten en het causale verband tussen de klachten en het ongeval. 15-05-2024
- Rechtbank Gelderland Artikel 843a Rv-verzoek in zaak over werkgeversaansprakelijkheid. Gedetacheerde is een bedrijfsongeval overkomen als gevolg waarvan hij ernstig letsel heeft opgelopen. Voor de nadere onderbouwing van de aansprakelijkheid en schadeplichtigheid van de inlener en diens aansprakelijkheidsverzekeraar heeft gedetacheerde verschillende gegevens en informatie nodig. De kantonrechter oordeelt dat ten aanzien van het toedrachtsrapport en het verzochte beeldmateriaal is voldaan aan de vereisten van artikel 843a Rv, zodat deze moeten worden verstrekt. Wat betreft de overige bescheiden, zoals de bescheiden waaruit de omvang van de uren blijkt, oordeelt de kantonrechter dat deze te onbepaald zijn of vertrouwelijke gegevens bevatten waarbij de belangen van de inlener zwaarder wegen dan die van de gedetacheerde. De NAW-gegevens en de geboortedata van verschillende medewerkers dienen wel te worden verstrekt, de AVG staat niet aan toewijzing van deze vordering in de weg. 02-05-2024
- Rechtbank Limburg Deelgeschil. Vrouw zakt door de zoldervloer van haar huurwoning en komt terecht op de ondergelegen verdieping. Zij stelt de verhuurder aansprakelijk voor de geleden schade ex artikel 6:174 BW jo. 6:162 BW. De rechtbank oordeelt dat het verzoek tot vaststelling van de aansprakelijkheid moet worden afgewezen omdat er onvoldoende duidelijkheid bestaat over de feitelijke gang van zaken rondom het voorval. De standpunten van partijen over het al dan niet aanwezig zijn van een deugdelijk gemonteerd knieschot en daarmee de vraag naar het vrij toegankelijk zijn van de niet-dragende vloerconstructie, staan haaks op elkaar. Nu de feitelijke gang van zaken/toedracht van het ongeval nog niet duidelijk zijn, is nadere bewijslevering (bijvoorbeeld getuigenverhoren) geïndiceerd. Nu hiervoor in deelgeschil geen ruimte is, wijst de rechtbank de verzoeken ex artikel 1019z af. 26-04-2024
- Rechtbank Limburg Deelgeschil. Vrouw raakt als inzittende van een bus betrokken bij een verkeersongeval, waarbij zij letsel heeft opgelopen en arbeidsongeschikt is geraakt. Aansprakelijkheid is namens haar verzekerde door Amlin erkend. Dit deelgeschil gaat over de vraag of (een deel van) de uitkering in het kader van de door de vrouw afgesloten AOV-verzekering ex artikel 6:100 BW verrekend dient te worden met de (arbeidsvermogens)schade die Amlin aan de vrouw dient te vergoeden. De rechtbank verwijst naar de arresten IBC/Derkx en Verhaeg/Jenniskens en oordeelt dat, nu sprake is van een periodieke uitkering met de strekking om inkomensderving op te vangen, met inachtneming van de mate van overcompensatie indien niet wordt verrekend en waarbij geen sprake is van schuldaansprakelijkheid, het redelijk is dat de helft van de AOV-uitkeringen bij de vaststelling van de door Amlin te vergoeden schade wordt verrekend. Wat betreft de premiebetalingen acht de rechtbank het redelijk dat Amlin 50% van de premies draagt over de twee jaren voor het ongeval dat de vrouw geen uitkering heeft genoten. Amlin heeft immers voor 50% profijt van de AOV, terwijl sprake lijkt te zijn van een relatief hoge mate van voordeel van Amlin. 17-04-2024
- Rechtbank Gelderland Deelgeschil. Productiemedewerker is op grond van een detacheringsovereenkomst tewerkgesteld bij inlener. De medewerker stelt de inlener aansprakelijk voor de geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade, als gevolg van het hem overkomen bedrijfsongeval. Hoewel op basis van de medische stukken aannemelijk is geworden dat de medewerker op enig moment ernstig letsel aan zijn schouder heeft opgelopen, is niet (voorshands) bewezen of aannemelijk geworden dat hij dit letsel tijdens zijn werk bij de inlener heeft opgelopen. Voor de beoordeling voor de vraag of schade is geleden in de uitoefening van de werkzaamheden is, gelet op de uitdrukkelijke betwisting, nadere bewijslevering nodig, in de vorm van getuigenverhoren en/of deskundigenberichten. Nu hiervoor in deelgeschil geen plaats is, wijst de rechtbank de verzoeken af. 15-09-2023