Update
Geachte heer/mevrouw,
Bijgaand treft u een nieuwe PS Updates aan.
Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de sinds de vorige nieuwsbrief verschenen uitspraken, die te raadplegen zijn via de hyperlinks onder aan deze nieuwsbrief. Wij lichten de volgende uitspraken hier voor u uit.
Forse, blijvende hersenbeschadiging na schietincident: aan het slachtoffer wordt een bedrag van € 400.000 aan immateriële schadevergoeding toegewezen.
Strafrecht. Veroordeling voor medeplegen van een poging tot doodslag, waarbij het slachtoffer met een vuurwapen door zijn hoofd is geschoten. Het slachtoffer heeft hierdoor potentieel dodelijk letsel opgelopen in de vorm van onder meer schedelfracturen en een forse, blijvende hersenbeschadiging. Het slachtoffer verblijft in een revalidatiecentrum en is volledig afhankelijk van intensieve zorg. Aan het slachtoffer wijst de rechtbank een bedrag van € 400.000 immateriële schadevergoeding toe. Bij het bepalen van de hoogte van dit bedrag heeft de rechtbank onder andere de jonge leeftijd, de ernst van het letsel en de gevolgen hiervan voor het slachtoffer meegewogen. Daarnaast wordt aan de broer en de ex-vrouw van het slachtoffer elk een bedrag van € 15.000 aan shockschadevergoeding toegekend. Aan de minderjarige kinderen en de ouders van het slachtoffer worden affectieschadevergoedingen toegekend (PS 2024-0363).
Werkgever aansprakelijk voor val zwembadmedewerkster na het zien van een dode muis.
Deelgeschil. Zwembadmedewerkster is tijdens de uitoefening van haar werkzaamheden een arbeidsongeval overkomen. Zij zat in een toezichtstoel met een zichthoogte van 1,70 meter bij een van de buitenbaden, toen een collega met een schepnet met daarin een dode muis langsliep. Hiervan is de vrouw, die een angst heeft voor muizen, zo hevig geschrokken dat zij haastig de toezichtstoel heeft verlaten, daarbij de tweede trede heeft gemist en zich vervolgens ernstig heeft verstapt. Daarbij is zij met haar volle gewicht op haar knie terechtgekomen, waarbij zij letsel heeft opgelopen. In deze procedure vordert de vrouw dat de gemeente Eindhoven aansprakelijk is voor alle door haar als gevolg van het ongeval geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade. De rechtbank oordeelt dat gelet op de hoogte en de bouw van de stoel (vergelijkbaar met een ‘hoge barkruk’ met drie ver uit elkaar staande smalle treden, zonder leuning) een verhoogd risico bestaat dat medewerkers van de gemeente zich bezeren, in het geval dat zij deze toezichtstoel moeten verlaten. De kantonrechter vindt dit geen alledaags risico waarop de vrouw alert had moeten zijn. Daarbij neemt de kantonrechter mede in aanmerking dat er een verhoogd risico is dat een zweminstructeur bij een onvoorziene situatie (dus als deze schrikt of vanwege een andere reden, bijvoorbeeld bij een acute noodsituatie in een van de buitenbaden, zo snel mogelijk de toezichtstoel wil verlaten) uit deze toezichtstoel springt of voorwaarts deze toezichtstoel uitklimt. Bovendien kan en mag van de gemeente worden verlangd dat zij haar werknemers instrueert over de wijze waarop ongedierte op een voor eenieder veilige wijze uit het zwemwater kan worden verwijderd en opgeruimd en het staat vast dat dit in deze zaak niet is gebeurd. De gemeente is aansprakelijk ex artikel 7:658 BW (PS 2024-0350).
Ziekenhuis niet aansprakelijk voor COVID-besmetting medisch specialist: onduidelijk door welke bron de medisch specialist is besmet.
Medisch specialist test veertien dagen nadat zij een patiënt met COVID-19 had behandeld, zelf ook positief op COVID. De vrouw kampt momenteel nog steeds met een post-IC-syndroom en post-COVID en kan haar werkzaamheden niet langer uitoefenen. De vrouw stelt het ziekenhuis ex artikel 7:658 lid 4 BW aansprakelijk voor de materiële en immateriële schade. Aan de vordering legt zij ten grondslag dat zij in de uitoefening van haar werkzaamheden besmet is geraakt met COVID en dat zij daardoor ernstig ziek is geworden en schade heeft geleden. Ten eerste betwist het ziekenhuis de rechtsverhouding. Hoewel de vrouw niet in loondienst was van het ziekenhuis, werkte zij daar wel als medisch specialist en verrichtte zij daar arbeid. Voorgaande in combinatie met het feit dat in de samenwerkingsovereenkomst staat dat het ziekenhuis eindverantwoordelijk is, maakt dat artikel 7:658 BW van toepassing is. De rechtbank oordeelt dat het causaal verband tussen de betreffende behandeling en de besmetting niet zonder meer kan worden aangenomen. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat een eerder afgenomen test (drie dagen na de behandeling van de patiënt) negatief was. Het is niet uitgesloten dat die patiënt de bron is geweest van de besmetting, maar het is ook goed mogelijk dat de vrouw in deze veertien dagen door een andere bron is besmet. De rechtbank heeft hoe dan ook behoefte aan deskundige voorlichting over de interpretatie van de negatieve test en de vraag of het mogelijk is dat de vrouw, ondanks die uitslag toch besmet was met COVID en zo ja, hoe groot die kans is. Echter beoordeelt de rechtbank eerst wat partijen over (de schending van) de zorgplicht hebben aangevoerd en komt tot de conclusie dat, gelet op de in de betrokken periode geldende en kenbare inzichten, adviezen en handreikingen, het ziekenhuis aan haar zorgplicht heeft voldaan door een beleid te formuleren dat met deze adviezen en handreikingen in overeenstemming was en dit beleid ook te volgen in deze specifieke situatie. Gelet op dit oordeel kan het ziekenhuis niet aansprakelijk worden geacht voor de door de vrouw geleden schade (PS 2024-0355).
Literatuur
Hier vindt u het overzicht van de literatuur die sinds de vorige nieuwsbrief is verschenen.
D.S. Kroese, ‘Schokschade en de wijze van confrontatie na het Hoogeveen-arrest: een onverhoedse toepassing in de feitenrechtspraak’, NTBR 2024/17
T. Hartlief, ‘Beretrots op het personenschaderecht anno 2024?’, VR 2024/74
A. Kolder, ‘35 jaar aansprakelijkheid voor dieren’, VR 2024/75
B. Korte, R. Baars en K. Nijman-Weninger, ‘Het Bogortuin-zwemongeval geplaatst in het licht van de Omgevingswet’, VR 2024/76
Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ps-updates@boom.nl.
Met vriendelijke groet,
Ilona van der Zalm & Armin Vorsselman
PS Updates
Hof
Rechtbank
- Rechtbank Rotterdam Deelgeschil. Jonge vrouwen zijn op onvolwassen en gevaarlijke wijze omgegaan met een verboden BB-gun, wat heeft geresulteerd in blindheid aan een oog bij een van de vrouwen. In deze civiele procedure vordert de benadeelde dat de twee vrouwen in strijd hebben gehandeld met de Wet wapens en munitie (WWM). Strafrechtelijk staat vast dat de ene vrouw een BB-gun voorhanden had hetgeen handelen oplevert in strijd met de WWM. Het in strijd handelen met deze wettelijke norm levert in beginsel een onrechtmatige daad op jegens de benadeelde. Hoewel de andere vrouw niet strafrechtelijk is vervolgd, heeft ook zij gehandeld in strijd met de WWM, nu zij de BB-gun vanuit Polen naar Nederland heeft meegenomen. Het verweer dat niet is voldaan aan het relativiteitsvereiste ex artikel 6:163 BW faalt, er is niet alleen gehandeld in strijd met de WWM maar ook in strijd met de maatschappelijke zorgvuldigheid. In beide gevallen staat het causaal verband vast, wat leidt tot de conclusie dat beide vrouwen hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door de benadeelde geleden en nog te lijden schade. Wat betreft de hoogte van het voorschot op het smartengeld, neemt de rechtbank in aanmerking dat in deze zaak niet is komen vast te staan dat de vrouwen met opzet schade hebben willen toebrengen. In de strafzaak spreekt het hof van een (mogelijke) spelsituatie. De rechtbank bepaalt, met onder andere voorgaande in aanmerking genomen, het voorschot op het smartengeld op € 12.500. 17-07-2024
- Rechtbank Noord-Holland Tussenuitspraak. Man valt door een zinken goot van een galerij op de tweede verdieping van een flatgebouw zeven meter naar beneden. Hij heeft daar ernstig letsel aan overgehouden. Ten tijde van het ongeval werd ter plaatse werk aan de galerij uitgevoerd door de commanditaire vennootschap ITB (hierna: ITB). ITB verving de vloer van de galerij. De zorgverzekeraar vindt dat de beherend vennoot, de werknemer van ITS en de twee ingehuurde zzp’ers aansprakelijk zijn voor de schade van de man. Omdat de zorgverzekeraar de zorgkosten voor de man heeft betaald, vordert hij ook betaling van de zorgkosten door hen. In dit vonnis oordeelt de rechtbank dat er sprake is van een onrechtmatige daad van de beherend vennoot van ITB, niet van de anderen. De beherend vennoot dient de door de zorgverzekeraar in verband met het ongeval betaalde zorgkosten als schadevergoeding te betalen. De rechtbank houdt de behandeling van de zaak aan zodat de zorgverzekeraar de schadevergoedingsvordering nader kan onderbouwen. Omdat de rechtbank van oordeel is dat de anderen niet persoonlijk aansprakelijk kunnen worden gesteld, zal de vordering van de man in vrijwaring in de vrijwaringszaak door de rechtbank worden afgewezen. 17-07-2024
- Rechtbank Limburg Medisch specialist test veertien dagen nadat zij een patiënt met COVID-19 had behandeld, zelf ook positief op COVID. De vrouw kampt momenteel nog steeds met een post-IC-syndroom en post-COVID en kan haar werkzaamheden niet langer uitoefenen. De vrouw stelt het ziekenhuis ex artikel 7:658 lid 4 BW aansprakelijk voor de materiële en immateriële schade. Aan de vordering legt zij ten grondslag dat zij in de uitoefening van haar werkzaamheden besmet is geraakt met COVID en dat zij daardoor ernstig ziek is geworden en schade heeft geleden. Ten eerste betwist het ziekenhuis de rechtsverhouding. Hoewel de vrouw niet in loondienst was van het ziekenhuis, werkte zij daar wel als medisch specialist en verrichtte zij daar arbeid. Voorgaande in combinatie met het feit dat in de samenwerkingsovereenkomst staat dat het ziekenhuis eindverantwoordelijk is, maakt dat artikel 7:658 BW van toepassing is. De rechtbank oordeelt dat het causaal verband tussen de betreffende behandeling en de besmetting niet zonder meer kan worden aangenomen. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat een eerder afgenomen test (drie dagen na de behandeling van de patiënt) negatief was. Het is niet uitgesloten dat die patiënt de bron is geweest van de besmetting, maar het is ook goed mogelijk dat de vrouw in deze veertien dagen door een andere bron is besmet. De rechtbank heeft hoe dan ook behoefte aan deskundige voorlichting over de interpretatie van de negatieve test en de vraag of het mogelijk is dat de vrouw, ondanks die uitslag toch besmet was met COVID en zo ja, hoe groot die kans is. Echter beoordeelt de rechtbank eerst wat partijen over (de schending van) de zorgplicht hebben aangevoerd en komt tot de conclusie dat, gelet op de in de betrokken periode geldende en kenbare inzichten, adviezen en handreikingen, het ziekenhuis aan haar zorgplicht heeft voldaan door een beleid te formuleren dat met deze adviezen en handreikingen in overeenstemming was en dit beleid ook te volgen in deze specifieke situatie. Gelet op dit oordeel kan het ziekenhuis niet aansprakelijk worden geacht voor de door de vrouw geleden schade. 17-07-2024
- Rechtbank Overijssel Strafrecht. Veroordeling voor onder andere medeplegen van een poging tot moord. Aan het slachtoffer wijst de rechtbank een bedrag van € 75.000 aan immateriële schadevergoeding toe. Als gevolg van het schietincident heeft het slachtoffer lichamelijk en geestelijk letsel opgelopen, waarvan hij tot op heden nog niet volledig hersteld is en het is onzeker of er in de toekomst volledig herstel zal optreden. 16-07-2024
- Rechtbank Overijssel Strafrecht. Veroordeling voor onder andere medeplegen van een poging tot moord. Aan het slachtoffer wijst de rechtbank een bedrag van € 75.000 aan immateriële schadevergoeding toe. Als gevolg van het schietincident heeft het slachtoffer lichamelijk en geestelijk letsel opgelopen, waarvan hij tot op heden nog niet volledig hersteld is en het is onzeker of er in de toekomst volledig herstel zal optreden. 16-07-2024
- Rechtbank Overijssel Strafrecht. Veroordeling voor onder andere medeplegen van een poging tot moord. Aan het slachtoffer wijst de rechtbank een bedrag van € 75.000 aan immateriële schadevergoeding toe. Als gevolg van het schietincident heeft het slachtoffer lichamelijk en geestelijk letsel opgelopen, waarvan hij tot op heden nog niet volledig hersteld is en het is onzeker of er in de toekomst volledig herstel zal optreden. 16-07-2024
- Rechtbank Overijssel Strafrecht. Veroordeling voor onder andere medeplegen van een poging tot moord. Aan het slachtoffer wijst de rechtbank een bedrag van € 75.000 aan immateriële schadevergoeding toe. Als gevolg van het schietincident heeft het slachtoffer lichamelijk en geestelijk letsel opgelopen, waarvan hij tot op heden nog niet volledig hersteld is en het is onzeker of er in de toekomst volledig herstel zal optreden. 16-07-2024
- Rechtbank Gelderland Deelgeschil. Horecamedewerkster komt in de uitoefening van haar werkzaamheden ten val ten gevolge waarvan haar rug en been gekneusd raken. De werkneemster stelt haar werkgever aansprakelijk voor de door haar geleden schade als gevolg van het bedrijfsongeval. Gesteld noch gebleken is dat de werkgever aan werknemers heeft gewaarschuwd voor de omstandigheid dat de keukenvloer nat was en/of schriftelijk of mondeling heeft geïnstrueerd over hoe ze zich daarop te gedragen hebben, noch over hoe van een vaste trap afgedaald moet worden. Bovendien is ook niet gebleken van de aanwezigheid van een RI&E of verstrekking van veiligheidsschoenen. Nu de werkgever niet heeft kunnen aantonen dat zij aan haar zorgplicht heeft voldaan, is zij aansprakelijk voor de door de werkneemster geleden schade. Nu de werkgever nog heeft aangevoerd dat de werkneemster ook zelf schuld heeft aan het ontstaan van de schade, kan daarom het verzoek dat de werkgever gehouden is de volledig geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade te vergoeden niet worden toegewezen. De kantonrechter heeft voor deze beoordeling ook onvoldoende aanknopingspunten. 15-07-2024
- Rechtbank Oost-Brabant Deelgeschil. Zwembadmedewerkster is tijdens de uitoefening van haar werkzaamheden een arbeidsongeval overkomen. Zij zat in een toezichtstoel met een zichthoogte van 1,70 meter bij een van de buitenbaden, toen een collega met een schepnet met daarin een dode muis langsliep. Hiervan is de vrouw, die een angst heeft voor muizen, zo hevig geschrokken dat zij haastig de toezichtstoel heeft verlaten, daarbij de tweede trede heeft gemist en zich vervolgens ernstig heeft verstapt. Daarbij is zij met haar volle gewicht op haar knie terechtgekomen, waarbij zij letsel heeft opgelopen. In deze procedure vordert de vrouw dat de gemeente Eindhoven aansprakelijk is voor alle door haar als gevolg van het ongeval geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade. De rechtbank oordeelt dat gelet op de hoogte en de bouw van de stoel (vergelijkbaar met een ‘hoge barkruk’ met drie ver uit elkaar staande smalle treden, zonder leuning) een verhoogd risico bestaat dat medewerkers van de gemeente zich bezeren, in het geval dat zij deze toezichtstoel moeten verlaten. De kantonrechter vindt dit geen alledaags risico waarop de vrouw alert had moeten zijn. Daarbij neemt de kantonrechter mede in aanmerking dat er een verhoogd risico is dat een zweminstructeur bij een onvoorziene situatie (dus als deze schrikt of vanwege een andere reden, bijvoorbeeld bij een acute noodsituatie in een van de buitenbaden, zo snel mogelijk de toezichtstoel wil verlaten) uit deze toezichtstoel springt of voorwaarts deze toezichtstoel uitklimt. Bovendien kan en mag van de gemeente worden verlangd dat zij haar werknemers instrueert over de wijze waarop ongedierte op een voor eenieder veilige wijze uit het zwemwater kan worden verwijderd en opgeruimd en het staat vast dat dit in deze zaak niet is gebeurd. De gemeente is aansprakelijk ex artikel 7:658 BW. 12-07-2024
- Rechtbank Rotterdam Strafrecht. Veroordeling voor medeplegen van een poging tot doodslag, waarbij het slachtoffer met een vuurwapen door zijn hoofd is geschoten. Het slachtoffer heeft hierdoor potentieel dodelijk letsel opgelopen in de vorm van onder meer schedelfracturen en een forse, blijvende hersenbeschadiging. Het slachtoffer verblijft in een revalidatiecentrum en is volledig afhankelijk van intensieve zorg. Aan het slachtoffer wijst de rechtbank een bedrag van € 400.000 immateriële schadevergoeding toe. Bij het bepalen van de hoogte van dit bedrag heeft de rechtbank onder andere de jonge leeftijd, de ernst van het letsel en de gevolgen hiervan voor het slachtoffer meegewogen. Daarnaast wordt aan de broer en de ex-vrouw van het slachtoffer elk een bedrag van € 15.000 aan shockschadevergoeding toegekend. Aan de minderjarige kinderen en de ouders van het slachtoffer worden affectieschadevergoedingen toegekend. 12-07-2024
- Rechtbank Den Haag Deelgeschil. Uitzendkracht van de gemeente komt tijdens de uitoefening van haar werkzaamheden ten val, doordat zij – zoals zij stelt – is gaan zitten op een kapotte stoel van de gemeente als gevolg waarvan de armleuning afbrak, zij haar evenwicht verloor en uiteindelijk achterover is gevallen met haar hoofd en rug tegen de muur. Zij stelt de gemeente aansprakelijk voor de gevolgen van het ongeval. De rechtbank oordeelt dat in dit geval sprake is van een huis-tuin-en-keukenongeval. Redengevend daarbij is dat het gaan zitten op een voorwerp, op zichzelf beschouwd een situatie is die een normaal risico inhoudt, zodat een werkgever niet gehouden is tot het geven van specifieke instructies of het nemen van specifieke maatregelen. Dit is slechts anders indien de werkgever bijvoorbeeld ondeugdelijke voorwerpen ter beschikking stelt. Anders dan wat de vrouw naar voren heeft gebracht, stelt de gemeente dat de vrouw een beensteun heeft gepakt die niet bestemd is om op te gaan zitten. Daarnaast heeft de gemeente onbestreden aangevoerd dat na de val geen kapotte stoel is gemeld of gezien. Dit betekent dat niet kan worden vastgesteld dat de vrouw op een ondeugdelijke stoel van de gemeente is gaan zitten waardoor het ongeval heeft kunnen gebeuren. Dat anderszins sprake was van een onveilige werkomgeving, is niet gebleken. De gemeente heeft de op haar rustende zorgplicht niet geschonden en is dus niet aansprakelijk voor de gevolgen van het ongeval. 11-07-2024
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant Strafrecht. Veroordeling voor doodslag van zeven weken oude baby. Aan de moeder wordt een bedrag van € 20.000 aan shockschade- en € 20.000 aan affectieschadevergoeding toegekend. 11-07-2024
- Rechtbank Noord-Holland Deelgeschil. Patiënt loopt als gevolg van een herseninfarct letsel op. Partijen zijn het erover eens dat het ziekenhuis jegens de patiënt onzorgvuldig heeft gehandeld, omdat zij een inschattingsfout heeft gemaakt. Het ziekenhuis en Centramed betwisten echter het causaal verband tussen de inschattingsfout en het door de patiënt opgelopen letsel, als gevolg waarvan zij gezamenlijk een neurologische expertise hebben laten verrichten. In deze deelgeschilprocedure verschillen partijen van mening of het deskundigenrapport van de gezamenlijk door hen aangewezen neuroloog bindend is. De rechtbank oordeelt dat de bezwaren van het ziekenhuis en Centramed tegen het deskundigenrapport niet kunnen worden aangemerkt als zwaarwegende en steekhoudende bezwaren en het rapport dus in acht moet worden genomen bij de verdere schadeafwikkeling. 09-07-2024
- Rechtbank Limburg Deelgeschil. Slachtoffer van verkeersongeval stelt dat hij door de starre houding van de verzekeraar van de wederpartij bij de schadeafwikkeling en door de inhoud van de adviezen van de medisch adviseur, boos, teleurgesteld en gefrustreerd is geraakt en daarom veel behoefte heeft (gehad) aan contacten met zijn belangenbehartiger. Vanwege zijn psychische gesteldheid en omdat hij voor de eerste keer in zijn leven te maken heeft met een letselschadezaak, stelt hij veel vragen te hebben over de diverse aspecten van een letselschadezaak. De beantwoording daarvan heeft veel tijd in beslag genomen, zodat er vele cliëntcontacten nodig zijn geweest, hetgeen tot hoge kosten heeft geleid. Het gaat in dit deelgeschil enkel om de vraag op welk bedrag hij aanspraak kan maken ter vergoeding van de door hem gemaakte BGK en de kosten van het onderhavige deelgeschil ter vaststelling daarvan. De rechtbank komt tot het oordeel dat de psychische gesteldheid en de onwetendheid geen hogere BGK rechtvaardigen. De rechtbank stelt voorop dat de financiële gevolgen van het feit dat het slachtoffer ervoor heeft gekozen om een nieuwe belangenbehartiger en medisch adviseur in de arm te nemen, voor eigen rekening en risico komen. De (opstart)kosten voor een nieuwe belangenbehartiger en medisch adviseur komen dan ook niet voor vergoeding in aanmerking. De gestelde BGK acht de rechtbank bovenmatig en matigt deze tot een vierde van het gevorderde. 09-07-2024
- Rechtbank Rotterdam Deelgeschil. Begroting van het verlies van arbeidsvermogen als gevolg van hoofdletsel dat is opgelopen tijdens een kinderfeestje van ruim vijftien jaar geleden. Het verweer van de aansprakelijkheidsverzekeraar dat moet worden gewacht met de begroting wijst de rechtbank af. Dat de toekomst over de werkelijke arbeidssituatie van de benadeelde nog onzeker is, dient er niet toe te leiden dat er geen duidelijkheid komt over de schadevergoeding. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat partijen gezamenlijk in 2021 hebben besloten het schadeafwikkelingstraject op te starten en de benadeelde inmiddels in dat kader meerdere (medische) onderzoeken heeft ondergaan. De verzochte verklaring voor recht dat de rapporten van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige leidend zijn wijst de rechtbank toe. Daarnaast rechtvaardigen deze rapportages naar het oordeel van de rechtbank de conclusie dat de benadeelde 50% arbeidsgeschikt is. Er dient een nieuwe berekening door de aansprakelijkheidsverzekeraar te worden gemaakt, waarbij onder andere moet worden uitgegaan van een arbeidsgeschiktheidspercentage van 50%. 08-07-2024
- Rechtbank Midden-Nederland Medische aansprakelijkheid. Patiënt stelt huisarts aansprakelijk voor het niet doorverwijzen naar een oogarts en de daardoor ontstane behandelvertraging van drie maanden. In eerste instantie is de aansprakelijkheid door de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar afgewezen. Ongeveer 6,5 jaar later oordeelt het Centraal Tuchtcollege dat de huisarts onvoldoende zorgvuldig heeft gehandeld door na te laten om de patiënt op korte termijn naar een oogarts te verwijzen. Na de uitspraak is de aansprakelijkheid erkend. Sindsdien is het niet gelukt om een minnelijke regeling te treffen. In deze procedure verzoekt de patiënt onder andere voor recht te verklaren dat de visusklachten en de daaruit voortvloeiende beperkingen het gevolg zijn van de medische fout, subsidiair dat door de normschending van de huisarts een kans verloren is gegaan dat de patiënt de huidige visusklachten en de daaruit voortvloeiende beperkingen niet zou hebben gehad. Partijen zijn gebonden aan het deskundigenrapport. Naast dat het beroep op rechtsverwerking slaagt, omdat nu pas wordt geprotesteerd tegen het rapport en nooit eerder enige bezwaren kenbaar zijn gemaakt, slagen de bezwaren van de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar niet. De rechtbank stelt het causaal verband tussen behandeldelay en ernstige visusklachten vast en komt tot een veroordeling tot het vergoeden van 80% van de geleden en te lijden schade in verband met de kans dat de schade ook zonder delay zou zijn ontstaan. Veroordeling tot betaling van een voorschot van € 100.000. 03-07-2024
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant Als gevolg van een geweldsincident hebben twee slachtoffers lichamelijke en/of psychische schade opgelopen. De zorgverzekeraar heeft de medische behandelingen hiervoor vergoed. De schadeveroorzakers zijn afzonderlijk strafrechtelijk veroordeeld voor het plegen van openlijk geweld tegen de slachtoffers. Vanwege uitblijvende betalingen vordert de zorgverzekeraar in deze procedure betaling van de nog openstaande bedragen op grond van subrogatie. Het beroep op verjaring door de schadeveroorzakers slaagt niet, vanwege rechtsgeldige stuiting door de zorgverzekeraar. 03-07-2024
- Rechtbank Den Haag Deelgeschil. Aanrijding tussen een scooterrijder en een automobilist. In deze deelgeschilprocedure vordert de scooterrijder dat de verzekeraar van de automobilist aansprakelijk is voor de geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade. Aan dit verzoek legt de scooterrijder ten grondslag dat er door het agressieve en roekeloze verkeersgedag van de automobilist en doordat de automobilist een gevaarlijke inhaalmanoeuvre heeft ingezet, een aanrijding heeft kunnen plaatsvinden waarbij de scooterrijder letsel heeft opgelopen. De rechtbank wijst het verzoek tot vaststelling van de aansprakelijkheid af ex artikel 1019z Rv. In deze zaak staat slechts vast dat de scooter op enig moment in aanraking is gekomen met de auto. Uit de stellingen van partijen volgt dat tussen hen vrijwel elk onderdeel van deze zaak in geschil is. Om de toedracht te kunnen vaststellen is daarvoor bewijslevering nodig waarvoor een deelgeschilprocedure zich niet leent. Het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor wijst de rechtbank toe. 11-06-2024
- Rechtbank Noord-Holland Deelgeschil. Fietster komt met haar wiel in het zand terecht en komt als gevolg van een verkeerde stuurcorrectie ten val. Zij viel vlak voor het wiel van de boottrailer van de auto die vervolgens over haar heen is gereden. De rechtbank oordeelt dat de verkeersfout van de fietster niet zo onwaarschijnlijk is dat de automobilist daarmee geen rekening had hoeven te houden. Het beroep op artikel 185 WVW slaagt niet. Wel slaagt het beroep op eigen schuld aan de zijde van de fietster. De fietster heeft deels eigen schuld aan het ongeval. Zij heeft namelijk zelf besloten niet af te stappen voordat de auto met de boottrailer haar passeerde terwijl zij zelf de impact ervaarde van de auto met de boottrailer op de smalle weg. De rechtbank weegt daarbij zwaar mee dat de automobilist geen verkeersregel heeft overtreden en zijn auto noch de boottrailer de fietster heeft geraakt voorafgaand aan het ongeval. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat 60% van de schade van de fietster voor rekening van ASR moet komen en 40% van de schade voor rekening van de fietster zelf. De rechtbank ziet aanleiding om de billijkheidscorrectie toe te passen gelet op de ernstige gevolgen van het ongeval. Met toepassing van de billijkheidscorrectie leidt dit ertoe dat de verzekeraar van de automobilist 85% van de schade van de fietster moet dragen en dat de fietster zelf 15% moet dragen. 01-05-2024
Antillen
- Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba Vrouw raakt klem tussen de deur op het moment dat zij de bus uitstapte. Toen ze zich had weten te bevrijden, is de chauffeur direct weggereden. De inhoud van de overlegde medische stukken is, naar het gerecht begrijpt, gebaseerd op mededelingen van de vrouw aan degenen die de stukken hebben opgesteld, en de inhoud berust dus niet op medisch onderzoek van de vrouw. Uit de overlegde stukken kunnen geen conclusies worden getrokken met betrekking tot de fysieke toestand van de vrouw. Ook blijkt hieruit helemaal niet van enig causaal verband tussen het ongeval en de gestelde schade. Het beroep richt zich tegen voorgaande. Ook het hof oordeelt dat de aansprakelijkheidsverzekeraar de betwisting voldoende heeft gemotiveerd door te verwijzen naar het huisartsenjournaal. Het hof leidt uit het huisartsjournaal af dat de vrouw heel vaak de huisarts bezocht en dat zij de klachten waarop zij haar vorderingen baseert ook voor het incident heeft geuit naar de huisarts. Niet is uitgesloten dat door het incident de aandoeningen die de klachten geven zijn verergerd, maar daarvan kan, gelet op de overige medische stukken, niet worden uitgegaan, ook niet voorshands. De vrouw heeft geen bewijsaanbod gedaan. Het hoger beroep slaagt niet. 18-06-2024
- Gerecht in eerste aanleg van Curaçao Schadebegroting na verkeersongeval. Aanrijding tussen een fietser en een automobilist, als gevolg waarvan de fietser letsel heeft opgelopen. De verzekeraar van de automobilist heeft zich voor 50% aansprakelijk geacht voor de door de fietser geleden schade. In deze procedure vordert de fietser dat de verzekeraar voor 100% aansprakelijk is voor de door hem geleden materiële en immateriële schade. Het gerecht wijst de gevorderde materiële schadeposten gedeeltelijk toe. Gelet op de impact die het ongeluk heeft gehad op de fietser, alsmede het daaruit ontstane letsel, begroot het gerecht de vergoeding van de immateriële schade op een bedrag van NAf 2.000. 03-06-2024