Update
Geachte heer/mevrouw,
Bijgaand treft u een nieuwe PS Updates aan.
Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de sinds de vorige nieuwsbrief verschenen uitspraken, die te raadplegen zijn via de hyperlinks onder aan deze nieuwsbrief. Wij lichten de volgende uitspraken hier voor u uit.
‘Samenloop’ voorlopig deskundigenbericht en deelgeschilprocedure bij kindschade.
Bij het oversteken van een weg is een 6-jarige jongen aangereden door een automobilist. Als gevolg van dit ongeval is bij de jongen een schedeltrauma vastgesteld. De WAM-verzekeraar heeft de aansprakelijkheid erkend. De verzekeraar dient een verzoekschrift voorlopig deskundigenbericht in; de advocaat van de ouders van de jongen start kort daarna een deelgeschil. Beide verzoeken komen tijdens een mondelinge behandeling aan de orde. Dat het verzoekschrift voorlopig deskundigenbericht eerder op de griffie van de rechtbank is ontvangen dan het verzoekschrift in de deelgeschilprocedure betekent niet dat dat per definitie ook de volgorde is waarin de rechtbank de verzoeken behandelt. Leidend is wat partijen nu precies verdeeld houdt, hoe de discussie daarover buiten rechte is verlopen en wat voor het bereiken van een oplossing de meest geschikte en voor de hand liggende stap is. De rechtbank komt dan tot de conclusie dat het deelgeschil prevaleert boven het voorlopig deskundigenbericht. De rechtbank wijst de vorderingen in deelgeschil (onder meer tot het – blijven – vergoeden van bepaalde doorlopende schadeposten) toe. Het verzoek van de verzekeraar tot het houden van een fysiek deskundigenbericht wordt afgewezen en het oordeel over het subsidiaire verzoek tot het houden van een papieren expertise wordt aangehouden. Dit om partijen daarover buiten rechte in de gelegenheid te stellen tot overeenstemming te komen. De rechtbank geeft in de beschikking voorts een dringend advies om in de schaderegeling rekening te houden met de kwetsbaarheid van de jongen (PS 2024-0399).
Ongeval op festivalterrein: artikel 185 WVW van toepassing.
Deelgeschil. In deze procedure staat de vraag centraal of de verzekerde van Achmea en de Stichting als organisator van het Piratenfestival aansprakelijk zijn voor de schade die een man heeft geleden en lijdt als gevolg van het ongeval dat hem op het festivalterrein is overkomen en waarbij een deel van zijn lichaam onder een (bij Achmea verzekerde) bus terecht is gekomen. De rechtbank oordeelt dat de man onvoldoende feitelijk heeft onderbouwd dat de Stichting jegens hem onrechtmatig heeft gehandeld ex artikel 6:162 BW. Ten aanzien van Achmea oordeelt de rechtbank dat artikel 185 WVW van toepassing is, ondanks het feit dat het ongeval niet heeft plaatsgevonden op de openbare weg. Het beroep van Achmea op overmacht en op opzet of aan opzet grenzende roekeloosheid aan de zijde van de man slaagt niet. Wel heeft de man eigen schuld aan het ongeval. Hij is over het terrein gaan zwerven en is naast een bus gaan staan, die nog moest oprijden naar de parkeerplaats. Bovendien weegt de rechtbank in het nadeel van de man mee dat hij naar eigen zeggen tien biertjes heeft gedronken. Na de toepassing van de billijkheidscorrectie oordeelt de rechtbank dat Achmea 75% van de schade dient te vergoeden en dat de man 25% van de schade zelf moet dragen. Het verzochte voorschot wordt afgewezen en de verzochte vergoeding van de buitengerechtelijke kosten wordt vergaand gematigd (PS 2024-0369).
Aansprakelijkheid na gymongeval.
Deelgeschil. 11-jarig kind loopt tijdens een gymles letsel op. Tijdens de uitvoering van een handstand overslag gleden haar voeten door, waardoor zij met een harde klap op haar billen terechtkwam. Haar bovenlichaam klapte in elkaar, waarbij zij voelde dat er iets in haar rug krakte. Als gevolg van de val heeft zij een ruggenwervel gebroken. De gymlessen werden door de school uitbesteed aan ‘Beweegburo’. De ouders stellen het Beweegburo aansprakelijk. De rechtbank oordeelt dat het Beweegburo haar zorgplicht jegens het kind heeft geschonden en dus aansprakelijk is. Omdat de handstand overslag een beduidend risicovollere sprong is en vaststaat dat de docent hierover geen instructies had gegeven, had de docent duidelijker moeten zijn naar de andere kinderen in het groepje dat de toestemming voor deze sprong alleen voor één klasgenoot gold en de andere kinderen had moeten waarschuwen deze sprong niet te doen. Verder was er op het moment dat de docent wegliep geen vanghulp (meer) bij het uitvoeren van de handstand overslag (PS 2024-0388).
Gemeente ex artikel 6:162 BW aansprakelijk voor val over een met kabelmatten bedekte kabelgoot.
Deelgeschil. Racefietser komt ten val over een met kabelmatten bedekte kabelgoot. De racefietser stelt de gemeente aansprakelijk ex artikel 6:174 BW jo. artikel 6:162 BW, omdat haar medewerkers de met kabelmatten bedekte kabelgoot op het fietspad hebben geplaatst en hiervoor onvoldoende hebben gewaarschuwd. De rechtbank oordeelt dat de gemeente niet aansprakelijk is op grond van artikel 6:174 BW, omdat de met kabelmatten bedekte kabelgoot niet behoort tot de weg(uitrusting) in de zin van artikel 6:174 lid 2 en 6 BW. Wel oordeelt de rechtbank dat de gemeente als wegbeheerder aansprakelijk is ex artikel 6:162 BW. Voor fietsers was er geen concrete aanwijzing dat zij meer dan een normale voorzichtigheid in acht moesten nemen. Er was geen enkele waarschuwing voor de aanwezigheid van de kabelgoot onder de kabelmatten. De crux is dat fietsers de kabelmatten wel hebben zien liggen, maar kennelijk verrast werden door de hoogte van de daaronder gelegen kabelgoot. Er is voldoende onderbouwd dat de constructie – onbedoeld – gevaarlijk was. Bovendien hecht de rechtbank eraan dat de politieagent die kort na het ongeval ter plaatse is gekomen de gemeente heeft verzocht de constructie met voorrang te verwijderen. Het beroep op eigen schuld slaagt niet. Voorgaande in aanmerking genomen is de gemeente jegens de racefietser volledig aansprakelijk voor de schade (PS 2024-0393).
Literatuur
Hier vindt u het overzicht van de literatuur die sinds de vorige nieuwsbrief is verschenen.
C.J. van Weering, annotatie JA bij: ‘Rechtbank Rotterdam 22 mei 2024, nr. C/10/658947/HA ZA 23-501, ECLI:NL:RBROT:2024:5013’, JA 2024/110 (Zorgplicht school. Ontvankelijkheid. Relativiteitseis. Veilig thuis. Melding. Meldcode.
E.W. Bosch, annotatie JA bij: ‘Rechtbank Limburg zp Roermond 17 april 2024, nr. C/03/326094/HA RK 24-3, ECLI:NL:RBLIM:2024:1878’, JA 2024/116 (Verlies van arbeidsvermogen. Voordeelsverrekening)
Y. Bosschaart, annotatie JA bij: ‘Rechtbank Zeeland-West-Brabant zp Breda 23 mei 2024, nr. C/02/415714/HA ZA 23-584, ECLI:NL:RBZWB:2024:3661’, JA 2024/118 (Verjaring. Strafrechtelijke veroordeling. Schadevergoedingsvordering)
Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ps-updates@boom.nl.
Met vriendelijke groet,
Ilona van der Zalm & Armin Vorsselman
PS Updates
Hof
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Skiongeval met letsel tot gevolg. In eerste aanleg is door de schadeveroorzakende partij een beroep gedaan op verjaring. De rechtbank heeft dit beroep verworpen en geoordeeld dat de schadeveroorzakende partij onrechtmatig jegens de benadeelde heeft gehandeld en aansprakelijk is voor de geleden en nog te lijden schade. In hoger beroep doet de schadeveroorzakende partij opnieuw een beroep op verjaring, welke volgens het hof niet slaagt. Ook het hof oordeelt dat de verjaring is gestuit. Uit de track & trace-code blijkt dat de brief op het juiste adres is bezorgd en dat voor de ontvangst daarvan is getekend. Dat de geadresseerde schadeveroorzakende partij niet zelf heeft getekend, doet daaraan niet af. Wegens onvoldoende gemotiveerd verweer en het ontbreken van een bewijsaanbod stelt het hof de schadeveroorzakende partij niet in de gelegenheid tot het leveren van tegenbewijs door getuigen. Wat betreft de grief over de toedracht van het ongeval stelt het hof vast dat de schadeveroorzakende partij ook op dit punt wisselende en daardoor weinig geloofwaardige verklaringen heeft gegeven. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank. 30-07-2024
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch Strafrecht. Veroordeling voor moord op ex-vriendin. Volgens het hof doet de straf van de rechtbank onvoldoende recht aan de feiten en veroordeelt verdachte tot een levenslange gevangenisstraf. Aan de biologische vader en moeder van het overleden slachtoffer wordt elk een bedrag van € 17.500 aan affectieschadevergoeding toegekend. Anders dan de rechtbank wijst het hof aan de zus en broer van het overleden slachtoffer elk een bedrag van € 5.000 aan shockschadevergoding toe. Zij hebben het stoffelijk overschot van hun zus kort na het incident moeten identificeren, waarbij zij zijn geconfronteerd met de zeer ernstige en schokkende verwondingen. 29-07-2024
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Verwijzing naar schadestaatprocedure bij koolstofmonoxidelekkage uit een kachel van een gehuurde kamer. In een eerder tussenarrest heeft het hof overwogen dat niet duidelijk is of er causaal verband bestaat tussen de medische klachten van de huurder en de vrijgekomen koolmonoxide uit de defecte kachel in de door hem gehuurde kamer. Het hof oordeelt dat uit de overlegde huisartsenrapportage volgt dat de huurder al klachten had op een moment dat de kachel was gecontroleerd en in orde was bevonden. Dat alle klachten van de huurder het gevolg zijn van de veel later geconstateerde koolmonoxidelekkage kan niet worden vastgesteld. Er kan niet worden uitgesloten dat de klachten daardoor zijn verergerd. De huurder draagt in de schadestaatprocedure de bewijslast om aan te tonen dat de klachten zijn verergerd. 23-07-2024
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch Bepaling mondelinge behandeling na tussenarrest in letselschadezaak. In een eerder tussenarrest heeft het hof partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over een drietal overwegingen van het hof: de mouches volantes, het behandeltraject en het verlies aan arbeidsvermogen. Wat betreft de mouches volantes oordeelt het hof op basis van het deskundigenbericht dat als gevolg van het geweldsincident de kans dat het slachtoffer zonder mishandeling op dezelfde leeftijd last had gekregen van mouches volantes 10% is. Het hof begroot de immateriële schade als gevolg van het verlies van deze kans op € 150. Bij deze stand in de procedure gelast het hof een mondelinge behandeling wat betreft het behandeltraject en het verlies aan arbeidsvermogen. Het slachtoffer dient zijn verlies aan arbeidsvermogen nadere te onderbouwen met stukken van het UWV. 09-07-2024
- Gerechtshof Amsterdam Vrouw is met een Birò (een klein licht autootje) tegen een verzinkbare paal (poller) aangereden en vordert schadevergoeding van de gemeente op grond van onrechtmatige gevaarzetting. De rechtbank heeft geoordeeld dat de gemeente voldoende veiligheidsmaatregelen heeft genomen en heeft de vordering afgewezen. Daartegen komt de vrouw in hoger beroep. Het hof bekrachtigt het vonnis. De combinatie van waarschuwingsmaatregelen, namelijk een verkeersbord op ruime afstand voor de poller, knipperende rode lichten, een klein stoplicht, een wegversmalling en zwart/witte reflectiepaaltjes, was volgens het hof daarmee toereikend. Geen aansprakelijkheid van de wegbeheerder. 11-06-2024
- Gerechtshof Den Haag Beroepsaansprakelijkheid advocaat in letselschadezaak. Cliënt, die slachtoffer was van een mishandeling, verwijt zijn advocaat dat zij zijn vordering tot schadevergoeding heeft laten verjaren. De advocaat had zich namens de cliënt gesteld als benadeelde partij in de strafzaak, maar het OM verzaakte de cliënt op te roepen voor de zitting. Nadien heeft de advocaat zijn belangen onvoldoende behartigd, waardoor langs civielrechtelijke weg zijn vordering tot schadevergoeding is verjaard. Het schikkingsvoorstel van het OM heeft de cliënt niet geaccepteerd. Net als de rechtbank, oordeelt het hof dat de advocaat tekort is geschoten, zij het dat het hof de tekortkoming anders inkleurt. De vordering tot schadevergoeding is door de tekortkomingen verjaard. De vraag is nog, welk bedrag in de civiele procedure zou zijn toegewezen. Het hof wijst voor de materiële schade schattenderwijs een bedrag van € 225 toe en gelet op alle omstandigheden van het geval acht het hof voor deze situatie een immateriële schadevergoeding van € 1.500 passend. 07-05-2024
- Gerechtshof Amsterdam Man stelt dat hij ten gevolge van een verkeersongeval in 2008 whiplashletsel heeft opgelopen waardoor hij zeer aanzienlijke schade, met name schade wegens verlies aan arbeidsvermogen, lijdt. De aansprakelijkheid voor het ongeval is erkend, maar de verzekeraar betwist de omvang van de door de man gestelde schade. Volgens de verzekeraar zijn er voldoende functies die als passende arbeid voor de man in aanmerking komen en is er daarom geen sprake van schade wegens verlies aan arbeidsvermogen. De rechtbank heeft de verzekeraar hierin op grond van de uitkomsten van diverse deskundigenonderzoeken gevolgd. In hoger beroep oordeelt het hof dat de verrichte onderzoeken mogelijk niet volledig zijn geweest en dat nader onderzoek naar de mogelijkheden van de man is aangewezen. 30-04-2024
Rechtbank
- Rechtbank Midden-Nederland Bij het oversteken van een weg is een 6-jarige jongen aangereden door een automobilist. Als gevolg van dit ongeval is bij de jongen een schedeltrauma vastgesteld. De WAM-verzekeraar heeft de aansprakelijkheid erkend. De verzekeraar dient een verzoekschrift voorlopig deskundigenbericht in; de advocaat van de ouders van de jongen start kort daarna een deelgeschil. Beide verzoeken komen tijdens een mondelinge behandeling aan de orde. Dat het verzoekschrift voorlopig deskundigenbericht eerder op de griffie van de rechtbank is ontvangen dan het verzoekschrift in de deelgeschilprocedure betekent niet dat dat per definitie ook de volgorde is waarin de rechtbank de verzoeken behandelt. Leidend is wat partijen nu precies verdeeld houdt, hoe de discussie daarover buiten rechte is verlopen en wat voor het bereiken van een oplossing de meest geschikte en voor de hand liggende stap is. De rechtbank komt dan tot de conclusie dat het deelgeschil prevaleert boven het voorlopig deskundigenbericht. De rechtbank wijst de vorderingen in deelgeschil (onder meer tot het – blijven – vergoeden van bepaalde doorlopende schadeposten) toe. Het verzoek van de verzekeraar tot het houden van een fysiek deskundigenbericht wordt afgewezen en het oordeel over het subsidiaire verzoek tot het houden van een papieren expertise wordt aangehouden. Dit om partijen daarover buiten rechte in de gelegenheid te stellen tot overeenstemming te komen. De rechtbank geeft in de beschikking voorts een dringend advies om in de schaderegeling rekening te houden met de kwetsbaarheid van de jongen. 02-08-2024
- Rechtbank Gelderland Eindvonnis na tussenvonnis in medische-foutzaak waarin onder andere de vraag voorligt of de patiënt met niersteen en buikpijnklachten (eerder) moest worden geïnformeerd en/of worden doorverwezen naar een uroloog. Beoordeling van het definitieve deskundigenbericht van de internist. Uit het definitieve deskundigenbericht van de internist volgt dat de behandeld arts de patiënt heeft behandeld volgens de op dat moment voor haar geldende professionele standaard. De patiënt heeft bezwaren aangevoerd tegen het deskundigenbericht en stelt dat de deskundige zijn (buik)pijnklachten niet correct en niet volledig heeft weergegeven. Alles overziend zijn de bezwaren van de patiënt tegen het deskundigenbericht niet voldoende steekhoudend en zwaarwegend. Gelet op de bevindingen van de internist is volgens de rechtbank niet komen vast te staan dat sprake is van een tekortkoming in de zorgplicht en/of informatieplicht jegens de patiënt. 31-07-2024
- Rechtbank Midden-Nederland Strafrecht. Veroordeling voor doodslag. Aan de twee kinderen en het inwonende nichtje van het overleden slachtoffer wordt elk een bedrag van € 20.000 aan affectieschadevergoeding toegekend en aan de ouders van het overleden slachtoffer een bedrag van € 17.500. Aan één kind en het inwonende nichtje wordt daarnaast elk een bedrag van € 30.000 aan shockschadevergoeding toegekend. Bij het andere kind van het slachtoffer ligt dit volgens de rechtbank anders. Hoewel juist hij zijn moeder als eerste aantrof, biedt de verklaring van de studiebegeleider onvoldoende grondslag om de gevorderde shockschade toe te kennen. 26-07-2024
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant Deelgeschil. 11-jarig kind loopt tijdens een gymles letsel op. Tijdens de uitvoering van een handstand overslag gleden haar voeten door, waardoor zij met een harde klap op haar billen terechtkwam. Haar bovenlichaam klapte in elkaar, waarbij zij voelde dat er iets in haar rug krakte. Als gevolg van de val heeft zij een ruggenwervel gebroken. De gymlessen werden door de school uitbesteed aan ‘Beweegburo’. De ouders stellen het Beweegburo aansprakelijk. De rechtbank oordeelt dat het Beweegburo haar zorgplicht jegens het kind heeft geschonden en dus aansprakelijk is. Omdat de handstand overslag een beduidend risicovollere sprong is en vaststaat dat de docent hierover geen instructies had gegeven, had de docent duidelijker moeten zijn naar de andere kinderen in het groepje dat de toestemming voor deze sprong alleen voor één klasgenoot gold en de andere kinderen had moeten waarschuwen deze sprong niet te doen. Verder was er op het moment dat de docent wegliep geen vanghulp (meer) bij het uitvoeren van de handstand overslag. 23-07-2024
- Rechtbank Rotterdam Deelgeschil. Man valt tijdens de uitoefening van zijn werkzaamheden als opdrachtnemer aan boord van het schip bij het afdalen van een trap, toen hij aan het videobellen was. Als gevolg van de val heeft de man zijn rechteronderbeen gebroken. De man stelt zijn opdrachtgever ex artikel 7:658 lid 4 BW aansprakelijk voor de schade die hij lijdt. De rechtbank oordeelt dat de opdrachtgever heeft voldaan aan de op haar rustende zorgplicht. Vast staat dat de trap voldeed aan de daaraan te stellen eisen en dat de opdrachtgever niet gehouden was om aanvullende veiligheidsmaatregelen te treffen en de opdrachtnemer was bekend met de situatie op het schip. Daarnaast droeg de opdrachtnemer op de dag van het ongeval sportschoenen, in plaats van de gebruikelijke veiligheidsschoenen. Bovendien heeft de Arbeidsinspectie in de brieven meegedeeld dat het ongeval is aan te merken als een ongelukkige samenloop van omstandigheden. 22-07-2024
- Rechtbank Rotterdam Deelgeschil. Eenzijdig ongeval met scooter toen tijdens het nemen van een bocht het linkerhandvat van de scooter plotseling losliet. Als gevolg van het ongeval heeft de scooterbestuurder letsel opgelopen. Het bedrijf waar de scooter is gekocht heeft de aansprakelijkheid erkend. De verzekeraar van het scooterbedrijf heeft tot op heden een bedrag van € 105.000 aan voorschotten uitgekeerd. In deze deelgeschilprocedure doet de scooterbestuurder een aanvullend verzoek om bepaalde uitgangspunten te hanteren bij de berekening van de schade door verlies aan arbeidsvermogen. De rechtbank wijst het verzoek af nu het goed onderbouwde verweer bijna op alle uitgangspunten slaagt, behalve op het punt van de salarisschaal. 19-07-2024
- Rechtbank Noord-Nederland Vrachtwagenchauffeur is tijdens het lossen van buizen van een vrachtwagen met een heftruck bedolven geraakt onder de losgeraakte rollen buizen, ten gevolge waarvan hij is overleden. De partner van het overleden slachtoffer vordert in deze procedure vergoeding van de geleden en nog in de toekomst te lijden overlijdensschade. Partijen verschillen echter van mening over het antwoord op de vraag of het onderhavige geschil geschikt is voor behandeling in de deelgeschilprocedure. De rechtbank stelt vast dat partijen op meerdere onderdelen van mening verschillen. Zo verschillen partijen van mening over de vraag of sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen de transportonderneming en het slachtoffer, dan wel dat slachtoffer als een zzp’er dient te worden beschouwd. Daarnaast verschillen partijen van mening over de feitelijke toedracht van het ongeval, de vraag of het slachtoffer bij het lossen van de vrachtwagen heeft gehandeld op instructie van de transportonderneming, dan wel op instructie van (de ondergeschikte van) de opdrachtgever en of sprake is van eigen schuld van het slachtoffer. Verder speelt er een dekkingsgeschil in de verhouding tussen de transportonderneming en haar verzekeraar, waar het slachtoffer in beginsel buiten staat. Kortom, het onderhavige geschil is veel te complex om in het kader van een deelgeschilprocedure ter beoordeling voor te leggen. De verzoeken worden afgewezen. 19-07-2024
- Rechtbank Noord-Holland Deelgeschil. Hotelgast struikelt over een opstap van 4,5 cm in de ontbijtruimte en komt ten val. Als gevolg van de val heeft de gast duim- en handletsel opgelopen. De gast stelt het hotel aansprakelijk voor het haar overkomen ongeval ex artikel 6:174 BW jo. artikel 6:162 BW. Het feit dat de hotelgast ten val is gekomen over de opstap rechtvaardigt op zich niet de conclusie dat deze gebrekkig is dan wel het hotel onrechtmatig heeft gehandeld. Bovendien heeft het hotel voorzorgsmaatregelen genomen om struikelgevaar over verschillende hoogteverschillen/opstapjes in het hotel te voorkomen. Ten tijde van de val was de bewuste opstap geaccentueerd met zwart-gele waarschuwingstape en afgewerkt met een lichtgekleurde metalen profielplint. De rechtbank neemt daarbij verder mee dat uit de registraties en duty-rapporten niet naar voren is gekomen dat eerder soortgelijke struikelpartijen hebben plaatsgevonden. Het hotel is niet aansprakelijk voor de schade van de hotelgast als gevolg van het voorval. 18-07-2024
- Rechtbank Rotterdam Deelgeschil verkeersongeval. Aanrijding tussen een auto en een cementwagen. In deze zaak verzoekt de automobilist een verklaring voor recht dat de aanrijding authentiek is in samenhang met de vraag of de WAM-verzekeraar (drie jaar later) kan terugkomen op zijn erkenning van de aansprakelijkheid. In dit geval dient de WAM-verzekeraar te bewijzen dat de aanrijding in scène is gezet. De WAM-verzekeraar is niet in dat bewijs geslaagd. Volgens de rechtbank bestaan er te veel twijfels over de juistheid van de bevindingen en conclusies van de ingeschakelde ongevallenanalist en diens rapporten leveren daarom onvoldoende bewijs op van de door de WAM-verzekeraar gestelde toedracht van het ongeval. Nu zij niet kan bewijzen dat de aanrijding in scène is gezet, kan zij niet terugkomen op de erkenning van de aansprakelijkheid van haar verzekerde. 15-07-2024
- Rechtbank Overijssel Deelgeschil. In deze procedure staat de vraag centraal of de verzekerde van Achmea en de Stichting als organisator van het Piratenfestival aansprakelijk zijn voor de schade die een man heeft geleden en lijdt als gevolg van het ongeval dat hem op het festivalterrein is overkomen en waarbij een deel van zijn lichaam onder een (bij Achmea verzekerde) bus terecht is gekomen. De rechtbank oordeelt dat de man onvoldoende feitelijk heeft onderbouwd dat de Stichting jegens hem onrechtmatig heeft gehandeld ex artikel 6:162 BW. Ten aanzien van Achmea oordeelt de rechtbank dat artikel 185 WVW van toepassing is, ondanks het feit dat het ongeval niet heeft plaatsgevonden op de openbare weg. Het beroep van Achmea op overmacht en op opzet of aan opzet grenzende roekeloosheid aan de zijde van de man slaagt niet. Wel heeft de man eigen schuld aan het ongeval. Hij is over het terrein gaan zwerven en is naast een bus gaan staan, die nog moest oprijden naar de parkeerplaats. Bovendien weegt de rechtbank in het nadeel van de man mee dat hij naar eigen zeggen tien biertjes heeft gedronken. Na de toepassing van de billijkheidscorrectie oordeelt de rechtbank dat Achmea 75% van de schade dient te vergoeden en dat de man 25% van de schade zelf moet dragen. Het verzochte voorschot wordt afgewezen en de verzochte vergoeding van de buitengerechtelijke kosten wordt vergaand gematigd. 15-07-2024
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant Medische aansprakelijkheid. Patiënte ondergaat in april/mei 2016 een wortelkanaalbehandeling. In juli 2016 moet zij een hartoperatie ondergaan vanwege de diagnose endocarditis, veroorzaakt door een bacteriële infectie. De patiënte vindt dat haar tandarts daarvoor aansprakelijk is en vordert in deelgeschil verschillende verklaringen voor recht, met als onderwerpen de medische anamnese, informed consent en voorschrijven van antibioticum profylaxe of een ander middel. De rechtbank oordeelt dat alleen de verklaring voor recht ten aanzien van de medische anamnese toewijsbaar is. In dit geval heeft de tandarts volstaan met de vermelding op de patiëntenkaart, wat onvoldoende is om te gelden als een deugdelijke medische anamnese. De tandarts heeft de zorgplicht van goed hulpverlener niet geschonden, omdat het antibioticum profylaxe alleen geïndiceerd is bij patiënten met bepaalde omschreven aandoeningen, waar de hartafwijking van deze patiënte niet onder valt. Wat betreft het verstrekken van informatie over het wel of niet toedienen van antibioticum profylaxe en de daarmee gepaard gaande risico’s, geldt dat de tandarts de patiënte niet hoefde te informeren over dit onderwerp nu toediening van antibioticum profylaxe niet geïndiceerd was. 15-07-2024
- Rechtbank Gelderland Strafrecht. Veroordeling voor doodslag. Aan de ouders van het overleden slachtoffer wordt elk een bedrag van € 20.000 aan affectieschadevergoeding toegekend. De ouders zijn vlak na de aanval op het slachtoffer direct geconfronteerd met de gruwelijke gevolgen hiervan en hebben gelet op het zware letsel moeten besluiten de medische behandeling van hun zoon te staken. Als gevolg hiervan kampen zij met psychische klachten. Aan de ouders wordt daarnaast elk een bedrag van € 15.000 aan shockschadevergoeding toegekend. 11-07-2024
- Rechtbank Gelderland Deelgeschil. Verkeersongeval tussen twee automobilisten waarbij de ene automobilist uit een uitrit kwam en botste op de automobilist die reed op de doorgaande weg. Als gevolg van het ongeval heeft de automobilist die ten tijde van het ongeval op de doorgaande weg reed verschillende lichamelijke pijnklachten. De rechtbank oordeelt dat Achmea aansprakelijk is voor de gevolgen van het ongeval, wegens een voorrangsfout van haar verzekerde. Echter heeft de automobilist op de doorgaande weg ook een verkeersfout gemaakt door de maximumsnelheid in de bebouwde kom fors te overschrijden en heeft hij zeer gevaarlijk rijgedrag vertoond. Uit de conclusie van de VOA omtrent de vermijdbaarheid van de botsing volgt dat de schade zowel bij het wegdenken van de voorrangsfout als bij het wegdenken van de forse snelheidsovertreding zou zijn uitgebleven. De rechtbank oordeelt dat de causale bijdrage van de automobilist die de snelheid fors heeft overtreden veel zwaarder weegt dan de aan de niet voorrang verlenende automobilist toe te rekenen omstandigheden. De rechtbank komt tot een causale verdeling van 10% aan de zijde van Achmea, de overige 90% van de schade blijft ingevolge de aanzienlijke eigen schuld van de andere automobilist voor zijn eigen rekening. Geen billijkheidscorrectie. 10-07-2024
- Rechtbank Midden-Nederland Deelgeschil. Racefietser komt ten val over een met kabelmatten bedekte kabelgoot. De racefietser stelt de gemeente aansprakelijk ex artikel 6:174 BW jo. artikel 6:162 BW, omdat haar medewerkers de met kabelmatten bedekte kabelgoot op het fietspad hebben geplaatst en hiervoor onvoldoende hebben gewaarschuwd. De rechtbank oordeelt dat de gemeente niet aansprakelijk is op grond van artikel 6:174 BW, omdat de met kabelmatten bedekte kabelgoot niet behoort tot de weg(uitrusting) in de zin van artikel 6:174 lid 2 en 6 BW. Wel oordeelt de rechtbank dat de gemeente als wegbeheerder aansprakelijk is ex artikel 6:162 BW. Voor fietsers was er geen concrete aanwijzing dat zij meer dan een normale voorzichtigheid in acht moesten nemen. Er was geen enkele waarschuwing voor de aanwezigheid van de kabelgoot onder de kabelmatten. De crux is dat fietsers de kabelmatten wel hebben zien liggen, maar kennelijk verrast werden door de hoogte van de daaronder gelegen kabelgoot. Er is voldoende onderbouwd dat de constructie – onbedoeld – gevaarlijk was. Bovendien hecht de rechtbank eraan dat de politieagent die kort na het ongeval ter plaatse is gekomen de gemeente heeft verzocht de constructie met voorrang te verwijderen. Het beroep op eigen schuld slaagt niet. Voorgaande in aanmerking genomen is de gemeente jegens de racefietser volledig aansprakelijk voor de schade. 10-07-2024
- Rechtbank Limburg Partijen hebben in het verleden een ongehuwde affectieve relatie gehad. De man heeft tijdens die relatie een motorongeluk gehad. Na de ziekenhuisopname heeft de vrouw voor de man gezorgd. De vrouw vordert van de man vergoeding voor verleende mantelzorg. Zij stelt dat partijen een overeenkomst van opdracht gesloten hebben op grond waarvan zij recht heeft op vergoeding van de door haar aan hem verleende zorg. De man betwist de inhoud van de gestelde overeenkomst. Ook meent hij dat zij de verkeerde partij aanspreekt. De rechtbank verwerpt het betoog van de man dat de vrouw op grond van artikel 6:107 BW de aansprakelijke persoon moet aanspreken. Volgens de rechtbank schept artikel 6:107 BW enkel een recht en geen verplichting voor een derde om zich tot de aansprakelijke partij te richten. De rechtbank geeft verder een bewijsopdracht aan de vrouw. De vrouw moet bewijzen dat haar ex-partner haar opdracht heeft gegeven om hem na zijn ongeval vijf uur per dag te verzorgen tegen een vergoeding en dat zij die zorg daadwerkelijk heeft verleend. 26-06-2024
- Rechtbank Limburg Medische aansprakelijkheid. Patiënte ervaart na verschillende (fysiotherapie)behandelingen, onderzoeken en controles nog steeds schouderklachten. Er volgen drie operaties. De patiënte stelt het ziekenhuis aansprakelijk voor de schade door het achterblijven van een gedeelte van het inbrenginstrumentarium in haar schouder tijdens de eerste operatie. De verzekeraar van het ziekenhuis heeft de aansprakelijk erkend, maar betwist dat alle klachten in causaal verband staan met het achterblijven van het inbrenginstrumentarium. Naar aanleiding van ingewonnen medische adviezen stelt de patiënte dat er voorafgaand en tijdens de eerste en derde operatie (overigens) ook fouten zijn gemaakt. Naar het oordeel van de rechtbank is niet komen vast te staan dat de inlichtingenplicht niet is nageleefd en evenmin dat de artsen niet hebben gehandeld zoals een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot te werk zou zijn gegaan. Van een tekortkoming in de nakoming van de behandelingsovereenkomst is dus geen sprake. De rechtbank wijst de vordering tot schadevergoeding op te maken bij staat af. 26-06-2024
- Rechtbank Limburg Deelgeschil. Man stelt te zijn gestruikeld en gevallen over een uitstekende stoeptegel toen hij zijn hond aan het uitlaten was. De man stelt de gemeente aansprakelijk voor de geleden en nog te lijden schade als gevolg van de valpartij ex artikel 6:174 BW jo. artikel 6:162 BW. Met inachtneming van de CROW-richtlijnen en de overlegde foto’s van de ongevalslocatie, stelt de kantonrechter vast dat sprake is van een hoogteverschil dat duidelijk beneden de drie centimeter blijft. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat geen sprake is van een gebrek of gevaarzettende situatie maar van een acceptabele oneffenheid van het trottoir. Van aansprakelijkheid van de gemeente ex artikel 6:174 BW jo. artikel 6:162 BW is dan ook geen sprake. 19-06-2024
- Rechtbank Limburg Tussen buren is een conflict bestaan over uiteenlopende zaken. De rechtbank wijst de gevorderde immateriële schadevergoedingen ex artikel 6:106 sub b BW over en weer af. Er is geen aanknopingspunt voor geestelijk letsel en daarnaast liggen, gezien de aard en de ernst van de door partijen gestelde gedragingen van hun buren, de relevante nadelige gevolgen daarvan niet zo voor de hand, dat de mogelijkheid van een aantasting in de persoon aannemelijk is. 12-06-2024
- Rechtbank Amsterdam Deelgeschil. Aanrijding tussen een tram en een auto, als gevolg waarvan de automobilist letsel heeft opgelopen. Tussen partijen is in geschil of de door de automobilist gestelde gezondheidsklachten in causaal verband staan met het ongeval. De eerder gelaste neurologische expertise heeft partijen niet verder gebracht bij de schadeafwikkeling. Om die reden verzoekt de automobilist nu om beoordeling van de causaliteit. De rechtbank oordeelt dat een (juridisch) causaal verband bestaat tussen de pijn- en psychische klachten en het ongeval. De rechtbank leidt uit het rapport van de neuroloog af dat bij de automobilist sprake is van een plausibel klachtenpatroon, dat zich heeft ontwikkeld tot een chronisch pijnsyndroom. De vraag of de klachten van de automobilist door het ongeval kunnen zijn veroorzaakt beantwoordt de rechtbank bevestigend. Het komt de rechtbank voor dat partijen op basis van het huidige dossier in staat moeten zijn om de schade die de automobilist tot op heden heeft geleden te begroten. Daarbij moet worden uitgegaan van volledige beperkingen voor het verrichten van arbeid als gevolg van het ongeval, vanaf de datum ongeval tot aan de datum van de uitspraak. 04-04-2024
- Rechtbank Midden-Nederland In deze procedure verschillen partijen van mening over het antwoord op de vraag of de producent aansprakelijk is voor de door de vrouw geleden schade als gevolg van lekkende borstimplantaten. In deze procedure baseert de vrouw haar vordering op artikel 6:185 BW en vordert zij vergoeding van de door haar gestelde materiële en immateriële schade. Niet in geschil is dat de geplaatste borstimplantaten zijn gescheurd en zijn gaan lekken, maar partijen twisten over de vraag of dit scheuren en lekken is veroorzaakt door een gebrek aan de borstimplantaten. Of deze gebrekkig zijn kan in het midden worden gelaten. Ook als de rechtbank zou vaststellen dat de borstimplantaten gebrekkig zijn, dan is de vordering van de vrouw om een aantal redenen niet toewijsbaar. Zo is onder meer niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van een causaal verband tussen het vermeende gebrek en de gestelde schade. Beroep op de omkeringsregel wordt verworpen. De schade is daarnaast niet (voldoende) onderbouwd. 21-02-2024
- Rechtbank Noord-Nederland Een onervaren snelle achteropkomende skiër is aansprakelijk voor de schade die een andere skiër heeft opgelopen na een skiongeval, met een sleutelbeenfractuur tot gevolg. Het beroep op verjaring door de schadeveroorzakende partij slaagt niet, nu de rechtbank oordeelt dat de verjaringstermijn van vijf jaar is gestuit middels een aangetekende brief die is ontvangen op het huisadres. Hoewel de lezingen van de partijen over de toedracht van het ongeval verschillen op bepaalde punten, staat tussen partijen wel vast dat de schadeveroorzakende partij de benadeelde skiër van achteren naderde, en hij op dat moment de controle over zijn ski’s verloren was en de helling is afgegleden. De rechtbank oordeelt dat sprake is van een onrechtmatige handeling jegens de benadeelde skiër. Na beoordeling van de gevorderde schadeposten wijst de rechtbank de gevorderde schadeposten toe tot een bedrag van ruim € 60.000. 02-08-2023
- Rechtbank Overijssel Regresvordering. Vrouw glijdt in de supermarkt uit over een druif en komt daarna ten val. Als gevolg van de val heeft de vrouw onder meer een gebroken heup opgelopen. De zorgverzekeraar van de vrouw heeft de supermarkt aansprakelijk gesteld ex artikel 6:162 BW. Op de zorgverzekeraar rust de bewijslast van haar stelling dat de supermarkt niet heeft voldaan aan haar zorgplicht wat betreft het schoonmaken en schoonhouden van de vloer van de AGF-afdeling. De rechtbank is op basis van het feit dat de vrouw is uitgegleden over een druif, dat er ook twee sperziebonen en vochtsporen op de winkelvloer zichtbaar waren en dat uit de stukken volgt dat het schoonmaakrooster niet na iedere schoonmaakactie terstond en met vermelding van tijdstip is afgevinkt, van oordeel dat de vrouw vooralsnog is geslaagd in het leveren van dat bewijs. De rechtbank laat de supermarkt toe tot het leveren van tegenbewijs tegen het voorshands bewezen geachte feit dat zij op de dag van de val geen, of onvoldoende uitvoering heeft gegeven aan het schoonmaakprotocol. 13-01-2021
Antillen
- Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba Verhaal van verzekeraar op doorgereden automobilist. In eerste aanleg is de vordering in beperkte mate toegewezen. De reden hiervoor was volgens het gerecht dat de verzekeraar van de doorgereden automobilist onvoldoende zorgvuldig is geweest en onvoldoende rekening heeft gehouden met de belangen van de doorgereden automobilist. Het lijkt er naar het oordeel van het gerecht bovendien op dat bij de schadeafhandeling weinig kritisch is omgesprongen met de informatie die van de benadeelde werd ontvangen en geen nader onderzoek is gedaan. Het hoger beroep slaagt grotendeels nadat nadere onderbouwing is gegeven van de schadebegroting. 30-07-2024
- Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten Man heeft tijdens zijn verblijf in een hotel een legionellabacterie opgelopen en is als gevolg daarvan twee weken in geïnduceerde coma gehouden. In deze procedure vordert de man vergoeding van zijn schade ten bedrage van $ 675.166,80 aan materiële schade en $ 91.200,00 aan immateriële schade. Eén van de drie gedaagden, de Caribische Gastvrijheid, heeft de aansprakelijkheid voor de schade als gevolg van de legionellabesmetting erkend. De vorderingen ingesteld tegen de andere twee gedaagden wijst het gerecht af wegens gebrek aan grondslag. De vordering tot betaling van de materiële schadevergoeding strandt, nu aanvullende schade onvoldoende aannemelijk is gemaakt. Wat betreft de immateriële schadevergoeding is reeds een bedrag van $ 10.000 aan de man uitgekeerd. In geschil is nog of de man recht heeft op een hoger bedrag. Dat de man na zijn ontslag uit het ziekenhuis nog restverschijnselen heeft overgehouden aan de besmetting is door de man – onder verwijzing naar een verklaring van twee doctoren – wel gesteld, maar enige medische onderbouwing bij de verklaringen ontbreekt. Gelet op voorgaande ziet het gerecht geen aanleiding om meer toe te wijzen dan reeds is uitgekeerd. De vorderingen worden afgewezen. 11-06-2024
- Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten Voorlopig deskundigenbericht gelast naar de beperkingen en zorgbehoeften van een ernstig gehandicapte jongen. Rond de geboorte van de minderjarige jongen is door het ziekenhuis verkeerd gehandeld, als gevolg waarvan hij een hersenbeschadiging heeft opgelopen met dubbelzijdige verlamming tot gevolg. De medische fout is reeds erkend en de aansprakelijkheid is aanvaard. De ouders wensen een deskundigenonderzoek ter beantwoording van een aantal vragen betreffende de medische situatie van hun kind, thans is nog onvoldoende duidelijk hoe ernstig de gevolgen en beperkingen precies zijn, bij welke behandeling en voorzieningen hun kind gebaat zou zijn en of deze behandeling in Sint Maarten dan wel elders (binnen het Koninkrijk) geboden kan worden. Het gerecht benoemt een revalidatiearts. 15-01-2024