Naar boven ↑

Update

Nummer 36, 2024
Uitspraken van 01-10-2024 tot 07-10-2024
Redactie: Mr. H. Vorsselman, mr. drs. I. van der Zalm, mr. Y. Bosschaart en J. Stulp.

Geachte heer/mevrouw,

Bijgaand treft u een nieuwe PS Updates aan. 

Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de sinds de vorige nieuwsbrief verschenen uitspraken, die te raadplegen zijn via de hyperlinks onder aan deze nieuwsbrief. Wij lichten de volgende uitspraken hier voor u uit.

Tackle tijdens voetbalwedstrijd met letsel tot gevolg: verhoogde aansprakelijkheidsdrempel in sport- en spelsituatie niet gehaald.
Tijdens een voetbalwedstrijd voert een voetballer een sliding tackle uit op een andere voetballer. De bal werd niet geraakt, maar het rechterbeen van de voetballer werd getackeld. Als gevolg van deze tackle heeft de voetballer zijn kuit- en scheenbeen gebroken. Aan de vordering is ten grondslag gelegd dat de voetballer met het uitvoeren van de sliding tackle onrechtmatig zou hebben gehandeld in de zin van artikel 6:162 BW. De rechtbank leidt uit alle verklaringen in samenhang bezien af dat de tackle in het kader van een sport- en spelsituatie heeft plaatsgevonden. Dat de voetballer te laat was met zijn tackle duidt erop dat hij de spelregels heeft overtreden. Dat hij daarmee zodanig gevaarlijk heeft gehandeld dat de andere voetballer deze tackle niet hoefde te verwachten, is naar het oordeel van de rechtbank niet vast komen te staan. Ten slotte is ook niet vast komen te staan dat de voetballer doelbewust het risico heeft genomen dat hij met zijn tackle letselschade zou toebrengen aan de andere voetballer. Er is onvoldoende geconcretiseerd waarom een aanmerkelijke kans op letsel voorzienbaar was. De rechtbank passeert het bewijsaanbod en de vorderingen worden afgewezen (PS 2024-0457).

Verjaringskwestie in letselschadezaak: hof oordeelt dat een uit de hand gelopen caféruzie toch niet is verjaard.
Caféruzie met verwondingen aan het gezicht tot gevolg. De rechtbank heeft de vordering tot betaling van immateriële schadevergoeding op grond van onrechtmatige daad afgewezen, omdat de rechtsvordering van de benadeelde partij ex artikel 3:310 lid 1 BW is verjaard. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat artikel 3:310 lid 4 BW niet van toepassing is in het geval dat het hof over de artikel 12 Sv-klacht heeft geoordeeld dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn gebleken die zicht zouden kunnen bieden op een succesvolle strafvervolging van de aansprakelijkgestelde partij. Het oordeel van het hof in dit arrest gaat uitsluitend over de verjaringskwestie. Het hof oordeelt dat geen sprake is van verjaring. De strafvervolging van de aansprakelijkgestelde partij kan gegrond worden op artikel 141 jo. 300 lid 2 jo. 302 lid 1 Sr. Voor al die strafbare feiten geldt dat het misdrijven zijn waarvoor het recht tot strafvordering nog niet is verjaard. In het gunstigste geval is sprake van een verjaringstermijn van twaalf jaren, te rekenen met ingang van de dag van het incident. Aan dit oordeel doet niet af dat het gerechtshof in de beklagzaak ex artikel 12 Sv van oordeel was dat uit het dossier en het verhandelde in raadkamer van onvoldoende aanknopingspunten is gebleken die zicht zouden kunnen bieden op een succesvolle strafvervolging. Nu het beroep op verjaring is verworpen, zal het hof een inhoudelijk oordeel moeten geven over de vorderingen van de benadeelde partij. Het hof zal daartoe eerst een mondelinge behandeling bepalen als bedoeld in artikel 87 Rv. Tijdens die mondelinge behandeling zullen partijen de gelegenheid krijgen hun stellingen in de procedure bij de kantonrechter nader toe te lichten en deze desgewenst uit te breiden (PS 2024-0460).

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ps-updates@boom.nl.

Met vriendelijke groet,

Ilona van der Zalm & Armin Vorsselman 
PS Updates

Hof

Rechtbank