Naar boven ↑

Update

Nummer 41, 2024
Uitspraken van 05-11-2024 tot 11-11-2024
Redactie: Mr. H. Vorsselman, mr. drs. I. van der Zalm, mr. Y. Bosschaart en J. Stulp.

Geachte heer/mevrouw,

Bijgaand treft u een nieuwe PS Updates aan. 

Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de sinds de vorige nieuwsbrief verschenen uitspraken, die te raadplegen zijn via de hyperlinks onder aan deze nieuwsbrief. Wij lichten de volgende uitspraken hier voor u uit.

Kosten traplift en aanleg zwembad: redelijke kosten ex artikel 6:96 BW?
Deelgeschil. Een man is geraakt door een schot hagel bij een ongeval met een jachtgeweer. Dit ongeval heeft ernstig beenletsel veroorzaakt. De eigenaar van het jachtgeweer heeft aansprakelijkheid erkend. De kwestie die wordt voorgelegd aan de rechtbank is of de eigenaar van het jachtgeweer een vergoeding dient te betalen voor de platformlift en het voor de revalidatie bedoelde overdekte zwembad die de man heeft laten plaatsen. De man met het letsel stelt dat hij door de lift en het zwembad zich ten tijde van COVID-19 zo optimaal mogelijk heeft kunnen herstellen door thuis te revalideren. De rechtbank stelt dat een traplift een redelijke voorziening is, maar dat er had kunnen worden volstaan met een reguliere traplift. De rechtbank veroordeelt de eigenaar van het jachtgeweer tot betaling van € 10.000 voor de kosten van de lift. De kosten van het zwembad hoeft de eigenaar van het jachtgeweer niet te vergoeden omdat het plaatsen van het zwembad geen verantwoorde maatregel was aangezien de man andere, mindere kostbare, mogelijkheden had om te werken aan zijn herstel (PS 2024-0516).

Motiveren na toewijzing immateriële schade op grond van artikel 6:106 BW.
Strafrecht. Een man is in hoger beroep onder meer veroordeeld voor bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht en bedreiging met zware mishandeling. Aan de benadeelde partij, die bedreigd is geweest, is een bedrag van € 200 aan immateriële schadevergoeding toegekend. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het hof wat betreft de beslissing over de door de benadeelde partij gevorderde immateriële schadevergoeding en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Het besluit is onvoldoende gemotiveerd nu de vordering namens de verdachte gemotiveerd is betwist. Daarbij is van belang dat uit de overwegingen van het hof niet kan worden afgeleid op welke in artikel 6:106 BW vermelde grond en op welke door het hof vastgestelde omstandigheden het hof de toewijzing van dit deel van de vordering van de benadeelde partij heeft gebaseerd (PS 2024-0519).

Smartengeld vanwege het doden van een schaap.
Strafrecht. De verdachte wordt veroordeeld voor het medeplegen van het doden van een schaap. De rechtbank kent € 1.000 smartengeld toe aan de eigenaar van het schaap. Een schaap is sinds de invoering van artikel 3:2a BW geen zaak meer en de rechtbank vindt dat de vordering van smartengeld met andere ogen moet worden bekeken dan de beschadiging van bijvoorbeeld een auto. Sinds enige tijd zijn de maatschappelijke opvattingen over de ‘waarde’ van dieren echter gewijzigd. Dat heeft geresulteerd in invoering van de Wet dieren op 1 januari 2013, waarin de intrinsieke waarde van dieren wordt erkend: dieren hebben een eigenwaarde en zijn wezens met gevoel. Het gedode schaap was voor de eigenaar min of meer te vergelijken met een huisdier. De dood van het schaap en het aantreffen van de restanten in de wei heeft de eigenaar veel gedaan. Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, komt de rechtbank daarom tot de conclusie dat de benadeelde partij door het bewezen verklaarde schade heeft geleden die binnen een van de categorieën van artikel 6:106 BW valt (PS 2024-0521).

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ps-updates@boom.nl.

Met vriendelijke groet,

Ilona van der Zalm & Armin Vorsselman 
PS Updates

Hoge Raad

Hof

Rechtbank