Update
Geachte heer/mevrouw,
Bijgaand treft u een nieuwe PS Updates aan.
Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de sinds de vorige nieuwsbrief verschenen uitspraken, die te raadplegen zijn via de hyperlinks onder aan deze nieuwsbrief. Wij lichten de volgende uitspraken hier voor u uit.
Kosten traplift en aanleg zwembad: redelijke kosten ex artikel 6:96 BW?
Deelgeschil. Een man is geraakt door een schot hagel bij een ongeval met een jachtgeweer. Dit ongeval heeft ernstig beenletsel veroorzaakt. De eigenaar van het jachtgeweer heeft aansprakelijkheid erkend. De kwestie die wordt voorgelegd aan de rechtbank is of de eigenaar van het jachtgeweer een vergoeding dient te betalen voor de platformlift en het voor de revalidatie bedoelde overdekte zwembad die de man heeft laten plaatsen. De man met het letsel stelt dat hij door de lift en het zwembad zich ten tijde van COVID-19 zo optimaal mogelijk heeft kunnen herstellen door thuis te revalideren. De rechtbank stelt dat een traplift een redelijke voorziening is, maar dat er had kunnen worden volstaan met een reguliere traplift. De rechtbank veroordeelt de eigenaar van het jachtgeweer tot betaling van € 10.000 voor de kosten van de lift. De kosten van het zwembad hoeft de eigenaar van het jachtgeweer niet te vergoeden omdat het plaatsen van het zwembad geen verantwoorde maatregel was aangezien de man andere, mindere kostbare, mogelijkheden had om te werken aan zijn herstel (PS 2024-0516).
Motiveren na toewijzing immateriële schade op grond van artikel 6:106 BW.
Strafrecht. Een man is in hoger beroep onder meer veroordeeld voor bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht en bedreiging met zware mishandeling. Aan de benadeelde partij, die bedreigd is geweest, is een bedrag van € 200 aan immateriële schadevergoeding toegekend. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het hof wat betreft de beslissing over de door de benadeelde partij gevorderde immateriële schadevergoeding en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Het besluit is onvoldoende gemotiveerd nu de vordering namens de verdachte gemotiveerd is betwist. Daarbij is van belang dat uit de overwegingen van het hof niet kan worden afgeleid op welke in artikel 6:106 BW vermelde grond en op welke door het hof vastgestelde omstandigheden het hof de toewijzing van dit deel van de vordering van de benadeelde partij heeft gebaseerd (PS 2024-0519).
Smartengeld vanwege het doden van een schaap.
Strafrecht. De verdachte wordt veroordeeld voor het medeplegen van het doden van een schaap. De rechtbank kent € 1.000 smartengeld toe aan de eigenaar van het schaap. Een schaap is sinds de invoering van artikel 3:2a BW geen zaak meer en de rechtbank vindt dat de vordering van smartengeld met andere ogen moet worden bekeken dan de beschadiging van bijvoorbeeld een auto. Sinds enige tijd zijn de maatschappelijke opvattingen over de ‘waarde’ van dieren echter gewijzigd. Dat heeft geresulteerd in invoering van de Wet dieren op 1 januari 2013, waarin de intrinsieke waarde van dieren wordt erkend: dieren hebben een eigenwaarde en zijn wezens met gevoel. Het gedode schaap was voor de eigenaar min of meer te vergelijken met een huisdier. De dood van het schaap en het aantreffen van de restanten in de wei heeft de eigenaar veel gedaan. Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, komt de rechtbank daarom tot de conclusie dat de benadeelde partij door het bewezen verklaarde schade heeft geleden die binnen een van de categorieën van artikel 6:106 BW valt (PS 2024-0521).
Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ps-updates@boom.nl.
Met vriendelijke groet,
Ilona van der Zalm & Armin Vorsselman
PS Updates
Hoge Raad
Hof
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Werknemer is arbeidsongeschikt geworden en de werkgever heeft na twee jaar arbeidsongeschiktheid de arbeidsovereenkomst met hem opgezegd. Werknemer vindt dat werkgever ernstig verwijtbaar dan wel onrechtmatig ten opzichte van hem heeft gehandeld en/of niet heeft gehandeld als goed werkgever op grond waarvan zij een billijke vergoeding/ schadevergoeding aan hem verschuldigd is. Het hof is van oordeel dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever en kent aan werknemer een billijke vergoeding toe van € 17.000 bruto. 21-10-2024
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch Een vrouw werkte in 2017 als uitzendkracht in een magazijn bij een zogenaamd flowrack. Een andere persoon heeft met zijn orderpicktruck het flowrack geraakt. Volgens de vrouw heeft het flowrack haar geraakt waardoor zij letsel heeft opgelopen. De vrouw vordert een verklaring voor recht dat het bedrijf waarnaar zij werd uitgezonden aansprakelijk is voor de schade en een schadevergoeding. De kantonrechter heeft deze vorderingen afgewezen. Het hof bekrachtigt het vonnis. De vrouw heeft nagelaten in hoger beroep feiten en omstandigheden uiteen te zetten die bewijzen dat het door haar gestelde ongeval toch heeft plaatsgevonden. Verder blijkt uit de medische stukken niet dat het gestelde rugletsel van de vrouw veroorzaakt is door een arbeidsongeval. 15-10-2024
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch Hoger beroep van deelgeschil. Een werknemer heeft in 2014 ernstig letsel aan beide onderbenen opgelopen als gevolg van een arbeidsongeval dat plaatsvond in de bedrijfshal van de werkgever. De werknemer bevond zich in een kooipallet die op een palletstapelaar was geplaatst. De kooipallet is na het vrijkomen van de kettingspanning plotsteling naar beneden gekomen. Bij die val is het letsel ontstaan. De kern van dit geschil draait om de vraag of sprake is van dekking onder de polis die door de werkgever (die aansprakelijkheid heeft erkend) is afgesloten bij ASR, de AVB-verzekeraar van de werkgever. Door de werkgever was geen werkmaterieelverzekering of een (kale) WAM-verzekering afgesloten. Het hof volgt, in navolging van de uitspraak in deelgeschil en in eerste aanleg, de stelling van de werknemer dat dekking moet worden verleend onder de AVB-polis niet. Het hof bekrachtigt de beschikking in deelgeschil. 08-10-2024
Rechtbank
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant Strafrecht. Verdachte wordt veroordeeld voor doodslag waarbij heftig geweld is gebruikt. De rechtbank kent € 15.000 shockschade (immaterieel) toe aan de ex-partner van het slachtoffer die het slachtoffer moest identificeren in het mortuarium, waardoor hij direct is geconfronteerd met de ernstige gevolgen van het feit. Deze gebeurtenis heeft tot geestelijk letsel geleid dat gelet op de aard, duur en gevolgen ernstig is. De meerderjarige pleegdochter van het slachtoffer komt een beroep op de hardheidsclausule ex artikel 6:108 lid 4 sub g BW toe aangezien zij op 5-jarige leeftijd bij het slachtoffer kwam wonen en als kind van het slachtoffer werd beschouwd. Bovendien is zij een biologische verwant van het slachtoffer, zij is namelijk de dochter van de zus van het slachtoffer. 06-11-2024
- Rechtbank Rotterdam Strafrecht. Een klusjesman schiet een man dood en wordt veroordeeld voor doodslag. De kinderen, kleinkinderen, schoondochter en geliefde van het slachtoffer vorderen een schadevergoeding. Geen van de benadeelde partijen, behalve de geliefde van het slachtoffer, waren aanwezig bij het schietpartij maar zij zijn wel geconfronteerd met de gevolgen toen zij het slachtoffer zagen in het ziekenhuis. De rechtbank stelt bij hen het immateriële deel van de shockschade naar maatstaven van billijkheid vast op € 5.000. De geliefde van het slachtoffer krijgt een bedrag van € 20.000 aangezien zij samen met het slachtoffer in bed lag en met het vuurwapen werd bedreigd. 04-11-2024
- Rechtbank Oost-Brabant Deelgeschil. Een man is geraakt door een schot hagel bij een ongeval met een jachtgeweer. Dit ongeval heeft ernstig beenletsel veroorzaakt. De eigenaar van het jachtgeweer heeft aansprakelijkheid erkend. De kwestie die wordt voorgelegd aan de rechtbank is of de eigenaar van het jachtgeweer een vergoeding dient te betalen voor de platformlift en het voor de revalidatie bedoelde overdekte zwembad die de man heeft laten plaatsen. De man met het letsel stelt dat hij door de lift en het zwembad zich ten tijde van COVID-19 zo optimaal mogelijk heeft kunnen herstellen door thuis te revalideren. De rechtbank stelt dat een traplift een redelijke voorziening is, maar dat er had kunnen worden volstaan met een reguliere traplift. De rechtbank veroordeelt de eigenaar van het jachtgeweer tot betaling van € 10.000 voor de kosten van de lift. De kosten van het zwembad hoeft de eigenaar van het jachtgeweer niet te vergoeden omdat het plaatsen van het zwembad geen verantwoorde maatregel was aangezien de man andere, mindere kostbare, mogelijkheden had om te werken aan zijn herstel. 29-10-2024
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant Werkneemster verzoekt betaling van een billijke vergoeding. Zij stelt dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst vanwege langdurige arbeidsongeschiktheid het gevolg is van ernstige verwijtbaarheid van werkgeefster omdat het ontstaan van de burn-out van werkneemster is te wijten aan de werkgeefster en het voortduren van de burn-out ook is te wijten aan de werkgeefster. Daarnaast heeft de werkgeefster de re-integratieverplichtingen veronachtzaamd. De kantonrechter oordeelt dat de werkgeefster weleens steken heeft laten vallen, maar dat de aangevoerde gronden onvoldoende zijn voor toekenning van een billijke vergoeding. 23-10-2024
- Rechtbank Gelderland Strafrecht. De verdachte wordt veroordeeld voor het medeplegen van het doden van een schaap. De rechtbank kent € 1.000 smartengeld toe aan de eigenaar van het schaap. Een schaap is sinds de invoering van artikel 3:2a BW geen zaak meer en de rechtbank vindt dat de vordering van smartengeld met andere ogen moet worden bekeken dan de beschadiging van bijvoorbeeld een auto. Sinds enige tijd zijn de maatschappelijke opvattingen over de ‘waarde’ van dieren echter gewijzigd. Dat heeft geresulteerd in invoering van de Wet dieren op 1 januari 2013, waarin de intrinsieke waarde van dieren wordt erkend: dieren hebben een eigenwaarde en zijn wezens met gevoel. Het gedode schaap was voor de eigenaar min of meer te vergelijken met een huisdier. De dood van het schaap en het aantreffen van de restanten in de wei heeft de eigenaar veel gedaan. Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, komt de rechtbank daarom tot de conclusie dat de benadeelde partij door het bewezen verklaarde schade heeft geleden die binnen een van de categorieën van artikel 6:106 BW valt. 11-10-2024
- Rechtbank Den Haag Ambtenarenrecht. Werknemer doet een verzoek om schadevergoeding vanwege slokdarmkanker die volgens de werknemer ontstaan is door blootstelling aan chroom-6 wat aanwezig was op de locaties van de werkzaamheden. In deze zaak staat vast dat de werkgever de zorgplicht heeft geschonden. Dat de werknemer stelt dat er sprake is van schade is niet voldoende; volgens de rechtbank moet aangetoond worden dat er tussen de werkzaamheden en de schade een causaal verband bestaat. De rechtbank gaat uit van het RIVM-onderzoek waarin wordt gesteld dat er geen overtuigende aanwijzingen zijn dat blootstelling aan chroom-6 slokdarmkanker veroorzaakt. De werknemer heeft zelf ook geen medische onderzoeken aangedragen waaruit het verband wel blijkt. Het verzoek om schadevergoeding wordt daarom afgewezen. 08-10-2024